Le Pain des Trois Arbres

Ter info: dit inspirerende project is alleen beschikbaar in het Frans

 

Un projet qui fédère autour de la Good Food

Le projet est né de la volonté de tisser des liens entre les résidents de la Maison de Soin Psychiatrique Epsylon et leurs voisins. Quoi de mieux que la nourriture (saine !) pour développer une aventure commune ?

C’est donc autour de l’alimentation qu’un petit groupe composé de résidents de la Maison de Soins et de voisins s’est fédéré pour organiser des ateliers de production de pain de qualité avec des produits bio dans la boulangerie super-équipée d’Espsylon.

Parallèlement à ces ateliers réguliers, le groupe a aussi mis sur pied des ateliers « Good Food » à l’occasion de divers plusieurs événements « grand public » dans le quartier: atelier pain au levain et pizza et atelier infusion, jus de fruits et de légumes à l’occasion des Journées vertes, atelier cougnou au moment des fêtes de fin d’année, barbecue Good Food lors de la Fête de la musique…

 

« Faire ensemble » comme moteur de lien

Voisins et résidents s’impliquent ensemble ; le maître-mot est de co-construire les objectifs et de porter les activités en commun.  Le choix de susciter la rencontre autour du « faire ensemble » est aussi une manière de partager l’approche singulière de la Maison de Soins Psychiatriques et de ses ateliers, axés sur le rétablissement par l’activité et le mouvement.

Ce projet permet ainsi de créer un lien social fort entre les résidents de la Maison de Soins Psychiatriques et les habitants du quartier et de démystifier le secteur de la maladie mentale, par la mise en place d’ateliers culinaires divers. Il favorise aussi le partage et la transmission des techniques et recettes de boulangerie notamment et l’expérience de la « Good Food ».

 

Ce projet a été soutenu par Bruxelles Environnement dans le cadre de l’appel à projets citoyens Inspirons le Quartier - volet Good Food en 2021.

Inspirerende projecten

VRAC, het netwerk dat orde op zaken stelt in het bord

Ter gelegenheid van de werelddag van het verzet tegen armoede op 17 oktober werpen we een blik op VRAC (Vers un Réseau d’Achat en Commun), een vereniging die aankopen ‘in bulk’ in haar DNA heeft zitten. Het principe is eenvoudig: inwoners van achtergestelde buurten doen bij lokale producenten groepsaankopen voor gebruikelijke consumptieproducten en profiteren zo van voordelige prijzen. Het netwerk krijgt steun van de strategie ‘Good Food’ en maakt het mogelijk om actief de strijd aan te gaan met de ongelijke toegang tot kwaliteitsvoeding. We zitten samen met Lino Paoletti, operationeel verantwoordelijke, en Laurence Van Malder, coördinatrice van het netwerk VRAC Brussel.

 

Hoe en wanneer is het netwerk VRAC ontstaan?

De vereniging is in 2013 ontstaan in de Franse stad Lyon. Indertijd baatte Boris Tavernier, de oprichter ervan, een restaurant uit en hij sloeg zijn voorraad rechtstreeks in bij producenten uit de streek. Mettertijd creëert hij een solide netwerk van producenten en wordt hij een lokaal aanspreekpunt voor de bewoners. Daaruit zal het idee ontstaan om bewoners in de volksbuurten die door gebrek aan financiële middelen en door de geografische omstandigheden geen toegang krijgen tot kwaliteitsvoeding, in contact te brengen met lokale producenten.

VRAC is gebaseerd op het feit dat je in groep ‘in bulk’ aankoopt, en dus voordeligere prijzen krijgt. De wil om iets te doen aan de kwetsbaarheid aan de twee kanten van het voedingssysteem, dankzij betaalbare prijzen en een degelijke vergoeding van de producenten, staat centraal bij de vereniging. In mei 2022 maakt VRAC France de oversteek naar Brussel.

 

Hoeveel leden hebben jullie vandaag? Wie zijn ze en wat verwachten ze van het VRAC-netwerk?

We tellen bijna 200 leden in Brussel, verdeeld over de 5 gemeenten en wijken waar we aanwezig zijn: Schaarbeek, Elsene, Evere, Anderlecht en de Marollen. De leden hebben uiteenlopende profielen. Dat kunnen mensen zijn die voedselhulp nodig hebben of die geïsoleerd zijn (ouderen, maar niet altijd), alleenstaande moeders, vrouwen die Frans leren, studenten, maatschappelijk werkers … Onze werking is heel flexibel in die zin dat we reageren op de behoeften van onze leden, en hen vooral kwaliteitsproducten aanbieden tegen een betaalbare prijs: geen verplichting om elke maand te bestellen, geen opgelegde minimumhoeveelheden, geen betaling vooraf …

Via het VRAC-netwerk dragen we ook bij aan de sociale samenhang van een wijk, met animatie die draait rond voeding of de uitdagingen die daarbij komen kijken, activiteiten in verband met koken, of boerderijbezoeken. Er zijn mensen die kennis kunnen overbrengen, zoals recepten, technieken om voedsel in te maken of over het gebruik van wilde planten. Dat aspect van gedeelde kennis valt in de smaak bij de mensen.

 

Waarom is het belangrijk om de bewoners van de meest achtergestelde wijken te begeleiden en te sensibiliseren om beter te gaan consumeren? Staan ze daarvoor open en zien jullie veranderingen in hun gedrag?

Het is niet onze bedoeling om ‘de armen op te voeden’, wel om hen de middelen te geven om aan de slag te gaan volgens hun eigen waarden. We zouden zelfs durven stellen dat het nog een stuk belangrijker is om welgestelde mensen te begeleiden en te sensibiliseren om beter te consumeren: velen van hen hebben er immers de middelen voor maar doen het gewoon niet! Tegenwoordig heerst de misvatting dat armen zich niet juist kunnen voeden, niet kunnen koken, niets van voeding afweten ... Maar gezond eten en verantwoord consumeren is niet het alleenrecht van de hogere klassen. Door geldgebrek hebben gezinnen uit de meest achtergestelde wijken niet altijd de mogelijkheid om te kopen wat ze zouden willen en daar komt VRAC in beeld. Wij geven hen concrete middelen om goed te eten, naargelang hun budget en hun wensen, en leveren daarbij inhoud die tot nadenken stemt. Of het nu gaat over gezondheid, smaakvol eten of de wens om hun kinderen kwaliteit te eten te geven, mensen zijn gevoelig voor die problematieken die hen rechtstreeks aangaan. Sommige van onze leden zijn heel goed op de hoogte van wat er schort met het voedselsysteem terwijl het anderen gewoon niet interesseert. Maar het allerbelangrijkste is dat iedereen recht krijgt op voeding.

