Geef hier een voorstelling van uw organisatie, en meer bepaald van haar Good Food-benadering.

Premies voor de biologische certificering

Regeringsbesluit

Op 22 februari 2024 is het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de steun voor consultancy, de economische transitie en digitalisering verschenen. 

Met dit besluit wil het Brussels Gewest zelfstandigen en kmo's steunen, in het bijzonder zij die opteren voor biologische certificering. 

Micro-, kleine en middelgrote ondernemingen kunnen hiervoor economische transitiesteun krijgen:

  • voor externe consultancyopdrachten in verband met de certificering van biologische producten* (hoofdstuk 3, art. 5, 6°);
  • om externe kosten te dekken die rechtstreeks verband houden met de certificering van biologische producten* (hoofdstuk 3, art. 6, 2°).

*krachtens verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad.

 

Dat besluit is op 26 maart 2024 in werking getreden.

Voor meer informatie kunt u de referentietekst van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 22 februari 2024 raadplegen, net als de webpagina van Brussel Economie en Werkgelegenheid met de voorwaarden om de premie te krijgen, de bedragen van de steun ... : https://economie-werk.brussels/premie-transitie-consultancy.

Deze 2 premies bevinden zich onder ‘steun voor consultancy’. De webpagina van Brussel Economie en Werkgelegenheid is niet helemaal aangepast om te begrijpen hoe u de premie voor de directe kosten van de certificering kunt verkrijgen.

Daarom stellen we voor om u hier meer details te geven en enkele aandachtspunten te belichten.

 

Wie kan ervan gebruikmaken? 

Uw bedrijf moet een kmo zijn met minstens één vestiging in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en actief zijn in één van de in aanmerking komende activiteitensectoren. Opgelet: primaire producenten[1] (landbouwers) en restauranthouders[2] komen niet in aanmerking.

Om in aanmerking te komen voor deze premie moet uw bedrijf: 

  • ook een economisch en commercieel doel hebben en niet voor meer dan 75% door de overheid gefinancierd worden;
  • de afgelopen drie jaar ook geen € 300.000 aan de-minimissteun hebben ontvangen;
  • in orde zijn met betrekking tot de verplichtingen inzake de bekendmaking en neerlegging van de jaarrekeningen in overeenstemming met Boek III van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen;
  • een diversiteitsplan hebben als het bedrijf meer dan 50 werknemers telt.

 

Aandachtspunt voor uw aanvraag

Aanvraag in 2 fases

Opgelet, de aanvraag verloopt in 2 fases: 

  1. Principiële aanvraag: u moet uw aanvraag indienen vóór de datum van de eerste factuur van uw biologische certificeerder (voor het jaar waarvoor u de premie aanvraagt). U ontvangt dan een bevestiging van BEW dat ze in principe akkoord gaan.
  2. Indienen van de factuur: wanneer u de factuur van uw certificeerder ontvangt, dient u deze factuur in om de terugbetaling aan te vragen.

Het is heel belangrijk om deze twee stappen te volgen, want BEW aanvaardt geen verzoek tot terugbetaling van een factuur die al is ontvangen als ze er niet van tevoren mee hebben ingestemd. 

Alle procedures worden online uitgevoerd via uw persoonlijke portaal op de BEW-website. Als u niet weet hoe u zich moet aanmelden op uw persoonlijke portaal, klikt u op ‘Vraag de premie aan’ op de pagina https://economie-werk.brussels/premie-transitie-consultancy

 

Details van het aanvraagdossier

In het dossier :

  • betreft punt 3.2 een consultancy met het oog op het verkrijgen van de biologische certificering: u kunt ook vragen om de kosten vergoed te krijgen van een consultant die u geholpen heeft met uw certificering.
  • verwijst punt 3.5 naar externe kosten. 

 

Hieronder volgt een uittreksel uit deel 2 van het dossier – ‘De aangevraagde premie’.

2.1 Doel van de opdracht

Premie om de externe kosten van etikettering of certificering te dekken

Belangrijke herinnering:

  • BEW ontvangt de aanvraag uiterlijk de dag vóór de datum vermeld op de eerste factuur met betrekking tot de externe kosten. De eerste factuur met betrekking tot de externe kosten is gedateerd uiterlijk zes maanden na de kennisgeving van de toekenningsbeslissing door BEW.
  • De laatste factuur voor de externe kosten is gedateerd uiterlijk zes maanden na de eerste factuur voor de externe kosten.

     

    3.1  Verkrijgen van een label voor de onderneming of één van haar vestigingen in het Gewest.

    3.2  Certificering van biologische producten krachtens verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad.

    3.3  Audit, in het kader van de productie van goederen, met betrekking tot de energieprestaties van de productiemiddelen of het gebruik van grondstoffen door de productiemiddelen, met uitzondering van opdrachten met betrekking tot gebouwen of de productie, de distributie of het beheer van energie, elektriciteit of water.

    3.4  Dekking van externe kosten die rechtstreeks verband houden met het verkrijgen van een label voor de onderneming of één van haar vestigingen in het Gewest.

    3.5  Dekking van de externe kosten die rechtstreeks verband houden met de certificering van één van de producten van de begunstigde als biologisch product krachtens verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad.

_____

 

Vernieuwbare aanvraag

U kunt uw aanvraag verlengen voor elke nieuwe certificering. Er is geen tijdslimiet. Het aantal gesubsidieerde certificeringen - alle certificeringen samen: voorbeeldlabel of biologische certificering - is echter beperkt tot 10 over 4 kalenderjaren. De periode van 4 jaar wordt berekend op voortschrijdende basis. over een periode van 4 jaar kan een bedrijf bijvoorbeeld 1 B Corp en 9 biologische certificeringen aanvragen. Als het bedrijf 5 certificeringen aanvraagt in 2025 en 5 in 2026, komt het pas in 2029 in aanmerking voor een nieuwe subsidie. 


[1]Actoren met een NACEBEL A-code zijn uitgesloten van BEW-premies.

[2]Restaurants zijn gecertificeerd via het Biogarantie-label en niet via Europese certificering. 

Overheidssteun

Schijf van vijf kwartet

Kenmerken:
Doel: Stimuleert taalontwikkeling door slimme vragen te stellen en goed op te letten. 
Kwartet: Vind vier dezelfde kaarten van het betreffende onderwerp.
Oefenvorm: Ontdekken van de verschillende voedingsgroepen. 
Leeftijd: Geschikt voor alle leeftijd.
Aantal spelers: 2 tot 4 spelers.
Speelduur: Ongeveer 15-20 minuten per spel.

Speluitleg:
Het spel werkt volgens het bekende kwartetprincipe, waarbij spelers setjes van vier bij elkaar horende kaarten proberen te verzamelen.
In het geval van de schijf van vijf zijn deze sets gebaseerd op verschillende voedingsgroepen. 
 

Inhoud van het spel:
40 kaarten met 8 sets.

Materialen

Hoe kunt u een eventuele bodemverontreiniging in uw moestuin identificeren?

Kweek uw groenten op een gezonde bodem!

U wilt groenten of fruit telen? Een uitstekend idee! Eerst en vooral moet u de kwaliteit van de bodem kennen waarin ze zullen groeien: is hij vruchtbaar, bevat hij veel organisch materiaal? En denk eraan: een gezonde bodem is een bodem zonder verontreinigende stoffen! Bodemverontreiniging ziet u niet met het blote oog, maar ze kan de kwaliteit van uw voedselproductie beïnvloeden. Ze kan ook impact hebben op uw gezondheid en leefomgeving. 

U hoeft zich echter geen zorgen te maken, een mogelijke bodemverontreiniging hoeft geen rem te zetten op uw voedselproductie. Maar u moet wel waakzaam blijven:  terreinen waarop nooit menselijke activiteit heeft plaatsgevonden, zijn zeldzaam of zelfs onbestaand. In ons Gewest, waar vroeger industrie aanwezig was en dat sterk verstedelijkt is, zijn een aantal terreinen waarschijnlijk verontreinigd. 

Hoe herkent u bodemverontreiniging in een moestuin?

Sommige elementen die op verontreiniging wijzen, kunnen aan de hand van de geur of op basis van waarneming worden vastgesteld:

  • Wanneer er asresten of brokken teer aanwezig zijn, kan de bodem verontreinigd zijn met koolwaterstoffen(PAK's).
  • Wanneer er een olievlek op een waterplas drijft of u olie ziet/ruikt in de grond, kan de bodem verontreinigd zijn door brandstoffen, oplosmiddelen of smeerolie.

Ook de plaats en de omgeving goed observeren kan aanwijzingen geven voor een eventueel risico van bodemverontreiniging:

  • De aanwezigheid van afval waarin vloeistoffen werden bewaard (bijvoorbeeld lege olievaten, bussen met oplosmiddelen …)
  • Bouwafval (bijvoorbeeld plaatijzer, metalen, aanvulgrond …)
  • Sommige bedrijven kunnen bodemverontreiniging veroorzaken door de aard van hun activiteiten (bijvoorbeeld vervuiling met minerale olie kan afkomstig zijn van garages waar voertuigen worden onderhouden)
  • Oude spoorwegterreinen kunnen opgehoogd zijn met as.
  • Een zone waar er een interventie van de brandweer nodig was naar aanleiding van een brand

Meer informatie hierover vindt u op onze webpagina’s:

Hoe weet u of uw terrein verontreinigd is? Heel eenvoudig volg de 6 stappen van de gids ‘bodemanalyse voor telen in de stad’.