 

In welke zin is de toegang tot kwaliteitsvoeding fundamenteel als je je in een kwetsbare situatie bevindt?

Het is gewoon een mensenrecht. Wat is er noodzakelijker dan eten? Het staat synoniem voor delen, van voedsel natuurlijk, maar ook van fijne momenten. Als je het vanaf de 10e van de maand moeilijk hebt om jezelf en je kinderen te eten te geven, is er een ernstig maatschappelijk probleem. Het is extreem lastig om het hoofd boven water te houden als daar nog eens financiële moeilijkheden, problemen met huisvesting en werkgelegenheid bij komen. Dan kun je in een negatieve spiraal terechtkomen. Toegang hebben tot kwaliteitsproducten is een stap richting een aangenamer en waardiger menselijk bestaan.

 

Wat wil ‘arm zijn’ in 2023 zeggen in Brussel?

(Te) veel dingen! Ten eerste is voedselhulp een sector die in België al een twintigtal jaar een explosie kent. De FdSS schat dat 600.000 mensen er gebruik van maken, van wie 90.000 in Brussel. Om een beroep te doen op voedselhulp moet je je kwetsbare economische en sociale situatie rechtvaardigen via procedures bij sociale diensten die heel indringend kunnen overkomen. Naar schatting maakt slechts één op vier rechthebbenden er gebruik van. Voedselhulp dient voor crisissituaties en de kwaliteit van de uitgedeelde producten laat vaak te wensen over. Het gaat voor 40% om onverkochte producten afkomstig van de groothandel of de levensmiddelensector. We zijn niet zeker van de hoeveelheden en de kwaliteit ervan schommelt heel sterk. Als je in 2023 met voedselarmoede kampt in Brussel, moet je dus leven met het gebrek aan keuze tussen kwaliteit en kwantiteit, met smakeloze producten zonder ziel en jezelf tegelijkertijd blootgeven om je situatie en je budgetbeheer te verantwoorden.

 

Welke prioritaire acties zijn volgens jullie mogelijk om komaf te maken met de voedselarmoede in Brussel?

Je moet om te beginnen de armoede in het algemeen aanpakken, met name door de minimuminkomens op te trekken. Als mensen meer geld overhouden wanneer alle gewone facturen (woning, energie, onderwijs ...) betaald zijn, zullen ze zelf wel kiezen wat ze willen eten. Het idee van de 'sociale voedselzekerheid'd is een goede optie. Dat idee is eenvoudig: volgens het model van de sociale zekerheid ontvangt elke Belgische werknemer bijvoorbeeld € 150 per maand om uit te geven op erkende plekken. Met zo’n project kun je ‘eters’ en ‘producenten’ met elkaar in contact brengen en kunnen ze het gesprek aangaan zodat iedereen zich bewust wordt van de realiteit van de ander. Het zou jobs opleveren en het thema voedselsoevereiniteit weer op tafel brengen. Maar hoewel die maatregel ingrijpende veranderingen van het voedselsysteem met zich mee zou brengen, kun je de armoede er niet ten gronde mee bestrijden.

 

Hoe heeft de strategie Good Food jullie geholpen om het VRAC-netwerk op te zetten en uit te werken?

Samen met 4Wings Foundation en de Franse Gemeenschapscommissie (COCOF) was het onze eerste geldschieter. Dankzij die steun konden we de vereniging in goede omstandigheden oprichten en een team op het terrein inschakelen dat in contact staat met de bewoners en de buurtverenigingen, maar ook samenwerkt met de producenten voor de logistiek en de bevoorrading. Zo konden we onze eerste groepsaankopen opzetten in Brussel. In ons economische model kunnen we onze leden betaalbare prijzen aanbieden omdat we de kosten van het werk dat de verkochte producten vragen niet doorrekenen. Dat alles zou niet mogelijk zijn zonder de steun van overheden en stichtingen op lange termijn. Dankzij de strategie Good Food zijn we deel gaan uitmaken van een netwerk van professionals die rond dezelfde uitdagingen en problematieken als wij werken.

 

Welke plannen en acties liggen voor dit jaar in het verschiet?

We hebben onze leden gevraagd welke nieuwe producten ze graag in onze catalogus zouden zien. Ze wilden meer producten vervaardigd door Belgische producenten, wat betekent dat we de logistiek moeten ontwikkelen voor verse producten: boter, kaas, yoghurt … en dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan! We blijven groepsaankopen opzetten in nieuwe buurten, zoals de Bemptwijk in Vorst, en in de gemeenten Sint-Jans-Molenbeek, Sint-Joost, Anderlecht en Schaarbeek. We willen onze bestaande groepen die meer permanente kruidenierszaken vragen ook begeleiden. We gaan nadenken over ons bestuur om onze leden meer te betrekken bij onze democratische aanpak, en met het oog op de volgende verkiezingen gaan we de sociale voedselzekerheid serieus aanmoedigen zodat die op de politieke agenda komt. En we willen vooral bewoners, maatschappelijk werkers, producenten en besluitvormers blijven samenbrengen rond het thema van de toegang tot kwaliteitsvoeding!

 

Professionals
Oui
Public cible
Burgers
Professionals

Oasis Heyvaert

Ter info: dit inspirerende project is alleen beschikbaar in het Frans

L'Oasis Heyvaert est un espace de rencontre et de création de liens avec les habitant·e·s du quartier Heyvaert qui a démarré autour d'un projet de potager communautaire dans la cour du Circularium. De nombreuses activités permettant de créer du lien, de sensibiliser au réemploi, au compostage et à la transformation sont organisées régulièrement.

L'Oasis Heyvaert collabore avec différentes associations du quartier. C'est un espace de liberté, de rencontre et de réflexion pour les habitant·e·s et par les habitant·e·s, tout en verdure pour un quartier en transition.

Notre philosophie est de renforcer le bien-être au quotidien et d'ajouter un peu de nature dans notre quartier pour lutter contre l'exclusion sociale et la pollution urbaine.

Ce projet a été soutenu par Bruxelles Environnement dans le cadre de l’appel à projets citoyens Inspirons le Quartier - volet Good Food en 2021.

Inspirerende projecten

Terugblik op de eerste jaarlijkse bijeenkomst van Good Food 2

Op 13 juni bracht Leefmilieu Brussel de actoren van de duurzame voeding in Brussel samen ter gelegenheid van de ‘Eerste jaarlijkse bijeenkomst van Good Food 2’. Het evenement, dat de gelegenheid bood om de eerste verjaardag van de strategie te vieren, de balans op te maken van de vooruitgang en de toekomstige prioriteiten te bespreken, viel in de smaak bij de deelnemers!