Een aantal goede praktijken en preventiemaatregelen volstaan om de verontreiniging een halt toe te roepen.

Welke chemische stoffen kunnen uw moestuin verontreinigen?

De verontreiniging van de bodem kan verschillende oorzaken hebben:  een economische, ambachtelijke of industriële activiteit; ophoging van een terrein met vervuilde materialen; gebruik van chemische pesticiden; gebruik van blusschuim bij een brand; …

Dit zijn de 6 belangrijkste stoffen die een moestuin kunnen verontreinigen

Zware metalen

De “zware metalen” zijn een uitgebreide klasse van chemische elementen. Sommige zware metalen die in het milieu aanwezig zijn en een bepaalde drempel niet overschrijden, worden niet als toxisch beschouwd. Sommige zijn van nature in een bepaalde concentratie aanwezig in de bodem of het grondwater, zoals koper, zink of ijzer.

Andere zware metalen kunnen zeer toxisch zijn voor mens en milieu, afhankelijk van hun aard en concentratie, onder meer lood en cadmium.

Polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK's)

Er zijn tal van PAK-verbindingen en ze kunnen erg giftig zijn. Ze ontstaan voornamelijk na een onvolledige verbranding: autobrandstoffen, hout, steenkool, verbrandingsovens ... Een gedeelte van die specifieke verontreiniging is kankerverwekkend. We vinden PAK’s o.a. in opgehoogde grondlagen, brokken teer en asresten.

Minerale oliën

Minerale oliën zijn een groep chemische stoffen afgeleid van ruwe olie, die overal in onze maatschappij aanwezig zijn en toxisch kunnen zijn … Stookolie, brandstoffen, smeerolie voor voertuigen of tuinmachines. Sommige minerale oliën worden ook als ontvettings- of oplosmiddel gebruikt, zoals white spirit.

Pesticiden

Vroeger werden chemische pesticiden algemeen gebruikt. Veel van die stoffen zijn helaas moeilijk afbreekbaar en blijven lange tijd in de bodem aanwezig. Ze zijn schadelijk voor de mens ook giftig voor veel dier- en plantensoorten

PFAS

PFAS zijn door de industrie gemaakte verbindingen die niet van nature voorkomen. Deze stoffen komen voor in veel producten en voorwerpen die we in het dagelijks leven gebruiken, o.a. in papieren voedselverpakkingen (voor fastfood of pizza's), in de coatings van Teflon® anti-aanbakpannen, in cosmetica, in waterdichte kleding en sommige brandbestrijdingsschuimen .... 

PFAS worden ook wel 'eeuwige' chemische vervuilers genoemd, omdat ze niet gemakkelijk afbreken,  honderden jaren in het leefmilieu aanwezig blijven en uiteindelijk terechtkomen in levende organismen, waaronder de mensen.

ASBEST

Asbest is een materiaal met een sterke vezelstructuur, waardoor het verwerkbaar is tot een eindproduct met specifieke eigenschappen (isolerend vermogen, brandwerend, zuurbestendig, sterk en flexibel). Sinds 1998 is het produceren, verhandelen en hergebruiken van asbest verboden, maar door zijn vele toepassingen is asbest wijd verspreid in onze leefomgeving. Inhalatie van asbestvezels brengt echter serieuze gezondheidsrisico’s met zich mee.

Praktische gids ‘bodemanalyse voor telen in de stad’

Hoe weet u of uw terrein verontreinigd is? Heel eenvoudig: volg de 6 stappen van de praktische gids ‘bodemanalyse voor telen in de stad’.

Goede praktijken om bodemvervuiling in de moestuin te voorkomen

  • Gebruik geen toxische producten en vooral geen pesticiden. Zie de tips op onze site: natuurlijke moestuin.
  • Vermijd het uitstrooien van as omdat dit polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK's) of andere verontreinigende stoffen kan bevatten wanneer dit het resultaat is van (onvolledige) afvalverbranding.
  • Gebruik compost van goede kwaliteit en van betrouwbare herkomst, want compost van twijfelachtige herkomst kan vervuilende stoffen bevatten door de aanwezigheid van vervuild organisch afval, bijvoorbeeld groenafval afkomstig van een vervuild terrein. Ook wanneer je grond toevoegt, verzeker je dan van de herkomst.
  • Het toevoegen van goede compost aan je bodem zal het afbraakproces van verontreinigende stoffen zoals polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK's) en resten van pesticiden verbeteren.
  • Gebruik geen regen- of putwater als u vermoedt dat het verontreinigd is.  Het gebruik van water dat afkomstig is van een zinken dak of een dak in asbestcement is af te raden omdat het de bodem kan besmetten.
  • Voer het onderhoud van uw tuinmachines die met benzine werken (bijvoorbeeld bosmaaier, grasmaaier) niet uit in de moestuin.
  • Gebruik geen geschilderde elementen in uw tuin (tuinhuis, afsluiting,..). De verf kan mettertijd loskomen en de componenten kunnen in de bodem terechtkomen.
  • Gebruik geen asbestverdacht materiaal in uw tuin.

Hoe beschermt u zich tegen bodemverontreiniging in de moestuin?

Algemene beschermingsmaatregelen

In het algemeen moet u groenten en fruit altijd wassen voor u ze eet. We raden u ook aan de handen te wassen nadat u in de tuin hebt gewerkt.

Voor u uw moestuin aanlegt

  • De beste manier om het risico dat u in contact komt met een bodemverontreiniging te verkleinen, is de plaats waar u een moestuin wilt aanleggen met zorg kiezen. Kies een geschikte en niet verdachte plaats in uw tuin.
  • Als u al een analyse hebt laten uitvoeren en  drempelwaarde 1  is overschreden voor cadmium, lood, PFAS of asbest of drempelwaarde 2 is overschreden voor minstens één andere parameter, leg dan geen moestuin aan in volle grond ter hoogte van de verontreinigde zone(s). Teel uw groenten in bakken of andere recipiënten die u vult met schone grond en compost waarvan u de herkomst kent.
  • Als u (nog) geen analyse hebt laten uitvoeren, leg dan geen moestuin aan in volle grond in opgehoogde zones met bouwafval, asbestverdacht materiaal, as, enz. Ook zones in de onmiddellijke omgeving van grote verkeersaders, spoorwegen of bepaalde economische en industriële activiteiten worden beter niet gebruikt om een moestuin aan te leggen.
  • Als u twijfelt, kunt u vooraf een bodemstaal laten analyseren om de aanwezigheid van bodemverontreiniging uit te sluiten. Kijk op de sectie: Praktische gis 'bodemanalyse voor telen in de stad'.

Bij het tuinieren

  • Zorg voor een gezonde en vruchtbare bodem. Dat kunt u doen door regelmatig compost of mest aan de bodem toe te voegen. Organisch materiaal in de bodem heeft immers een positief effect op de structuur en het microbiologisch leven in de bodem. Dat kan een impact hebben op de immobilisatie en zelfs de afbraak van bepaalde organische verontreinigende stoffen.
  • Zorg ervoor dat uw bodem niet te zuur is (pH). In zuurdere grond komen zware metalen namelijk gemakkelijker vrij en kunnen ze door de planten worden opgenomen.  Zandgrond is meestal zuurder dan kleigrond. De laboratoria, maar ook bepaalde tuincentra, kunnen de zuurtegraad van uw grond analyseren. Om de zuurtegraad van de bodem te verminderen, kunt u bijvoorbeeld kalk of rijpe compost toevoegen.
  • Laat de grond niet braak liggen. U kunt de bedden bedekken met compost of gehakseld groenafval om te vermijden dat bodemdeeltjes worden verspreid door de wind of de regen. Het bedekken van de bodem helpt ook om hem te beschermen tegen droogte en slecht weer. Bovendien helpt het ook om de groei van onkruid tegen te gaan. 

Speelt het soort groente dat ik kweek een rol bij de bodemvervuiling?

Waarom sommige planten meer verontreinigende stoffen opslaan dan andere, hangt af van verschillende factoren. Het type bodem of de aard van de verontreinigende stof zijn bijvoorbeeld belangrijk.

Met de huidige kennis is het niet eenvoudig om gedetailleerde aanbevelingen te geven voor het type groenten dat u kunt telen afhankelijk van de aanwezige soort verontreiniging.

Globaal kunnen we inzake de verontreiniging met zware metalen het volgende onderscheid maken:

  • Fruit, fruitgroente en granen: zijn het minst gevoelig voor verontreinigende stoffen.

Bijvoorbeeld: tomaten, aubergines, paprika’s, okra (alleen de korrels in de peulen), courgetten, maïs, komkommer, meloenen, doperwten en bonen, uien (alleen de bol) en fruitbomen zoals appel- en perenbomen.

  • Wortelgroenten: kunnen verontreinigende stoffen in de bodem tussentijds binden. Een deel van de zware metalen zal aan de buitenkant van de groenten blijven kleven.  Was ze dus goed of schil ze voor u ze eet.

Voorbeelden: wortelen, bieten, aardappelen en rapen.

  • Bladgroenten en aromatische kruiden: bevatten in het algemeen de grootste concentraties verontreinigende stoffen. Teel ze dus alleen in een niet verontreinigde bodem of teel ze in bakken in geval van twijfel.

Voorbeelden: sla, spinazie, veldsla, verschillende kolen, broccoli, prinsessenbonen en peultjes, tijm.