 

De Strategie Good Food 2: 1 jaar al

Een jaar nadat de strategie boven de doopvont werd gehouden hebben de partners al mooie resultaten neergezet: de meeste maatregelen zijn immers al genomen.

Een paar hoogtepunten uitgelicht: de opstart van het eerste proefproject voor de transitie van conventionele landbouwers, steun voor de eerste incubator voor voedselverwerkende activiteiten, en de organisatie van de eerste projectoproep ‘toegankelijkheid’ samen met de COCOF. De andere hoogtepunten voor de verschillende pijlers van de strategie (productie, sector, aanbod, toegankelijkheid en bestuur) zijn opgenomen in de volgende infographic:

 

Good Food: synergieën met Shifting Economy en het Geïntegreerd welzijns- en gezondheidsplan (GWGP) 

De staatssecretaris belast met Economische Transitie nam deel aan de festiviteiten om de verwezenlijkingen van dit eerste jaar toe te juichen. “Van bij de start van de denkoefening rond de economische transitie (cfr.: Shifting Economy) wilde ik dat de voedingssector prioriteit kreeg”, beklemtoonde ze. Aangezien hij goed is voor 1 job op 20 en 1 handelszaak op de 3 neemt de voedingssector inderdaad een belangrijke plaats in in de Brusselse economie. De staatssecretaris herhaalde ook dat ze begeleiding en ondersteuning wil bieden aan wie zijn transitie nog niet in gang heeft gezet en voegde eraan toe: “Het is de bedoeling dat de principes van ‘Good Food’ op termijn de norm worden, en geen niche.”

Er zijn niet alleen synergieën met Shifting Economy, de strategie Good Food versterkt ook andere gewestelijke strategieën die betrekking hebben op armoede en het promoten van een gezonde levensstijl. De minister van Leefmilieu en Sociale Actie verwoordt het als volgt: “de toegang tot gezonde kwaliteitsvoeding is een grondrecht, dat jammer genoeg nog steeds ontoegankelijk blijft voor bepaalde mensen. Het was voor ons dan ook cruciaal om het sociale aspect mee te nemen bij de uitwerking van de Good Food-strategie, en ze open te stellen voor zoveel mogelijk doelgroepen. In dat opzicht hebben we bruggen geslagen tussen de Strategie Good Food en andere gewestelijke strategieën op het vlak van armoede en gezondheidsbevordering, zodat voeding er nu op een transversale en meer uitgesproken manier in opgenomen is.”


Rondetafelgesprekken: Op zoek naar oplossingen om de toekomstige uitdagingen aan te pakken

Ondanks die verwezenlijkingen ligt er nog werk op de plank voor de actoren die betrokken zijn bij de strategie. Uit een peiling die AQRATE in 2023 hield bij het grote publiek komen immers de vele uitdagingen naar voren die een duurzamer, inclusiever en gezonder (eco)systeem voor voeding bemoeilijken.

De resultaten tonen vooral aan dat meer dan de helft van de Brusselaars nog steeds de voorkeur geeft aan dagelijkse maaltijden met vlees en (bijna) elke dag vlees of vis consumeert. Bovendien ondervindt ongeveer een derde van de Brusselaars om financiële redenen moeilijkheden om zich te voeden, en de beschikbaarheid van een lokaal geproduceerd aanbod blijft cruciaal om duurzame voedingskeuzes te stimuleren. Voedselverspilling vormt ook een uitdaging.

Om het gesprek aan te gaan over die en heel wat andere uitdagingen, werden er tijdens het evenement rondetafelgesprekken georganiseerd over de productie, over de sector en voedselverwerking, de Good Food-strategie en gender, en de toegankelijkheid van Good Food voor iedereen.

“De rondetafelgesprekken waren voor de actoren op het terrein een fantastische gelegenheid om van elkaar te leren”, vertelt Coline Questiaux, consultant bij Möbius. “Tijdens die gesprekken konden ze vertellen over hun plannen en goede praktijken delen.”

Zo werd tijdens de sessie over de productie ‘Perkuus’ voorgesteld, een project in de buurt van Brussel voor de agro-ecologische en biologische productie van groenten, die in de korte keten worden verkocht volgens een participatief model met zelfoogst en B2B-verkoop. Dat gaf aanleiding tot heel wat vragen over de vergoeding van de producenten, de manier waarop de producten op de markt worden gebracht en de financiering van dit soort project.

De rondetafelgesprekken maakten het ook mogelijk om bij de verschillende actoren te peilen naar de problemen die ze op dagelijkse basis ondervinden en de mogelijkheden die ze ter beschikking hebben voor ondersteuning.

Thomas leidde de sessie over de sector en de verwerking in goede banen: “We kregen de kans om van gedachten te wisselen over het traject van de verwerkers (ondernemers) van de Brusselse voedingssector. Tijdens die gesprekken hadden we het niet alleen over de lacunes in het Brusselse ecosysteem om hen te ondersteunen bij hun ontwikkeling. We verkenden ook mogelijkheden om de hulp, steunmaatregelen, financiering en begeleiding die beschikbaar zijn voor ondernemingen en zelfstandigen die nog maar net van start gaan, zich volop ontwikkelen of hun volledige maturiteit bereiken duidelijker en transparanter te maken!” 

  • Voor meer informatie zijn de notulen van de gesprekken beschikbaar via deze link.

 

Feestelijke afsluiting

De dag werd afgesloten met een laatste feestelijk gespreks- en networkingmoment. De verjaardag van de strategie werd gevierd met een verwijzing naar het Brusselse Good Food, in de vorm van een stukje … worteltaart, uiteraard! 

Op naar volgend jaar om opnieuw de balans op te maken van de voortgang van de strategie!

Professionals
Oui
Public cible
Professionals

Voeding en grote supermarktketens: er komen steeds meer alternatieven bij in Brussel

Bakkers, kruideniers, zaakvoerders van coöperatieve supermarkten of gewone consumenten, het zijn de nieuwe actoren van de voedingssector in de hoofdstad. Met de Strategie Good Food beschikken ze over welgekomen steun om hun ideeën waar te maken en modellen door te voeren die een alternatief bieden voor de traditionele grote winkelketens. Het gaat om een hele sector die zichzelf heruitvindt en de weg opent naar de ecologische en maatschappelijke transitie. Dat doen ze met de korte keten, de strijd tegen voedselverspilling en de terugkeer naar meer sociale connectie.

Goed eten zonder naar de supermarkt te gaan, het kan. In Brussel heeft het model van de grootwarenhuizen, dat in de jaren 1920 vanuit Noord-Amerika kwam overgewaaid, stevig voet aan de grond gekregen zoals bijna overal ter wereld. De producten worden er voorverpakt verkocht met zelfbediening en je legt wat je wilt kopen gewoon in je karretje. “Een van de voornaamste gebreken van het huidige voedingssysteem is dat er een enorme kloof is ontstaan tussen producenten en consumenten, tussen het platteland en de stad”, stelt Denis Hees vast. Hij is medeoprichter van de vereniging Urban Product, waarvan de voornaamste missie erin bestaat “bij te dragen aan de ‘herverdeling’ van duurzame oplossingen”. Met de steun van Good Food stampte hij in mei 2022 het project UP ! Lokal uit de grond, waarmee biologische tuinbouwers hun fruit en groenten kunnen verkopen in de traditionele winkeltjes en kruidenierszaken in de volksbuurt van Kuregem, waar het aanbod duurzame producten gewoonlijk ontbreekt.

 

Terugvallen op de bestaande lokale gemeenschap

Het wiel heruitvinden hoeft niet, want voor Denis zijn de kleine kruidenierszaken in de buurt “er van nature en van oudsher voor de kwetsbare bevolking in Brussel”. “De middenklasse en de overheid zien ze vaak over het hoofd en nochtans zijn ze onmisbaar voor het sociale leven en de gezelligheid in onze buurten”, legt hij uit. “Met hun expertise en hun eigenheid zijn ze de ideale drijvende kracht om gezonde voeding te promoten.” Up ! Lokal bouwt niet alleen voort op een netwerk van bestaande lokale handelszaken, het sluit ook aan bij een meer ‘circulaire’ economie die zo min mogelijk wil verspillen, omdat de onverkochte producten gebruikt worden in de keukens van een naburig sociaal restaurant. Meer algemeen draagt dat ertoe bij dat we een duurzame voedselketen gaan herdefiniëren en structureren om het Brussels Gewest te bevoorraden, wat een van de 5 pijlers van de Strategie Good Food 2 (2022 - 2030) vormt.

 

Iedereen wil gezond eten

Bij de grote supermarktketens en met name de (hard)discounters trekken de systematisch lagere prijzen de minstbedeelden aan, bij wie voeding zwaar doorweegt in het dagelijkse budget. Het merendeel van de producten in de rekken is vaak sterk bewerkt, niet zo voedzaam en smaakvol, heeft een aanzienlijke milieu-impact, en de producenten worden er slecht of weinig voor vergoed. Nochtans “streeft iedereen ernaar zich gezond te voeden”, verzekert Denis Hees ons. “Je moet omstandigheden creëren die iedereen in staat stellen om keuzes te maken waarmee het collectieve recht op gezonde voeding uitgeoefend kan worden.” Volgens hem gebeurt dat met name door “banden aan te knopen met diegenen die ons voeden, de cycli van de natuur te herontdekken, en van voedingskwesties opnieuw een gezellige bedoening te maken”.

 

Samenwerking en solidariteit in de winkel

De coöperatieve supermarkt is een stuk minder onpersoonlijk dan het klassieke grootwarenhuis, en biedt toegang tot lokale kwaliteitsproducten die verkocht worden tegen lagere prijzen. De klanten zijn er tegelijk vennoten en vrijwilligers: ze kopen aandelen en engageren zich om een paar uur per maand aan de kassa te zitten of rekken te vullen. Door die aanpak kan de winkel zijn beheers- en personeelskosten drukken, waardoor ze lagere prijzen kunnen hanteren, wat de leden van de coöperatieve vereniging dan weer ten goede komt.

Le Pédalo werd in 2020 opgericht, in volle coronacrisis. Het is een coöperatieve supermarkt in de gemeente Elsene. De aangeboden producten komen zoveel mogelijk uit lokale korte ketens en variëren naargelang het seizoen. “Het is een alternatief voor de verkoop in grootwarenhuizen dat de consumenten en de producenten toelaat om opnieuw een connectie aan te gaan”, vertelt Melchior, lid van het administratieteam. Het systeem voldoet consistent aan tal van duurzaamheidscriteria die tegenwoordig onmisbaar zijn als je een leefbaar antwoord wilt formuleren op de huidige en toekomstige milieucrisis en sociale crisis.” En omdat het ingaat tegen de eenheidsworst en standaardisering van producten, is Le Pédalo ook een plek voor gesprekken en ontmoetingen die mensen uit de buurt samenbrengt, ongeacht hun sociaal-economische achtergrond, en zo de toegang tot gezonde en duurzame voeding democratiseert.

 

Met welke kleur betaalt u?

In het begin roept de vraag verbazing op maar het went snel. Paars voor de middelste prijs, waarmee “de winkel kan blijven draaien”, blauw voor een 20% lagere prijs en oranje om 10% meer te betalen. Dat systeem met gedifferentieerde prijzen ligt aan de oorsprong van de ‘sociaal geëngageerde bakkerij in eigen beheer’, die Louise, Léa, Sylvain en Colin hebben opgericht. Le Pain Levé is gevestigd in de gemeente Schaarbeek en krijgt steun van Good Food. De bakkerij laat haar klanten de keuze om in functie van hun budget te betalen, zonder dat ze zich hoeven te verantwoorden, en dat verandert heel wat! In de eerste plaats de vertrouwensrelatie met elke klant die mettertijd ontstaat. En het feit dat vaste of toevallige klanten zich de vraag stellen “wat hen een redelijke prijs lijkt als ze kijken naar hun budget en de kwaliteit van de producten die we hen verkopen”, zegt Charlotte Laloire, die bij het project betrokken is.

De zuurdesembroden, de brioches en allerlei andere soorten gebak in de winkel worden gemaakt van biologische bloem en geproduceerd op slechts een vijftigtal kilometer. De andere grondstoffen komen van de coöperatieve supermarkt vlakbij, en de onverkochte producten worden aan organisaties uit de buurt en aan actievoerders geschonken. “We vinden het belangrijk om de lokale voedselketen waarin boeren en ambacht een grote rol spelen te ondersteunen”, licht Charlotte toe. “Zo hebben we meer controle over de kwaliteit van de producten die we gebruiken.”

Seizoensproducten, korte ketens, de strijd tegen voedselverspilling, sociale banden die opnieuw ontstaan en aangehaald worden, voedselgerelateerd burgerschap, toegang voor zoveel mogelijk mensen … dat is wat dag in dag uit dingen in beweging zet voor duurzame voeding in Brussel, en integraal deel uitmaakt van de Strategie Good Food 2. Een avontuur dat Denis Hees goed samenvat: “We gaan de supermarkten niet schrappen, maar we proberen gewoon om naar alternatieven toe te werken die toegankelijk zijn voor iedereen, en het gesprek open te trekken.”