Meer informatie?

Als u na het lezen van deze pagina’s nog vragen hebt in verband met een eventuele bodemverontreiniging van uw moestuin, kunt u onder meer contact opnemen met:

  • De bodemfacilitator van Leefmilieu Brussel. Hij kan u het beleid voor het beheer van verontreinigde bodems in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest uitleggen.
  • De bodemverontreinigingsdeskundigen. Zij kunnen u informeren over de technische en wetenschappelijke aspecten van bodemverontreiniging, bodemonderzoeken of zelfs de behandeling van een bodemverontreiniging. U moet wel weten dat dit privébedrijven zijn en dat het advies niet gratis is!
  • De erkende laboratoria kunnen u eveneens advies geven in verband met de chemische analyses die u kunt laten uitvoeren.

Er zijn ook organisaties die zich bezighouden met de problematiek van moestuinen in de stad. U vindt ze in ons portaal Good Food.

Bronnen
Voor het samenstellen van deze gids heeft Leefmilieu Brussel zich gebaseerd op zijn ervaringen met de begeleiding van bodemanalyses van collectieve moestuinen, de ervaringen van de “bodemfacilitator”, gesprekken met onder meer laboratoria en OVAM, en het voorbeeld van andere gidsen, zoals de gids van Toronto “From the ground up”.

Disclaimer
Deze aanbevelingen zijn van algemene informatieve aard.
Het Brussels Instituut voor milieubeheer (Leefmilieu Brussel) ziet erop toe dat deze aanbevelingen zo correct en volledig mogelijk zijn, maar kan niet aansprakelijk worden gesteld voor de manier waarop ze worden gebruikt en geïnterpreteerd.
Leefmilieu Brussel geeft geen enkele garantie met betrekking tot de geschiktheid van bodems voor tuinieren of andere situaties die van toepassing zijn op tuiniers. Het is de taak van de tuinier om te zorgen voor geschikte omstandigheden om te tuinieren op de gekozen locatie.

Documentatie

Praktische gids ‘bodemanalyse voor telen in de stad’

Hoe weet u of uw terrein verontreinigd is? Heel eenvoudig: volg de 6 stappen van de praktische gids ‘bodemanalyse voor telen in de stad’!

Stap 1: Info verzamelen ivm de staat van de bodem van uw terrein

Vooraleer tot een bodemanalyse over te gaan, kunt u best zoveel mogelijk informatie verzamelen over uw terrein. Aan de hand daarvan kunt u de eventuele verontreinigingsrisico’s bepalen, de aard van de mogelijke verontreiniging en de zones waar het risico het grootst is. Het is dus belangrijk om deze risico’s vooraf te beoordelen.

De kaart met de staat van de bodem en de PFAS-kaart zijn de gemakkelijkste en belangrijkste hulpmiddelen om na te gaan of uw terrein (mogelijks) verontreinigd kan zijn. U kunt ze gratis raadplegen op de website van Leefmilieu Brussel en ze zullen u helpen om te bepalen of er risico’s zijn voor uw gezondheid. Deze kaarten worden elke dag bijgewerkt op basis van gemelde incidenten, uitgevoerde studies en werken en nieuwe, stopgezette of overgedragen activiteiten.

Kaart met staat van de bodem

  • Mijn terrein is niet opgenomen in de bodeminventaris

Dit betekent dat Leefmilieu Brussel niet over informatie over een mogelijke bodemverontreiniging beschikt. In dat geval raden we u aan de informatie in deze gids te lezen om te weten of een bodemanalyse noodzakelijk is: ga naar stap 2: uw terrein observeren en kennen.

  • Mijn terrein is opgenomen in de bodeminventaris

Leefmilieu Brussel kent een categorie toe aan elk perceel dat in de bodeminventaris is ingeschreven.
Deze categorieën werden oorspronkelijk niet gedefinieerd met het oog op stadslandbouw. De onderstaande tabel geeft voor elke categorie indicaties betreffende de aanleg van een moestuin.

Tabel: categorieën bodeminventaris

Uw terrein behoort tot categorie:Wat moet u doen?
0 (geel)
Mogelijk verontreinigde percelen
Deze categorie bevat de terreinen waar verontreiniging wordt vermoed. Het is dus aan te raden bodemanalyses uit te voeren vooraleer met het telen te beginnen. In geval van (onder andere) een verkoop van het terrein  is een verkennend bodemonderzoek verplicht. In overeenstemming met de geldende wetgeving zal een bodemverontreinigingsdeskundige dit verkennend bodemonderzoek uitvoeren. Hij kan ook onderzoeken of uw moestuin al of niet verontreinigd is.
Deze categorie kan overlappen met een van de onderstaande categorieën en in dat geval zijn er al bodemonderzoeken beschikbaar.
1 (groen)
Niet-verontreinigde percelen
Er zijn al bodemonderzoeken beschikbaar : uw terrein is niet verontreinigd. Indien er boringen ter hoogte van de moestuin, boomgaard of het pluimvee uitgevoerd werden, kunt u deze zonder problemen verder zetten of starten. Indien de locatie ervan niet onderzocht werd, raden we u aan om de informatie in deze gids te lezen om te weten of een bodemanalyse noodzakelijk is: ga naar “Stap 2: uw terrein observeren en kennen”.
2 (lichtblauw)
Licht verontreinigde percelen zonder risico

Er zijn bodemonderzoeken beschikbaar: uw terrein is licht verontreinigd. Indien er boringen ter hoogte van de moestuin, boomgaard of het pluimvee uitgevoerd werden, kunt u deze zonder problemen verder zetten of starten. Zo niet raden we u aan om   de informatie in deze gids te lezen om te weten of een bodemanalyse noodzakelijk is: ga naar “Stap 2: uw terrein observeren en kennen”.

Aandachtspunt: als u zich in een industriezonebevindt, zullen de gehanteerde verontreinigingsnormen minder streng zijn. De verontreiniging kan dus aanzienlijk zijn, maar het terrein zal tot categorie 2 behoren. U moet dus de resultaten van het onderzoek opvragen en ze analyseren.

Als u zich daarentegen in een groene zone bevindt, zullen de normen strenger zijn.

3 (donkerblauw)
Verontreinigde percelen 
Uw terrein is verontreinigd. Een analyse van de uitgevoerde bodemonderzoeken is nodig om na te gaan of er zones op het terrein zijn waar het houden van een moestuin, boomgaard of pluimvee mogelijk is (zones waar de bodem niet verontreinigd is). Betreft het een verontreiniging met Lood, Cadmium, PFAS, pesticiden of asbest, in de bovenste 60 cm, dan is het houden van een moestuin, boomgaard of pluimvee ter hoogte van de verontreiniging niet toegestaan. Betreft het een verontreiniging met andere parameters dan dienen de gebruiksbeperkingen opgelegd in de risicostudie gevolgd te worden. De bodemfacilitator kan u helpen bij de interpretatie van de bodemonderzoeken.
4 (Paars)
Verontreinigde percelen in onderzoek of behandeling
Uw terrein is verontreinigd en er worden onderzoeken uitgevoerd. Het houden van een moestuin, boomgaard of pluimvee is niet toegestaan op een bodem die in de bovenste 60 cm verontreinigd is met Lood, Cadmium, PFAS, pesticiden of asbest. Betreft het een verontreiniging met andere parameters dan dienen de gebruiksbeperkingen (opgelegd na het afsluiten van de bodemprocedure) gevolgd te worden. Raadpleeg de uitgevoerde bodemonderzoeken om na te gaan in welke zones het houden van een moestuin, boomgaard of pluimvee mogelijk is (de zones waar de grond niet verontreinigd is). De bodemfacilitator kan u hierbij  helpen.

*De normen worden bepaald op basis van het gewestelijk bestemmingsplan dat u kunt raadplegen via deze link.

Hoe kunt u de gedetailleerde resultaten van de uitgevoerde bodemonderzoeken verkrijgen?

Mits schriftelijke toestemming van de persoon die het onderzoek heeft laten uitvoeren (de eigenaar of uitbater van het terrein), kunt u Leefmilieu Brussel een elektronische kopie van het onderzoeksrapport of de niet-technische samenvatting vragen. Die aanvraag is betalend (de niet-technische samenvatting is gratis) en gebeurt via een formulier dat beschikbaar is op de website van Leefmilieu Brussel of via het platform IRISbox, het elektronische loket van het Brussels Gewest. 

PFAS-kaart

Dit betekent dat volgens de informatie waarover Leefmilieu Brussel beschikt er geen theoretisch risico is op een verontreiniging met PFAS. In dat geval raden we u aan de informatie in deze gids te lezen om te weten of een bodemanalyse noodzakelijk is: ga naar “Stap 2: uw terrein observeren en kennen”.

Dit betekent dat volgens de informatie waarover Leefmilieu Brussel beschikt er een theoretisch risico is op een verontreiniging met PFAS. Afhankelijk van de kleur van uw terrein is dit risico groot of zeer groot. Er is een vermoeden van verontreiniging, in dat geval is het aangeraden om bodemanalyses uit te voeren vooraleer u begint te telen.

Stap 2: Uw terrein observeren en kennen

Het terrein systematisch observeren geeft een goede indicatie van de elementen die het mogelijk verontreinigen of verontreinigd hebben.

U kunt ook meer informatie inwinnen over de geschiedenis van het terrein, bijvoorbeeld bij de buren of de gemeente.