Professionals
Oui
Public cible
Professionals

Infofiches Stadslanbouw - Reglementaire informatie

Bent u op zoek naar informatie over de regelgeving met betrekking tot het opstarten van uw stadslandbouwproject?

De antwoorden op uw vragen vindt u in deze informatiebladen van de Facilitator voor Stadslandbouw voor zowel volle grond als bovengrondse landbouw.

 

Volle grond landbouw

Voor welke inrichtingen is een milieuvergunning noodzakelijk?

Activiteiten, voorzieningen of producten die een effect kunnen hebben op het milieu en op de omgeving, zijn opgenomen in een lijst die werd opgesteld door de gewestelijke administratie. Ze worden in het algemeen "ingedeelde inrichtingen" genoemd.

Indien deze inrichtingen opgenomen zijn in de lijst van de ingedeelde inrichtingen, is een milieuvergunning (of een eenvoudige aangifte) noodzakelijk voor het uitoefenen van de activiteit, voor opslag of voor gebruik van de voorzieningen en de betrokken producten.

Er bestaan 6 klassen van milieuvergunningen (3, 2, 1D, 1C, 1B en 1A) volgens een toenemend milieueffect.

De noodzaak van een milieuvergunning manifesteert zich vooral voor stedelijke landbouwprojecten waarbij dieren worden geteeld of gewasbeschermingsmiddelen worden opgeslagen, of bij diversificatie door integratie van een transformatieprocedé voor plantaardige of dierlijke producten.

Hieronder vindt u voorbeelden met betrekking tot het mogelijke gebruik van de stadslandbouw:

  • Inrichting van klasse 3
  • Inrichting van klasse 2
  • Inrichting van klasse 1B en 1A

Opgelet: de milieuvergunningen hebben een beperkte duur. Ze kunnen evolueren met de tijd. Ze worden meestal afgeleverd voor een duur van 15 jaar, eventueel te verlengen.

De houder van een milieuvergunning kan deze overdragen aan een andere exploitant (overname van een activiteit via een procedure van titulariswijziging). Hij kan ook een aanvraag indienen om de inhoud ervan te wijzigen (verhoging van het activteitenvolume, diversificatie, nieuwe uitrustingen of gebruik van nieuwe producten die wijzigingen teweegbrengen in het risicobeheer…).

Links en hulpmiddelen:

Voor meer informatie:

Voor steun bij het opstellen van uw dossier voor de vergunningen, raadpleegt u:

  • Als particulier: uw gemeente.
  • Voor de ondernemingen: hub.brussels.

------------------

Inrichtingen van klasse 3 :

Gezien het beperkte milieueffect gaat het hier louter om een verplichte aangifte.

Deze aangifte kan – afhankelijk van het geval – onderworpen zijn aan eventuele betaling van administratieve kosten aan de gemeente.

Procedure

Het antwoord wordt binnen een termijn van 20 dagen afgeleverd, en de aangifte heeft meestal een onbeperkte duur.

In de praktijk is in de volgende gevallen een aangifte van klasse 3 voor een stedelijk landbouwproject vereist:

  • De kweek, de opvang, het hoeden of het houden van dieren (1 groot of 6 à 30 kleine dieren), met uitzondering van sommige vogels (rubriek 115), bijenkorven (rubriek 133) en vissen.
  • De generatoren, ontvangers (met uitzondering van zonnecelpanelen) met een vermogen tussen 100 en 250 kVA.
  • De koelsystemen van meer dan 10 kW maar minder dan 100 kW.

Deze aangifte kan bijvoorbeeld gelden voor:

  • Particulieren met een kippenhok (van 6 tot 30 kippen) in hun tuin.
  • Een tuinbouwer die niet anders kan dan een generator te installeren om zijn irrigatiepompen te laten werken op een perceel dat te ver van een elektriciteitsaansluiting verwijderd is.
  • De inrichting van een kleine koelruimte voor de opslag van voedsel in een stedelijke microboerderij.

Inrichtingen van klasse 2 :

De inrichtingen van klasse 2 hebben een bescheiden effect op het milieu en op de buurt.

Concreet is de milieuvergunning klasse 2 vereist voor activiteiten die typisch worden beoefend op schaal van een ambachtelijke KMO, in het kader van een diversificatie of een stroomafwaartse integratie van filières van stedelijke landbouwproducten.

Merk op dat de stedelijke landbouwer – voor zover hij geen te grote hoeveelheden risicoproducten opslaat, het vermogen van zijn uitrustingen beperkt tot 20 kW en zijn personeel beperkt tot minder dan 7 personen – zijn activiteiten mag diversifiëren zonder een vergunning klasse 1B of 1A te moeten aanvragen.

Procedure

Behoudens uitzonderingen (exploitatie door een rechtspersoon) wordt de vergunning klasse 2 afgeleverd door de gemeentelijke autoriteiten.

Het dossier bestaat uit een specifiek formulier waarin de plannen en verschillende beschrijvingen van de inrichtingen opgenomen zijn. Dit wordt onderworpen aan een openbaar onderzoek van 15 dagen.

De kosten bedragen 125 euro; de indicatieve leveringstermijn is 60 dagen.

In de praktijk is in de volgende gevallen een milieuvergunning klasse 2 vereist voor een stedelijk landbouwproject (in de ruime zin):

  • De kweek, de opvang, het hoeden of het houden van 2 tot 30 grote dieren of van 31 tot 300 kleine dieren (behalve vissen), het kweken van 30 tot 300 vogels, meer dan 3 bijenkolonies in bijenkorven, evenals accommodaties voor dierenverkoop (behalve vissen).
  • De generatoren, ontvangers (met uitzondering van zonnecelpanelen) met een vermogen tussen 250 en 1000 kVA.
  • Koelsystemen van meer dan 100 kW, evenals ventilatiesystemen met een debiet van 20.000 à 100.000m³/u (bijv. grote serre).
  • Werkplaatsen voor de voedseltransformatie, uitgerust met drijfkracht tussen 2 en 20 kW, en met minder dan 7 mensen in dienst (bereiding, bewerking, conditionering, bewaring van producten van plantaardige of dierlijke oorsprong, met uitzondering van restaurantkeukens), met inbegrip van slagerij, bakkerij, banketbakkerij, zuivelbedrijf, kaasmakerij, vishandel…
  • Elektrische ovens met een nominaal vermogen van 20 à 200 kW.
  • Confectiewerkplaatsen op basis van dierlijke of plantaardige grondstoffen (huiden, haren, veren, resp. vlechtwerk, textiel…).
  • Composteercentra met een vermogen van 10 à 1000 ton per jaar.
  • De opslag van plantaardige of dierlijke grondstoffen (behalve afval), in een grootteorde van meestal 5 tot 50 ton.
  • De opslag van mest, gier, meststoffen (ook louter chemische) van 300 kg tot 50 ton.
  • De opslag van 100 tot 1000 kg aan niet-professionele gewasbeschermingsmiddelen of elke opslag van professionele varianten tot 100 kg.
  • De opslag van beenderen, kadavers en bijproducten van het slachten, van 250 kg tot 1 ton (25 à 500 kg voor bepaalde categorieën van dierlijk afval).
  • De detailverkoopwinkels van meer dan 1000m².