Doe de test: als het antwoord op een van de volgende vragen JA is, kan de bodem van uw terrein verontreinigd zijn:

  • Is/was er een stookolietank aanwezig?
  • Bevinden er zich bussen of flessen met (resten van) gevaarlijke producten (gebruikte olie, oplosmiddelen enz.) op het terrein?
  • Ziet u as op de bodem (bijvoorbeeld afkomstig van een allesbrander)?
  • Is de bodem opgehoogd (in dat geval bevat hij meestal bouwafval, stukken baksteen of zelfs kleine hoeveelheden afval, stukjes plastic …)?

Aarzel niet om de bodem een beetje uit te graven.

  • Ligt er afval (bijvoorbeeld plaatstaal, metalen …)?
  • Ligt er asbestverdacht materiaal?
  • Ruikt de bodem verdacht naar olie of oplosmiddelen bijvoorbeeld? (een geur van rottende planten is geen verontreiniging!)
  • Ligt uw terrein naast een grote verkeersader (spoorweg, autosnelweg, drukke weg …)?
  • Zijn andere omwonenden of vroegere gebruikers op de hoogte van elementen die op mogelijke bodemverontreiniging kunnen wijzen (vorig gebruik van het terrein bijvoorbeeld) ? Aarzel niet om het hen te vragen!
  • Is er een interventie van de brandweer geweest ten gevolge een brand ?

Wat moet ik doen als er elementen zijn die op bodemverontreiniging wijzen?

In dat geval is het nuttig om een bodemstaal van één of meer verdachte zones te nemen en het te laten analyseren.

Stap 3: Een laboratorium kiezen

Bepaal, voor u een staal neemt, naar welk laboratorium u uw bodemstalen wilt sturen om ze te laten analyseren.

U kunt kiezen uit: 

Vraag, nadat u een laboratorium hebt gekozen, welke procedure u moet volgen om een analyse aan te vragen (de meeste laboratoria hebben daar aanvraagformulieren voor).

Indien u PFAS wil laten analyseren, vraag dan zeker of dit mogelijk is in het labo dat u hebt gekozen! Op de website van OVAM staat een lijst van labo’s die PFAS in de bodem analyseren. OVAM is echter niet verantwoordelijk voor de volledigheid ervan.

Stuur uw staal zo snel mogelijk naar het laboratorium -via de post of met een koerier- en vraag uw analyse aan (sommige laboratoria hebben een eigen koerier).

Het is aan te raden de eigenaar van het terrein op de hoogte te brengen wanneer u een bodemanalyse laat uitvoeren en hem de resultaten te bezorgen.

Stap 4: Een bodemstaal nemen in uw moestuin

De methode waarmee u de stalen neemt, kan het resultaat van de analyse beïnvloeden en zelfs vervalsen. Het is dus heel belangrijk dat al het materiaal schoon is. U moet het potje voor het staal en het schepje dus goed schoonmaken en grondig spoelen met zuiver water (andere reinigingsmiddelen zijn niet toegestaan). Laat ze daarna in de lucht drogen. Het schepje moet gemaakt zijn van roestvrijstaal. 

De meeste laboratoria beschikken ook over gebruiksklare potjes voor bodemstalen die u vooraf niet hoeft te reinigen of te spoelen.

Welk materiaal hebt u nodig? 

  • Notaboekje en potlood (optioneel)
    • Opgelet: indien u PFAS wil laten analyseren mogen geen hardcovernotitieboekjes of plastiekclipboards gebruikt worden.
  • Nieuwe wegwerphandschoenen of nitril handschoenen voor PFAS
  • Een schoon, onbeschadigd stuk plastic zeil (optioneel)
  • Schone glazen bokaal van minstens 400 ml
  • Schepje of spade
  • Etiketten
  • Koelbox of koelelementen (voor de analyse van de vluchtige stoffen)
    • Opgelet: indien u PFAS wil laten analyseren zijn flexibele koelelementen met koelvloeistof niet toegestaan.

Indien u PFAS wil laten analyseren, moet u ook op onderstaande letten:

  • Vermijd rechtstreeks contact tussen waterdichte kleding en het staal dat u neemt
  • Voorkom dat regenwater via kleding in het staal loopt
  • Gebruik geen kleding dat met wasverzachter gewassen werd
  • Schoenen/laarzen moeten gemaakt zijn van polyurethaan (PU/PUR) of PVC, ze mogen geen Gore-Tex bevatten en niet behandeld geweest zijn met waterafstotende producten
  • Gebruik voor u het staal neemt geen vochtinbrengende middelen, handcrème, zonnecrème, muggenmelk of andere gerelateerde producten

Hoeveel stalen moet u nemen en waar?

Vooraleer u het bodemstaal neemt, kunt u best een schets maken waarop u de plaats aanduidt waar u het bodemstaal gaat nemen. Dat zal u helpen om deze plaats later terug te vinden. 

  • Voor kleine moestuinen (minder dan circa 50 m²) volstaat één staal. 
  • Voor grote moestuinen kan het nuttig zijn om meerdere stalen te laten analyseren. De onderstaande tabel geeft het minimale aantal aanbevolen stalen aan afhankelijk van de oppervlakte van de moestuin:
Oppervlakte van de moestuinAantal stalen
Tussen 50 en 250 m²2 potjes met stalen
Tussen 250 en 500 m²3 potjes met stalen
Tussen 500 en 1000 m²4 potjes met stalen

Voor een geïdentificeerde verdachte zone (bijvoorbeeld waar u een geur van olie of oplosmiddelen waarneemt, een ophoging, een zone waar een interventie van de brandweer ten gevolge een brand geweest is…) raden we aan een gericht staal te nemen. 

Als er meerdere verdachte zones zijn in de moestuin, kunt u ook beslissen om meerdere stalen te nemen. Bijvoorbeeld een staal in een zone waar zich ophogingen bevinden en een staal op een plaats die naar olie of andere stoffen ruikt.

Hoe neemt u een bodemstaal?

Om een stalenpotje te vullen, kiest u 3 plaatsen in uw moestuin en neemt u een schep (met een schepje of een schop) van de eerste 20 cm grond. Meng deze 3 grondstalen (eventueel op een schoon onbeschadigd stuk plastic) en vul de pot tot de rand met deze grond. Raak de grond niet aan met blote handen of vuile handschoenen. 

Als u een staal wilt nemen op een plaats van een verdachte zone, volstaat het om het potje alleen te vullen met grond van deze verdachte plaats (en niet verschillende stalen te mengen). Anders verdunt u het staal en krijgt u minder nauwkeurige resultaten. 

Sluit het potje goed af.

De stalen identificeren

Kleef een etiket op de pot en schrijf er uw naam en de datum van de staalname op. Als u meerdere potjes hebt, vermeld dan ook de plaats waar u de stalen hebt genomen. Dat is belangrijk om daarna de resultaten te kunnen analyseren! De schets die u hebt gemaakt, kan u daarbij helpen.  

Hoe bewaart u het staal?

Zet het staal op een koele plaats. Bewaar het nooit in de zon of in de buurt van een radiator!
Als u uw staal wil laten onderzoeken op vluchtige stoffen zoals oplosmiddelen of bepaalde brandstoffen (bv. benzine), kunt u het staal beter bewaren in een koelbox, of als dat kan, in een koelkast.

Stap 5: Een bodemstaal van uw moestuin laten analyseren

Op welke chemische stoffen moet u het staal laten onderzoeken?

De analyse van polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK’s), zware metalen en minerale oliën is al een goede basis om de staat van verontreiniging van uw moestuin te controleren.
Als u verontreiniging met andere stoffen vermoedt (ontvettingsproducten, benzine, asbest, PFAS, pesticiden enz.), kunt u vragen om het staal op andere, meer specifieke stoffen te onderzoeken. Uw laboratorium kan u informeren over de verschillende analysemogelijkheden.
De resultaten worden meestal binnen een maand verzonden.

Hoeveel kost dit?

Reken 50 tot 60 euro voor de analyse van een bodemstaal op zware metalen, PAK’s en minerale olie (maar soms zijn er meerdere stalen nodig!). De prijzen voor de andere parameters kunnen sterk variëren afhankelijk van de geanalyseerde parameter en kan oplopen tot enkele honderden euro’s. Een analyse op PFAS kost gemiddeld 200 euro. Uw laboratorium kan u informeren over de prijzen van de bodemanalyses.

Stap 6: De resultaten interpreteren

Om te weten of u voorzorgsmaatregelen moet nemen in verband met uw moestuin, kunt u de analyseresultaten die u van het laboratorium hebt ontvangen vergelijken met de drempelwaarden in de onderstaande tabel. 

Waarmee stemmen deze drempelwaarden overeen?

Drempelwaarde 1 stemt overeen met de interventienorm voor een woonzone (volgens het Gewestelijk bestemmingsplan) zoals voorzien door het besluit  tot vaststelling van de interventienormen en saneringsnormen. Het zijn dus de officiële normen waarboven uw terrein als verontreinigd wordt beschouwd als het zich in een woonzone bevindt. Deze normen werden onder meer bepaald op basis van analyses van de risico’s voor de menselijke gezondheid en het milieu. De optiek van ongunstige scenario’s werd weerhouden omdat men rekening houdt met personen die hun gehele leven aan de verontreiniging zijn blootgesteld. 