Voor de opslagplaatsen voor plantaardig materiaal, oliën, was en dierlijk vet (5 à 50 ton) en de detailverkoopwinkels van meer dan 1000m² is een gunstig advies van de DBDMH een voorvereiste voor de milieuvergunning.

Inrichtingen van klasse 1B en 1A :

De inrichtingen van klasse 1 hebben een belangrijk (1B) tot zeer belangrijk (1A) effect op de omgeving en de buurtschap. Voor deze inrichtingen is een milieuvergunning vereist, afgeleverd door Leefmilieu Brussel.

Procedure

De aanvraag omvat deze keer een gedetailleerd onderzoek van het effect van deze inrichtingen: een effectenrapport uitgevoerd door de aanvrager (1B) of een effectenstudie door een erkend studiebureau (1A).

De vraag wordt vervolgens voorgelegd aan het advies van technische experts en van de overlegcommissie, na openbaar onderzoek.

In de praktijk is in de volgende gevallen een milieuvergunning klasse 1B vereist voor een stedelijk landbouwproject (in de ruime zin):

  • De activiteiten opgesomd bij de inrichtingen van klasse 2, maar waarvoor de maximumgrens wordt overschreden (bijvoorbeeld: drijfkracht hoger dan 20 kW, of meer dan 300 vogels).
  • De slachthuizen (openbare en particuliere) voor gevogelte en andere kleine dieren, slachtdieren en andere grote dieren.
  • Dierentuinen, dierenparken die openstaan voor het publiek (bijv. kinderboerderij).
  • Bierbrouwerijen, mouterijen en distilleerderijen en werkplaatsen waar bijbehorende activiteiten plaatsvinden.
  • Biomethaniseercentra.
  • Inrichtingen die gebruik maken van genetisch gemodificeerde en/of pathogene organismen of micro-organismen (GGM of GGO).
  • Bietenrasperij, productie en raffinage van suiker.
  • Werkplaatsen voor de bereiding van azijn en azijnderivaten.
  • Intensieve visteelt en aquacultuur van uitheemse en plaatselijk niet-voorkomende soorten.
  • Vismeel- en visoliefabrieken.

Voor het fokken van meer dan 60.000 hennen of 85.000 kippen, of voor meer dan 3.000 plaatsen voor mestvarkens van meer dan 30 kg en 900 plaatsen voor zeugen is dan weer een milieuvergunning van klasse 1A vereist.

 

Gebruik van pesticiden: lijst van toegestane producten, reglementaire toepassingsafstanden, hoeveelheden.

Gewasbeschermingsmiddelen zijn pesticiden die specifiek worden gebruikt om gewassen te beschermen tegen schadelijke organismen (o.a. insecticiden en fungiciden) of onkruid te bestrijden (herbiciden). Ze worden zowel in de landbouw als in tuinen gebruikt. Het gebruik van deze producten mag enkel worden overwogen als laatste redmiddel in het kader van de geïntegreerde strijd, d.w.z. wanneer alle niet-chemische (fysieke, manuele, mechanische, teelt-, thermische of biologische) alternatieve methoden ondoeltreffend blijken bij de controle van een schadelijk organisme onder een aanvaardbare drempel.

Keuze van het product

  • Het is verboden gewasbeschermingsmiddelen te houden of te gebruiken die niet toegelaten zijn in België. Alle producten die op de markt mogen worden gebracht in België kan u terugvinden door de federale website Fytoweb te raadplegen.  
    De producten voor amateurgebruik bevatten een "G" in hun toelatingsnummer voor garden (bijv. 9524G/B), terwijl de producten die voorbehouden zijn voor professioneel gebruik een "P" bevatten voor professioneel (bijv. 1044P/B)De toegelaten pesticiden zijn enkel toegestaan voor bepaalde teelten en bepaalde organismen. De dosis, gebruiksfrequentie en eventuele specifieke maatregelen om het risico te beperken (bv. bufferzones van 2 tot 30m, driftreducerend percentage...) die zijn opgenomen op fytoweb en op het etiket zijn bindend.
  • Opgelethet Brussels Hoofdstedelijk Gewest verbiedt ook het gebruik van bepaalde van deze producten op zijn grondgebied, zoals in het bijzonder de herbiciden op basis van glyfosaat en de insecticiden op basis van neonicotinoïden.
  • Indien u gecertificeerd bent in biologische landbouw of bezig bent met het certificeringsproces zal u bovendien de lijst van de actieve stoffen die toegelaten zijn in de biologische landbouw, die zijn opgenomen in bijlage II van de verordening (EG) nr. 889/2008 die van toepassing is, moeten naleven. Deze link bevat de lijst van producten die gehomologeerd zijn voor de biologische landbouw in België.

Fytolicentie

Beschikken over een fytolicentie van het type P2 of P3 (certificaat afgeleverd door de federale regering) is verplicht om gewasbeschermingsmiddelen voor professioneel gebruik te kopen, op te slaan en te gebruiken. Een fytolicentie van type P1 volstaat voor de assistenten en arbeiders die de producten gebruiken, maar ze niet zelf kopen, kiezen of de voorraad beheren en die dus werken onder de autoriteit van een houder van een fytolicentie van type P2 of P3.  

Gebruik

Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen wordt geregeld door een reeks van gewestelijke en federale reglementaire bepalingen, die de nadelige gevolgen van pesticiden op de gezondheid van mens en dier en het leefmilieu willen beperken. Opgelet: de producten die kunnen worden gebruikt in de biologische landbouw, de biopesticiden en andere ecologisch gecertificeerde producten zijn ook gewasbeschermingsmiddelen en dus onderworpen aan dezelfde wetgeving als de synthetische moleculen.

Naast het zorgvuldig volgen van de instructies op het etiket van elk product moet u bijgevolg ook rekening houden met:

Opgelet: het gebruik van pesticiden is nooit zonder risico! Onafhankelijk van de aard van het product of het soort van behandeling raden we aan handschoenen van neopreen of nitril, een beschermingsbril of -masker en rubberen laarzen te dragen.  Bij ongevallen met pesticiden moet u contact opnemen met het Antigifcentrum op het nr. 070 245 245 (gratis oproep 24/7). De "aanwijzingen voor de geneesheer" en de "aanwijzingen voor eerste hulpverlening" bevinden zich op het etiket van elk gewasbeschermingsmiddel en moeten aan de contactpersoon worden bezorgd.  