Drempelwaarde 2 is een concentratie die door Leefmilieu Brussel werd berekend op basis van een risicobeoordelingsmodel, voor een woning met een moestuin. Boven deze berekende concentratie moeten er maatregelen worden genomen om contact met de aanwezige verontreiniging te vermijden en mogelijke negatieve gevolgen voor de menselijke gezondheid te vermijden. 

Stof (mg/kg)Drempelwaarde
1*
Drempelwaarde
2*
 Stof (mg/kg)Drempelwaarde
1*
Drempelwaarde
2*
Zware metalenKoolwaterstoffen
Arseen103103Naftaleen55
Cadmium6/Benzo(a)pyeen3,64,86
Chroom (III)240240Fenantreen65236
Koper1972359Fluoranteen30195
Kwik4,84,8Benzo(a)antraceen10,533
Lood560/Chryseen180375
Nikkel95151Benzo(b)fluoranteen737
Zink3334099Benzo(k)fluoranteen11,537
 Benzo(ghi)peryleen39203920
Indeno(1,2,3-cd)pyreen2037
Stof (mg/kg)Drempelwaarde
1*
Drempelwaarde
2*
 Antraceen7024420
Minerale olieFluoreen39503950
Minerale olie (C10-C40)10001000Dibenz(a,h)antraceen2,94,45
 Acenafteen1430
Acenaftyleen111
Pyreen3952387
Stof (µg/kg)Drempelwaarde 1*Drempelwaarde 2*    
PFASStof (mg/kg)Drempelwaarde 1*Drempelwaarde 2*
PFOA7,9/Asbest**100/
PFOS4,9/    
Som PFAS TOTAAL8/    

** hechtgebonden asbestconcentratie vermeerderd met tienmaal de niet-hechtgebonden asbestconcentratie

Disclaimer:
Leefmilieu Brussel kan noch direct, noch indirect aansprakelijk worden gesteld voor de manier waarop deze aanbevelingen worden gebruikt en geïnterpreteerd. De betrokkene is als enige verantwoordelijk om ervoor te zorgen dat de omstandigheden geschikt zijn om op de gekozen plaats te tuinieren

Wat moet u doen als de gemeten concentratie hoger is dan deze waarden?

Er is geen drempelwaarde overschredenLow concern  (Niet “zorgwekkend”)

Uw terrein wordt niet als verontreinigd beschouwd en u kunt dus met een gerust hart starten met een moestuin of groenten blijven telen in uw moestuin.

Aanbevolen acties niveau 0

 

Drempelwaarde 1 werd overschreden voor minstens één parameter (maar niet voor cadmium, lood, PFAS, pesticiden en asbest)Medium concern (Weinig “zorgwekkend”)

De bodem van uw moestuin is licht verontreinigd. U kunt echter met een gerust hart groenten telen op voorwaarde dat u de volgende richtlijnen in acht neemt :

de aanbevelingen van niveau 0 EN de aanbevelingen van niveau 1

Drempelwaarde 1 werd overschreden voor cadmium, lood, PFAS; pesticiden en/of asbest

OF

drempelwaarde 2 werd voor minstens één andere parameter overschreden 

High concern (zeer zorgwekkend)

Het terrein is verontreinigd en gezondheidsrisico’s kunnen niet uitgesloten worden. Vermijd dus om in volle grond te telen en vermijd elk direct contact met de verontreiniging.

De aanbevelingen van niveau 0, niveau 1 EN de aanbevelingen van niveau 2 dienen in acht genomen te worden

Enkele concrete voorbeelden:  

  • Voorbeeld 1: Voor zink bedraagt drempelwaarde 1 333 mg/kg .
    Het analyseresultaat dat ik van het laboratorium ontvang, geeft aan dat mijn bodem een concentratie van 100 mg/kg zink bevat.  Er is dus geen drempelwaarde overschreden en ik kan groenten telen.
  • Voorbeeld 2: Voor koper bedraagt drempelwaarde 1 197 mg/kg en drempelwaarde 2 2359 mg/kg.
    Het analyseresultaat dat ik van het laboratorium ontvang, geeft aan dat mijn bodem een concentratie van 1200 mg/kg koper bevat. Drempelwaarde 1 is overschreden, maar drempelwaarde 2 niet.  Ik kan groenten telen, maar ik moet de aanbevelingen van niveau 1 in acht nemen.
  • Voorbeeld 3: Voor Cadmium bedraagt drempelwaarde 1 6 mg/kg.
    Het analyseresultaat dat ik van het laboratorium ontvang, geeft aan dat mijn bodem een concentratie van 8 mg/kg cadmium bevat. Aangezien het cadmium betreft en dit één van de uitzonderingen is samen met lood, PFAS, pesticiden en asbest, dien ik niet meer met drempelwaarde 2 te vergelijken, maar kan ik meteen besluiten dat ik geen groenten teel in volle grond ter hoogte van de verontreinigde zone. Ik teel in bakken of verplaats mijn moestuin naar een niet verontreinigde zone.  
  • Voorbeeld 4: Voor benzo(a)pyreen bedraagt drempelwaarde 1 3,6 mg/kg  en drempelwaarde 2 4,86 mg/kg.
    Het analyseresultaat dat ik van het laboratorium ontvang, geeft aan dat mijn bodem een concentratie van 5,9 mg/kg benzo(a)pyreen bevat. Drempelwaarde 2 is overschreden. Ik teel geen groenten in volle grond in de verontreinigde zone, maar ik teel in bakken of ik verplaats mijn moestuin naar een niet verontreinigde zone.

Aanbevolen acties

Niveau 0

Uw terrein wordt niet als verontreinigd beschouwd en u kunt dus met een gerust hart starten met een moestuin, of groenten blijven kweken in uw moestuin. Toch raden we u aan om onderstaande aanbevelingen op te volgen. 

  • Was of schil uw groenten en fruit altijd voor u ze eet.
  • Was uw handen nadat u in de tuin hebt gewerkt.
  • We raden ook aan om uw moestuin te bewerken volgens de goede praktijken voor tuinieren om toekomstige bodemverontreiniging te vermijden.

Niveau 1

Uw bodem is licht verontreinigd. U kunt echter met een gerust hart groenten telen, op voorwaarde dat u de aanbevelingen van niveau 0 en de onderstaande aanbevelingen in acht neemt.

  • Schil wortelgroenten voor u ze eet of bereidt.
  • Zorg voor een variatie in groenten en fruit en wissel af tussen groenten en fruit uit uw eigen tuin en uit de winkel.
  • Vermijd het mee in huis brengen van verontreinigde grond.
  • Niet alle planten zijn even gevoelig voor bodemverontreiniging. Teel geen planten waar verontreinigde stoffen zich opstapelen. Zie: speelt het soort groenten dat ik teel een rol bij bodemverontreiniging?
  • Laat de grond niet braak liggen :
    • Zorg dat de verontreinigde bodem zoveel mogelijk bedekt of begroeid is, zodat er zo weinig mogelijk contact met deze verontreinigde grond mogelijk is en om te vermijden dat bodemdeeltjes worden verspreid door de wind of de regen. U kunt de bedden bedekken met compost of afgehakseld groenafval. In het algemeen is dit ook een goede praktijk om de bodem en het bodemleven te beschermen.
    • Bedek de rest van de verontreinigde zone, die niet zal worden bewerkt, zoals paadjes. Bijvoorbeeld met houtsnippers om te vermijden dat iemand met de bodemverontreiniging in contact komt.

Niveau 2

Uw bodem is verontreinigd en dit kan risico’s inhouden. Neem de aanbevelingen van niveau 0, 1 en de onderstaande aanbevelingen in acht.

  • Teel uw groenten in bakken of andere recipiënten die u vult met schone grond en compost, waarvan u de herkomst kent;
  • Of bedek het terrein met een laag zand van 10 cm dik en hoog het daarna op met minstens 60 cm schone teelaarde zodat de wortels van de planten niet in de verontreinigde zone doordringen;
  • Het houden van kippen ter hoogte van de verontreinigde zone wordt afgeraden zolang er geen fysieke scheiding is met de verontreinigde grond.

U kunt de vastgestelde bodemverontreiniging ook laten saneren, bijvoorbeeld door afgraving. Om het goede verloop van de saneringswerken te garanderen, moet deze verplicht worden opgevolgd door een bodemverontreinigingsdeskundige en een bodemsaneringsaannemer. De verontreinigde grond moet bovendien worden afgevoerd naar een erkend verwerkingscentrum. Een bodemsanering brengt aanzienlijke kosten met zich mee.

Meer informatie vindt u op onze webpagina’s over de behandelingstechnieken

De verontreiniging afbakenen 

In sommige gevallen geeft de observatie van de aard van de bodem al een eerste indicatie van de omvang van de verontreiniging. Als uw terrein bijvoorbeeld een zone bevat waar u alleen natuurlijk zand ziet, en een andere zone die duidelijk werd opgehoogd (heterogene grond die stukken baksteen ed bevat), is de kans groot dat de bodemverontreiniging tot die laatste zone beperkt is.
Als een bepaalde zone of een specifiek staal verontreinigd is, kunt u ook bijkomende analyses laten uitvoeren om de verontreiniging beter af te bakenen.

Als u andere stoffen hebt laten analyseren

Als u analyseresultaten hebt voor andere verontreinigende stoffen dan de bovenvermelde stoffen, kunt u eerst en vooral de resultaten vergelijken met de interventienormen voor een woonzone die werden bepaald door het besluit tot vaststelling van de interventienormen en saneringsnormen.
Als u een bodemverontreiniging vaststelt die deze interventienorm overschrijdt, raden we u aan een bodemverontreinigingsdeskundige te raadplegen om na te gaan welke specifieke maatregelen u moet nemen om elk contact met de verontreiniging te vermijden.

Afhankelijk van de aard van de vastgestelde verontreiniging en de gemeten concentraties, kunnen namelijk andere maatregelen noodzakelijk zijn.

Documentatie

Projectoproep 2024 - Toegankelijkheid van Good Food

Met deze nieuwe editie van de projectoproep "Toegankelijkheid van Good Food" wil het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (door een samenwerking tussen Leefmilieu Brussel en de COCOF) de opkomst van projecten ondersteunen die structurele acties ontwikkelen die de toegankelijkheid van Good Food bevorderen, met name in wijken met een laag aanbod aan toegankelijke Good Food.

Werkt u in de non-profitsector, ontwikkelt u acties en activiteiten in het Brussels Gewest en wilt u een project ontwikkelen om de toegankelijkheid van Good Food te verbeteren, en hebt u financiële steun nodig om de uitvoering ervan te begeleiden? Neem dan deel aan de projectoproep Good Food 2024!

Alle details over de oproep vindt u in het presentatiedocument.

Een intentieverklaring wordt verwacht tegen 20 juni 2024 (verplicht) en de definitieve aanvraag wordt verwacht tegen zondag 18 augustus 2024 (24 uur).

 

De oproep in een notendop

  • Tot wie richt de projectroep zich? De projectoproep is gericht aan alle verenigingen die actief zijn in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
  • Objectief: Deze oproep tot het indienen van projecten heeft tot doel projecten te ondersteunen die de toegankelijkheid van Good Food verbeteren. De projecten moeten voldoen aan de doelstellingen en beginselen van de Good Food-strategie.
  • Wat? De geselecteerde projecten kunnen rekenen op een financiële ondersteuning van 50.000 € tot 75.000 €. De projecten mogen max. twee jaar (24 maanden) duren na de inwerkingtreding van de subsidie.
  • Hoe?
    • Eerste stap (verplicht): Stuur ons vóór donderdag 20 juni 2024 om 12.00 uur een intentieverklaring van uw project aan de hand van het onderstaande formulier, per e-mail naar info@goodfood.brussels. Persoonlijke feedback aan projectleiders zal in de eerste week van juli worden gegeven.
    • Tweede stap: Stuur ons uw aanvraag in te dienen aan de hand van het onderstaande formulier. De aanvraag moet vóór zondag 18 augustus 2024 om 24.00 uur per e-mail worden gestuurd naar info@goodfood.brussels.
  • Vragen? info@goodfood.brussels

Foto © Gaëlle Henkens

Overheidssteun

Controleattest grootkeukens (pro)

Het Good Food controleattest voor grootkeukens richt zich op centrale keukens waar dagelijks een groot aantal maaltijden wordt geproduceerd die bestemd zijn voor kantines in scholen, kinderdagverblijven, woonzorgcentra, bedrijven ... in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Het Good Food label dient o.a. om private en publieke kantines aan te zetten duurzamer te werk te gaan. Voor de grootkeukens bestaat zo’n label niet, terwijl zij toch vaak een belangrijke leverancier zijn van deze kantines.

Daarom werd een attest in het leven geroepen dat als doelen heeft:

  • Aan te geven dat een grootkeuken in staat is om aan de kantines waar ze levert een gamma aan te bieden dat voldoet aan de vereisten van het Good Food label;
  • De toegang tot het label voor kantines te vergemakkelijken.

Het controleattest bestaat dus, anders dan het kantinelabel, niet uit verschillende niveaus (‘vorken’). Meer info over het Good Food label voor kantines

 

Werking

Eerste toegangsvoorwaarde

Een grootkeuken zijn die levert aan een of meer kantines in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Voordelen voor de grootkeuken

Je kan gratis een onafhankelijke audit te laten doen die resulteert in een volledig rapport waarin alle Good Food criteria worden opgesomd waaraan je bedrijf kan beantwoorden.

Dit rapport kan een interessante marketingtool zijn. Het kan dienen om kantines te helpen die op zoek zijn naar een grootkeuken die kan beantwoorden aan Good Food criteria.

Criteria

Het systeem van controleattesten maakt een onderscheid tussen criteria voor centrale keukens en criteria voor geleverde kantines:

Voorwaarden om het controleattest te verkrijgen

De grootkeuken moet bewijzen dat haar voedselaanbod kan beantwoorden aan de wettelijke criteria van het Good Food-kantinelabel.

Voor alle duidelijkheid: het is niet verplicht dat alle kantines die door de grootkeuken worden beleverd voldoen aan de Good Food-criteria.

Engagementen

Als grootkeuken engageer je je de inspecteur voor, tijdens en na de audit alle door hem gevraagde bewijsstukken te bezorgen. Je verbindt je er ook toe om tijdens de hele duur van het attest ter beschikking te blijven en alle door Leefmilieu Brussel en/of de inspecteur gevraagde documenten te bezorgen.

Leefmilieu Brussel en het controleorganisme verbinden zich ertoe geen persoonlijke of economische gegevens te onthullen.

Geldigheid van het attest

  • 2 jaar vanaf de datum van afgifte voor grootkeukens met verschillende klanten en een voedingsaanbod dat kan verschillen naargelang de klant: de centrale keuken levert aan verschillende klanten en voert verschillende contracten en/of overheidsopdrachten uit.
  • 3 jaar vanaf de datum van afgifte voor grootkeukens met een unieke klant. Als deze verschillende kantines heeft, is het voedselaanbod identiek in al zijn kantines.

Het attest vernieuwen

Minimum drie maanden voor het einde van de geldigheidsduur (zie vorige punt), kan je een vernieuwing van het attest aanvragen door opnieuw een kandidaatsdossier in te dienen. Er volgt dan opnieuw een volledige audit, deels administratief en deels ter plaatse.

Prijs van het controleattest

In 2024 is het controleattest gratis voor iedereen. Dit blijft zo vanaf 2025 behalve voor grootkeukens met verschillende klanten en een voedingsaanbod dat kan verschillen naargelang de klant. In dat geval zijn, vanaf 2025, de eerste 13 uur van de controle gratis en worden alle verdere nodige controle-uren aangerekend aan het uurtarief dat op dat moment van toepassing is (op aanvraag).

 

Documenten

Als de audit een positief resultaat heeft opgeleverd, zal het controleorganisme je volgende documenten bezorgen:

1. Het controleattest

Op het attest worden de resultaten samengevat voor elk van de Good Food-criteria waarop de grootkeuken werd gecontroleerd.

Het wordt eveneens gepubliceerd op het Good Food-portaal.

2. Lijst met kantines die in aanmerking kunnen komen voor het Good Food-Kantine label

Deze lijst vermeldt voor elke Brusselse kantine (of groep kantines) die door je grootkeuken wordt bevoorraad, of haar aanbod al dan niet voldoet aan de verplichte criteria van het Good Food-label. De verbeterpunten worden gespecificeerd.

De lijst maakt het gemakkelijk om kantines te identificeren die het Good Food-kantinelabel zouden kunnen aanvragen via het vereenvoudigde aanvraagsysteem. Hij wordt niet gepubliceerd en is enkel beschikbaar op aanvraag voor grootkeukens.

Optioneel: het controlerapport

Als je meer details wilt weten over de resultaten van de audit van je grootkeuken, kan je een uitgebreider rapport aanvragen bij de helpdesk.

Opmerking

Op aanvraag kan een al grotendeels ingevuld kandidaatsdossier bezorgd worden aan kantines die het Good Food-label willen halen en die klant zijn bij een grootkeuken die een controleattest ontving. Het dossier bevat de resultaten van de audit van de grootkeuken.

Dit document wordt niet gepubliceerd en niet doorgegeven aan de grootkeuken. Het wordt enkel op aanvraag bezorgd aan de hierboven beschreven kantines.

 

Communicatie over het controleattest

Het controleattest is geenszins een label, enkel een bewijsstuk dat kantines kan overtuigen om met de grootkeuken te werken. De grootkeuken mag in haar communicatie dus ook niet verwijzen naar een label.

Communicatie naar de Brusselse kantines waar de grootkeuken levert, kan wel. Leefmilieu Brussel stelt je daartoe een template ter beschikking en zal zelf ook proactief kantines benaderen die in aanmerking kunnen komen voor het Good Food-label.

Meer details over procedures en voorwaarden zijn te vinden in het document ‘Hulpmiddel voor het controleattest grootkeukens’.

Een controleattest aanvragen

  • Om als grootkeuken je kandidatuur in te dienen, vul je het kandidaatsdossier en de bijlage in en verstuur je het per e-mail naar helpdeskkantine@leefmilieu.brussels
  • Je krijgt dan een link toegestuurd naar een gedeeld dossier waarin je alle gevraagde bewijsstukken kan verzamelen. Je kan hiervoor ook hulp krijgen van de helpdesk.
  • Eens het volledige dossier is ontvangen door Leefmilieu Brussel, zal een onafhankelijk controleorgaan het onderzoeken en een audit van de grootkeuken plannen.

Een meer gedetailleerde beschrijving van het kandidaatsdossier, vind je in dit document.