Links en hulpmiddelen:

Wetgeving:

 

Welke reglementeringen en informatie zijn er aangaande de bodemkwaliteit?

In het sterk verstedelijkte Brusselse grondgebied dat vroeger gekenmerkt werd door industrie, vonden – en vinden nog steeds – activiteiten plaats die aan de basis liggen van verontreiniging van bodems en/of grondwater. Deze verontreinigingen vormen een risico voor de menselijke gezondheid en voor de ecosystemen. Het is uiteraard absoluut noodzakelijk hiermee rekening te houden bij alle plannen voor landbouw in de volle grond.

Leefmilieu Brussel is al meerdere jaren bezig met de inventarisering van mogelijk verontreinigde gronden. Deze inventaris steunt op de huidige en vroegere menselijke activiteiten op deze sites die als "risicovol" worden omschreven. De ordonnantie van 5 maart 2009 betreffende het beheer en de sanering van verontreinigde bodems bepaalt 5 bodemtoestandcategorieën voor de percelen die zijn opgenomen in de "inventaris van de bodemtoestand".

Een kaart van de Inventaris van de Bodemtoestand is online raadpleegbaar (http://geoportal.ibgebim.be/webgis/inventaire_sol.phtml) en toont alle percelen waarvan geweten is dat ze met verontreinigingsproblemen kampen. Anderzijds: indien een bodemattest gunstig is voor de geplande exploitatie, zal het project zélf kunnen leiden tot een nieuwe risicostudie.

Opgelet: er bestaan andere mogelijk verontreinigde, verontreinigde of behandelde percelen die niet op de kaart opduiken omdat ze nog niet gevalideerd werden!

Onder sommige voorwaarden is het ook mogelijk de bestaande bodemonderzoeken te verkrijgen: https://leefmilieu.brussels/themas/bodem/bodem-formulieren.

Het bodemattest is een wettelijk verplicht document dat onmisbaar is om een terrein te verkopen in Brussel of om een risicoactiviteit over te dragen aan een andere exploitant. Dit attest is verkrijgbaar bij: https://leefmilieu.brussels/themas/bodem/het-bodemattest/hoe-kan-ik-mijn-bodemattest-verkrijgen.

Links en hulpmiddelen:

 

Zijn genetisch gemodificeerde organismen (GGO’s) verboden in Brussel?

Artikel 5 van de ordonnantie betreffende de co-existentie van genetisch gemodificeerde teelten met gangbare en biologische teelten (3 april 2014) bepaalt dat "elke teelt van genetisch gemodificeerde planten in de open lucht  verboden is".

Dit verbod geldt niet voor serreteelten of andere gesloten teeltsystemen waar "de verspreiding van pollen geen enkele rol speelt".

Links en hulpmiddelen:

 

Waar en welk project kan men ontwikkelen volgens de Brusselse planning?

Wie een plek zoekt voor landbouwuitbating zal in een eerste reflex onderzoeken welke opportuniteiten nog beschikbaar zijn: grond is immers schaars en gezocht in dit Gewest dat steeds dichter bebouwd en meer verstedelijkt is. Welk terrein ligt braak en is bruikbaar? Welk gebouw is niet meer in gebruik en is geschikt voor reconversie?

  • De bestemmingen volgens het Gewestelijk Bodembestemmingsplan GBP
    Elk perceel op het grondgebied heeft een wettelijke bestemming, beslissend voor de toegestane activiteiten. In Brussel definieert het Gewestelijk Bodembestemmingsplan de bestemming van elke ruimte (groene ruimte, landbouwzones, woonzones…). Dit plan staat het hoogst in de hiërarchie: het heeft bindende kracht en reglementaire waarde.
  • De gemeentelijke lokale planning: het BPA
    Wat kleinere delen van het grondgebied aangaat, kunnen de gemeenten Bijzondere Plannen van Aanleg (BPA’s) goedkeuren. Deze plannen met reglementaire waarde en bindende kracht moeten de toekomst van een wijk of (al dan niet bebouwd) huizenblok omkaderen volgens zijn/haar ligging en behoeften. Hierin worden gedefinieerd: het detail van de bestemmingen, de inplanting en volumetrie, de looplijn van wegen en toegangswegen…
  • De gemeentelijke strategische planning: het GemOP
    Sommige gemeenten beschikken over een Gemeentelijk Ontwikkelingsplan (GemOP). Deze plannen hebben een richtwaarde en leggen de strategische lijnen vast inzake aanleg en ontwikkeling van het gemeentelijk grondgebied. Duurzame ontwikkeling, stadslandbouw en ondersteuning voor lokale en geïntegreerde economie zijn krachtlijnen die hierin kunnen passen.
  • Een nieuw gewestelijk strategisch instrument: het RPA of Richtplan van Aanleg
    Het gewijzigde BWRO lanceert het RPA als instrument met het voordeel dat het zowel de strategische als de reglementaire aspecten van ruimtelijke ordening oriënteert. Met dit RPA kunnen voor gronden met specifieke uitdagingen (o.a. waar stadslandbouw mogelijk zou zijn) grote aanlegprincipes vastgelegd worden, en kan een reglementaire waarde eraan gekoppeld worden voor bepaalde voorzieningen. Het herroept de bepalingen van andere plannen die er strijdig mee zijn (GBP, BPA, GSV of GSR, verkavelingsvergunning).
  • De stadslandbouw tegenover een zeker juridisch vacuüm
    Belangrijke precisering: de meeste van deze plannen (behalve het RPA) werden opgesteld vóór de revival van de stadslandbouw. Dit verklaart waarom hun bepalingen helemaal geen rekening houden met deze functie als mogelijke activiteit die haar plaats heeft in de stad.

Om de hiërarchie van de plannen en de recente reglementaire evoluties te begrijpen:

Vademecum over de hervorming van het BWRO (13 december 2017)

Links en hulpmiddelen:

 

Wat zijn de specifieke verplichtingen voor een beschermde site?

De landschappelijke, historische, erfgoed-, of ecologische kwaliteit van het Brussels Gewest houdt vast aan de bescherming van bepaalde sites of panden die erkenning genieten voor hun uitzonderlijke of opvallende waarde. Dergelijke plekken kunnen op het eerste gezicht geschikt lijken voor stadslandbouw maar evenzeer onderhevig zijn aan wettelijke vereisten.

Vaak is er een combinatie van beschermingsmiddelen voor eenzelfde site.