Overheidssteun

Good Food Kantine-label (pro)

In Brussel worden elk jaar ruim 73 miljoen maaltijden geserveerd in bedrijven, administraties, scholen, universiteiten, kinderdagverblijven, ziekenhuizen en rusthuizen. Al deze kantines kunnen aanspraak maken op het Good Food Kantine-label. Ontdek hier hoe het te verkrijgen.

Steeds meer grootkeukens worden zich bewust van het belang van duurzame voeding. Ze bieden lokale en seizoensgebonden gerechten, bereiden veggiemenu's en organiseren acties om minder voedsel te verspillen. Leefmilieu Brussel wil dat engagement aanmoedigen door hen een evolutief label toe te kennen. Het label helpt grootkeukens om duurzamer te werk te gaan. 

 

Kantine of restaurant?

Het label Good Food-kantine is gericht op catering voor een collectieve voorziening, m.a.w. een kantine.

Dienstverlening voor een collectieve voorziening

Een kantine verleent een dienst aan een collectieve voorziening (zoals een school, bedrijf, administratie, ziekenhuis, kinderdagverblijf, rusthuis, enz.), in tegenstelling tot een restaurant dat zich richt tot particulieren.

Eén maaltijd per dag, meestal 's middags

De meeste kantines bieden uitsluitend een middagmaal. In sommige sectoren (zoals ziekenhuizen, rusthuizen en bepaalde bedrijven) kunnen ze echter tot drie maaltijden per dag aanbieden om te voldoen aan de noden van het personeel (het aanbod is dan niet bestemd voor het grote publiek).

Een beperkt aanbod

Een kantine verwerkt een grote hoeveelheid maaltijden, waardoor het aanbod beperkt is. Restaurants hebben daarentegen een uitgebreidere kaart.

 

Een evolutief label: van één tot drie vorken

Het label dat de kantines krijgen, bevat één, twee of drie vorken. Elk niveau stemt overeen met meer gediversifieerde criteria voor smakelijke, gezonde en milieuvriendelijke voeding.

Eerste vork: de verplichte criteria van het Good Food Kantine-label

Om hun eerste vork te krijgen, moeten de grootkeukens voldoen aan een aantal verplichte criteria, zoals:

  • Een minimale hoeveelheid biologische producten, een vegetarisch aanbod en seizoensproducten aanbieden.
  • Voedselverspilling bestrijden.
  • De klanten informeren en sensibiliseren rond duurzame voeding.

Tweede en derde vork: optionele criteria

Om de tweede en derde vork te krijgen, moet de kantine voldoen aan optionele criteria, waarmee ze hun doorgedreven inzet aantonen. Denk bijvoorbeeld aan de herkomst van eieren, de terbeschikkingstelling van kraantjeswater, een aanbod maatschappelijk verantwoorde producten, enz.

 

De stappen om het label te verkrijgen

Belangrijk: voor een kantine die gebruik maakt van een grootkeuken* om de maaltijden voor haar consumenten te bereiden en te leveren, is de aanvraagprocedure om het Good Food Kantine-label te verkrijgen anders en eenvoudiger dan voor kantines die hun maaltijden ter plekke produceren. De specifieke procedure staat beschreven in het document ‘Good Food kantine beleverd door een grootkeuken – procedure’.

*Een grootkeuken is een keuken die maaltijden produceert voor kantines van collectiviteiten buiten haar productielocatie. Dit houdt in dat er een groot aantal maaltijden per dag wordt bereid, waarvan de meeste aan kantines worden geleverd (een deel van de geproduceerde maaltijden kan in de kantine van de grootkeuken worden geconsumeerd).

1. Het deelnameformulier

Dat formulier bevat de contactgegevens van de organisatie en wordt ondertekend door de directie. Heeft de organisatie meerdere vestigingen, dan moet een dossier worden ingediend voor elk van deze vestigingen.

2. Gratis begeleiding

Gespecialiseerde consultants bieden de kandidaatorganisaties gratis begeleiding om hen te helpen het label te behalen. Daarnaast worden ook een gratis opleidingscyclus en bewustmakingssessies georganiseerd.

3. Het kandidaatsdossier

Uiterlijk een jaar na de verzending van het deelnameformulier moet het volledige kandidaatsdossier worden ingediend. De kandidaatsdossiers kunnen 2 keer per jaar (vóór de 2e maandag van maart en oktober) worden ingediend. 

Om de procedure te vereenvoudigen, hebben we twee nieuwe documenten gemaakt:

  • een vereenvoudigd aanvraagformulier dat u moet invullen en ondertekenen.
  • een document voor zelfcontrole dat u moet invullen volgens de criteria waaraan u voldoet.

De criteria en documenten worden regelmatig geüpdatet. Het is daarom belangrijk om bij de voorbereiding van uw dossier de laatste versies van het vademecum, het auto-controledocument en het kandidaatsdossier te downloaden. U vindt deze steeds onderaan deze pagina.

Aanpassingen aan het vademecum worden 1 keer per jaar doorgevoerd en zijn geldig vanaf de 2de maandag van oktober. 

4. De controle

Een onafhankelijk controleorgaan voert de controle uit. Indien toepasselijk, wordt een bezoek  gepland om de naleving van de criteria, de menu's, de facturen van leveranciers en de certificaten te controleren.

5. Een label voor drie jaar

Het label is drie jaar geldig. Tijdens die periode kunnen controles worden georganiseerd. Daarna kan een aanvraag voor een verlenging worden ingediend. Een nieuwe kans voor een vorkje meer!

 

Gelabelde kantines

Kinderdagverblijven, rusthuizen, ziekenhuizen, bedrijven, scholen ... Het aantal Brusselse kantines met het Good Food-label neemt voortdurend toe. Om de kantines en hun aanpak te kennen, klik hier!

 

Volgende deadline voor kandidaatsdossiers

Maandag 13 oktober 2025

Overheidssteun

Gedifferentieerde prijsweergave

Bent u handelaar en wilt u uw producten verkopen volgens een gedifferentieerd prijsstelsel? Dat is mogelijk, zolang u de paar regels in dit artikel volgt! 

Om hun producten voor alle budgetten toegankelijk te maken kiezen sommige handelszaken voor een gedifferentieerd prijssysteem. Dit is bijvoorbeeld het geval voor Le Pain Levé in Schaarbeek, die haar brood verkoopt volgens een “driekleurig” systeem.

  • De paarse prijs is de middenprijs, de basisprijs, die de bakkerij draaiende houdt.
  • De blauwe prijs, 20% lager dan de paarse prijs, is toegankelijker en bedoeld voor minder bevoorrechte mensen.
  • De oranje prijs, 10% hoger dan de paarse prijs, is bedoeld voor mensen met meer middelen en maakt het de bakkerij mogelijk om de blauwe prijs aan te bieden.

Wees wel voorzichtig : als u er voor kiest om een soortgelijk systeem te gebruiken moet u voorzichtig zijn met hoe u deze informatie communiceert aan uw klanten. 

De hoofdregel is dat voor een specifiek product er slechts één prijs kan (en moet) weergegeven worden.

Als u een gedifferentieerd prijssysteem toepast moet u dit dus globaal communiceren en niet per product.

 

Wat verboden is

  • Verschillende prijzen voor hetzelfde product weergeven:
    • Bijvoorbeeld: als u een brood verkoopt, mag u er geen prijskaartje met “3,20€ / 4€ / 4,40€" voor plaatsen.

 

Wat toegestaan is

  • In de winkel een mededeling plaatsen met een algemene uitleg van het gedifferentieerd prijssysteem:
    • Bijvoorbeeld: “Paarse prijs = basisprijs ; blauwe prijs = -20% ; oranje prijs = +10%”
  • Voorbeelden weergeven die illustreren hoe dit systeem wordt toegepast, zonder dat deze voorbeelden uitdrukkelijk gekoppeld worden aan een specifiek product:
    • Bijvoorbeeld: “Als de paarse prijs 4€ is, dan is de blauwe prijs 3,20€ en de oranje prijs 4,40€”
Reglementering

ENTIER

Ter info, de hoofdtaal van deze acteur is Frans.

 

ENTIER, l’ASBL qui réunit éleveurs et restaurateurs  

ENTIER est né de la volonté de Restaurateurs de se regrouper pour accéder en direct à des approvisionnements de qualité pour une viande éthique, locale et durable. Leur objectif est de se lier avec les éleveurs belges, relocaliser l’approvisionnement et simplifier la chaîne logistique, mais aussi de s’assurer d’une qualité environnementale et gustative reflétant un terroir aujourd’hui peu mis en avant.

ENTIER vise à reconnecter l’offre et la demande de viande respectueuse de l'environnement, éthique et locale, et surtout à donner à chaque acteur les compétences nécessaires pour créer son propre approvisionnement, de manière indépendante et durable.

Pour cela, nous conduisons trois activités principales :

1. Réseau

Nous vous fournissons un portefeuille d'agriculteurs belges producteurs de viande de qualité et éthique (volaille, porcin, bovin, ovin). Nous aidons l'agriculteur à promouvoir son élevage, ses pratiques et ses produits auprès de restaurateurs soucieux de qualité, prêts à se mouiller pour participer à l'équilibre carcasse. Vous faites partie d'un collectif de chefs qui ont tous pour souhait de soutenir nos éleveurs, avec un achat en toute transparence : c'est l'éleveur qui vous facture directement.

2. Formation

Notre but est de vous former, ainsi que votre équipe, à travailler la totalité des viandes produites dans une carcasse (+/- 6 formations par an sur Bruxelles). Les formations varient : désossage du porc, cours de charcuterie... L'éleveur fait partie du processus d'apprentissage, le boucher et les restaurateurs aussi !

3. Communication

À travers nos événements de rencontre, et désireux de recréer des liens et de l'engagement auprès des citoyens, nous mettons en place des outils de communication vous permettant de sensibiliser votre clientèle en salle et sur les réseaux, afin de promouvoir votre éthique partagée auprès de l'éleveur et de la filière. Ici, on mise tout sur l'humain, la rencontre, on ne promeut par une pratique au détriment d'une autre, on invite chaque citoyen à se rapprocher de l'éleveur, du boucher, de vous, pour mieux comprendre la richesse des métiers de la filière.

 

Nos objectifs

Recréer des liens directs

En 2021, nous avons initié ENTIER à Bruxelles avec l'implication de 15 chefs et éleveurs bios. Aujourd'hui, plus de 50 acteurs nous ont rejoint et nous souhaitons élargir notre champ d'action aux restaurants des grandes villes wallonnes. Chaque semaine, de nouveaux acteurs de la restauration s'insèrent dans l'aventure pour recréer des connexions avec les producteurs locaux de viande biologique : bouchers, gérants de magasins, traiteurs, etc.

Avec eux, le projet ENTIER vise à :

  • Prospecter, créer et animer des liens commerciaux et relationnels entre des chefs engagé·e·s et des producteurs de viande certifiée biologique ;
  • Faciliter la mise en place de filières courtes et durables, grâce à la formation, au partage d'expériences et de compétences, et à la prise en compte par les chefs de l'ensemble de la filière ;
  • Utiliser les talents de communication des chefs et leurs canaux / réseaux populaires pour promouvoir le mouvement Slow Meat, l'agriculture de qualité, la prise de conscience de nos responsabilités en matière de consommation ET de l'importance du maintien d'une activité d'élevage.

Valoriser l'ENTIER

ENTIER tente de changer le regard des consommateurs et des professionnels de l'alimentation sur la consommation de viande.

En Belgique, peu de professionnels et de consommateurs cherchent encore à valoriser autre chose que les "morceaux nobles" et la viande hachée. En formant des chefs et des bouchers et en remettant l'accent sur le travail de la charcuterie, nous voulons réduire le gaspillage alimentaire et redécouvrir des pratiques alimentaires vertueuses. En créant une relation directe entre les agriculteurs biologiques et les chefs, nous relocalisons la production de viande grâce aux méthodes d'agriculture les plus durables possibles.

En sensibilisant les consommateurs par l'intermédiaire des chefs, nous voulons leur faire prendre conscience que la viande est une ressource rare, qui implique l'abattage d'un animal et dont le gaspillage doit être évité à tout prix. Nous voulons montrer que la consommation de viande mérite d'être repensée dans une perspective de résilience et de durabilité.

Coopération et auto-détermination

ENTIER a été conçu et mis en place pour proposer une façon structurée et dynamique d'interagir entre les chefs, les bouchers et les producteurs. ENTIER n'agit qu'en tant que facilitateur pour renforcer les relations entre ces acteurs et permettre à la communauté d'avoir un meilleur accès à l'agriculture biologique.

ENTIER est une association à but non lucratif dont l'objectif est de développer des relations commerciales entre ces acteurs, en construisant des ponts entre les différents domaines d'expertise et de besoins.

Mené par une équipe de chefs et d'éleveurs, ce projet a été construit et restera un outil fait pour les chefs et les éleveurs qui souhaitent participer à la transition du système alimentaire et agricole avec les consommateurs et les producteurs.

Solidarité, durabilité, éducation

Solidarité

En donnant des perspectives commerciales aux éleveurs locaux de produits durables, les chefs leur donnent la possibilité de vivre décemment de leur travail, de renouer avec leur savoir-faire traditionnel et d'apporter leur travail de qualité dans l'assiette du consommateur. Les chefs assument leurs responsabilités et leur solidarité avec les producteurs.

Durabilité

Faciliter la mise en place de filières viandes courtes et durables tout en valorisant l'ENTIER est un double bénéfice environnemental. Les chefs n'utilisent aujourd'hui que 1 % de la carcasse de l'animal. Valoriser un animal entier dans l'assiette du consommateur, qui plus est provenant d'une filière de production biologique non intensive, a un impact positif majeur sur la pérennité de notre système agricole, sur nos habitudes de consommation et évidemment sur les émissions de GES de l'élevage.

Éducation

La communication d'une alimentation de qualité et durable est construite avec les producteurs afin de bien comprendre et de partager les conséquences de ses techniques sur son environnement, son écologie. La diffusion de cette prise de conscience est gérée par les chefs qui agissent en tant qu'ambassadeurs auprès des consommateurs. C'est la communauté qui reproduit et atteint un impact suffisant pour voir des changements dans nos habitudes de consommation.

 

En pratique

Aujourd'hui, ENTIER a la forme d'une ASBL, au sein de laquelle nous demandons à chaque membre une participation financière (cotisation) de 450 € à l'année (déductible dans vos frais). Nous rêvons d'un modèle de coopérative à l'avenir, pour engager encore davantage de citoyens (professionnels et particuliers) dans notre démarche.

Les administrateurs fondateurs de l'ASBL, pour certains, vous sont déjà connus : Denis Delcampe du Tournant, Sara Lenzy de chez Entre Nous, Michel Borsy des Éleveurs, Dominique Jacques de l'Union Nationale des Agrobiologistes Belges (UNAB) et Vincent Pautré (Beef TAKE, MesRillettes, ENTIER) et Laura Duchenne comme co-fondatrice.

Illustratie
Categorie
Doelgroepen
Talen
Frans
Adresse

Rue de Mérode 29
1060 Saint-Gilles
België

Telefoon
+32 478 50 91 53
E-mail
laura@entier.be

Identification de filières porteuses Good Food

Ter info: deze studie bestaat enkel in het Frans

 

Étude, Sytra, 2024, 147 pages

 

Contexte

Les stratégies Good Food 2 (SGF2) et Shifting Economy ont pour ambition de développer l’approvisionnement de Bruxelles en produits Good Food, et ce en stimulant et en structurant l’offre (belge) et la demande (bruxelloise) pour ces produits.

Dans ce cadre, une étude a été réalisée par Sytra afin d’identifier les filières:

  • Qui peuvent être transformées en filières Good Food ;
  • Qui peuvent avoir un impact positif sur l’économie et l’emploi bruxellois ;
  • Qui ont une plus-value pour la Région et sa population.

 

Méthode d’identification des filières porteuses

Une série de huit critères – quantitatifs et qualitatifs - d’évaluation ont été considérés pour identifier les filières :

  • Assiette Good Food (GF) et recommandations du Conseil Supérieur de la Santé (CSS)
  • Part de volume consommé en bio
  • Potentiel de croissance bio
  • (Sur)production en bio
  • Habitudes alimentaires des Bruxellois
  • Activités économiques et création d’emploi en Région de Bruxelles-Capitale
  • Cohérence entre régions
  • Taux d’auto-approvisionnement théorique (TAA)

Un système de score est établi pour évaluer les différentes filières. Ces filières sont ensuite classées via une cotation allant de 5 à 0.

 

Résultats de l’étude

L’analyse, par Sytra, des différentes informations et des critères d’évaluation a permis de donner un score à chacune des filières.

Les filières obtenant le plus haut score sont, dans l’ordre d’importance, les légumes (31), les fruits (28) et enfin les céréales, les légumineuses et la viande bovine (respectivement 24).

Il n’est pas surprenant de trouver le secteur de la viande bovine haut dans le classement étant donné l’importance de l’activité agricole qu’il représente en Belgique et l’importance de l’activité économique de cette filière en RBC. Cependant, la viande n'a pas une place importante dans l'assiette Good Food. La viande bovine figure par ailleurs dans les groupes alimentaires à limiter dans les recommandations du Conseil Supérieur de la Santé (CSS). En outre, la plupart des stratégies européennes poussent à l’adoption de nouveaux régimes (avec plus de protéines végétales et moins de viande) et d’une assiette durable. C'est pourquoi, après concertations entre Bruxelles Environnement, Sytra, et le cabinet Maron, il a été décidé de ne pas faire de la filière de la viande bovine une filière prioritaire.

Les 4 autres filières, à savoir les légumes, les fruits, les céréales et les légumineuses, occupent une place majeure dans l’assiette Good Food et les recommandations alimentaires du Conseil Supérieur de la Santé. Elles font déjà partie des habitudes alimentaires de la population de la RBC et assurent en ce sens une pertinence de l’appui de la RBC à leur développement vers des filières de qualité. À l’échelle nationale, la production de fruits, légumes et céréales est présente dans les différentes régions. Les 4 filières ont une part de production bio existante qui gagnerait à être soutenue et développée par des marchés plus importants et stables. Par ailleurs, elles disposent toutes d’un potentiel de développement en bio important étant donné que leurs activités de production et transformation, ainsi que leur consommation, sont soutenues et encadrées par les stratégies des régions flamande et wallonne. Finalement, la filière céréales est, elle, associée à la plus grande activité économique en termes d’emplois et établissements. Les autres filières présentent des résultats plus faibles sur cet aspect mais sont en voie de développement, notamment grâce à des soutiens de la RBC (BeCircular).

Studies