  • Groene zones met hoge biologische waarde
    Het GBP (zie Infofiche "Waar en welk project kan men ontwikkelen volgens de Brusselse planning?") heeft een dertigtal sites bestemd tot groene zone met hoge biologische waarde. Ze liggen vaak op de gewestrand, waar een belangrijk niveau van behoud en regeneratie van het natuurlijke milieu gerechtvaardigd is. Handelingen en werken zijn er ernstig beperkt en altijd georiënteerd op bescherming van het milieu of van soorten.
  • Natuurreservaten
    Het Gewest telt 14 natuurreservaten (130 ha), veeleer zeldzame milieus in Brussel met hun kwaliteiten op het vlak van landschap en biodiversiteit: valleien, moeras, grasland, bos, bronnen en waterlopen… Stadslandbouw is er niet noodzakelijk uitgesloten, maar elk landbouwproject moet deze natuurlijke rijkdommen beschermen of zelfs versterken. De Ordonnantie betreffende het natuurbehoud is er van toepassing.
  • Zone Natura 2000
    Meerdere sites en natuurreservaten maken deel uit van het Europese netwerk Natura 2000. Het gaat om drie zones in Brussel. De bescherming is er versterkt: het Gewest heeft zich immers ertoe geëngageerd om het behoud op lange termijn van specifieke habitats en hun opmerkelijke soorten te garanderen. Toch sluit dit niet alle vormen van landbouw uit.
  • Beschermde gebouwen, sites of monumenten
    (Semi-)natuurlijke sites, openbare of privégebouwen, monumenten, opmerkelijke bomen worden beschermd wegens hun erfgoedkundig belang en de sleutelrol die ze spelen als getuige en erfenis van een bepaalde tijd. De beschermingsmaatregel is de toevoeging aan de inventaris, of op de lijst voor bescherming. De effecten zijn verschillend, maar voor elk project wordt een specifiek onderzoek gevoerd.

Links en hulpmiddelen:

 

Welke wetgevingen betreffen de ontwikkeling van activiteiten in stadslandbouw?

Een landbouwproject in een stedelijke omgeving inplanten en runnen, veronderstelt dat men alle geldende reglementering naleeft. Om op de hoogte te zijn van de verplichtingen inzake stedenbouw en ruimtelijke ordening moet men de volgende zaken nagaan:

  • De gevolgen van de kenmerken van het project (gebruik van de bodem en het gebouw, eventuele nieuwe constructie, landbouw in volle grond, in bakken of op het dak, soort teelt, enz.)
  • De locatie van het project:
    Men moet zich afvragen welke locatie voor het project wenselijk is (afhankelijk van de nodige ruimte, de mogelijkheden en de eigenschappen van de buurt…) en daarnaast moet men ook nagaan  waar een vestiging mogelijk is.
  • De geldende wetgeving:
    Er zijn verschillende gewestelijke en gemeentelijke plannen, ordonnanties en wetten, van toepassing met een impact die kan verschillen van wijk tot wijk en van perceel tot perceel. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest legt het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening (BWRO) de stedenbouwkundige regels vasten bepaalt het in dit verband de hiërarchie tussen de verschillende bestuursniveaus. Het BWRO werd recent gewijzigd (hervorming: Ordonnantie van 13/10/2017).
  • De geldende plannen:
    GBP (Gewestelijk Bodembestemmingsplan) – BPA (Bijzonder Plan van Aanleg) – RPA (Richtplan van Aanleg):
    Deze plannen organiseren het grondgebied op schaal van zones, gebieden, wijken, huizenblokken. Ze bestaan uit schriftelijke en grafische (kaarten) voorschriften. Zij bepalen de bestemmingen per zone en de activiteiten die er al dan niet ontwikkeld mogen worden (zie Infofiche "Waar en welk project kan men ontwikkelen volgens de Brusselse planning?").
  • De stedenbouwkundige reglementen:
    GSV (Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening) – GemSV (Gemeentelijke Stedenbouwkundige Verordening) – GGemSV (Gezoneerde Gemeentelijke Stedenbouwkundige Verordening): deze reglementeringen bepalen de verplichtingen en normen die gelden op het niveau van het perceel, het gebouw en zijn onmiddellijke omgeving. Ze omkaderen de integratie van een project in de wijk en de bebouwing eromheen (zie Infofiches "Welke vergunning en reglementering voor de inrichting van infrastructuren op het dak?" en "Welke vergunning en reglementering voor indoor stadslandbouw-project?", rubriek Bovengronds – Reglementaire informatie).
  • De stedenbouwkundige vergunning:
    Deze is vaak nodig om stadslandbouwprojecten te realiseren: voor de inplanting van nieuwe infrastructuren of technische lokalen, of gewoon om de bestemming - en het gebruik - van een al dan niet bebouwde plek te wijzigen (zie Infofiches "Welke vergunningen zijn nodig voor een stadslandbouwproject?", "Welke vergunning en reglementering voor de inrichting van infrastructuren op het dak?" en "Welke vergunning en reglementering voor indoor stadslandbouw-project?", rubriek Bovengronds – Reglementaire informatie).
  • De bescherming van het erfgoed en van de biodiversiteit:
    Daarnaast zijn er ook nog specifieke maatregelen voor bescherming van sites met hoge ecologische, historische of erfgoedwaarde. Specifieke regels beogen hun bescherming en kunnen bepaalde projecten beteugelen. Cartografische tools helpen u handig om de betrokken geografische zones te identificeren (zie Infofiche "Wat zijn de specifieke verplichtingen voor een beschermde site?").

Opgelet: afhankelijk van de technische specificiteiten hebben inrichtingen voor stadslandbouw soms ook een milieuvergunning nodig (zie Infofiche "Voor welke inrichtingen is een milieuvergunning noodzakelijk?").

De betrokken projecten moeten zich ook schikken naar de voedselnormen van het FAVV en in voorkomend geval naar de eigen normen voor certificaten en labels (bio, criteria Good Food), enz.

Algemene Info: https://stedenbouw.irisnet.be/spelregels/het-brussels-wetboek-van-ruimtelijke-ordening-bwro

Links en hulpmiddelen:

 

Hoe vind ik een geschikte site voor mijn project?

Eerst is een evaluatie nodig van de inherente behoeften van de activiteit, in termen van ruimte in open lucht en ruimte in hetgeen gebouwd is, de noodzakelijke minimumoppervlakte, de bereikbaarheid, nabijheid of integendeel afstand tot het dichte stadsweefsel.

Het Brussels Gewestelijk grondgebied biedt weliswaar beperkte maar optimaliseerbare mogelijkheden:

  • Een stadslandbouw-project in de volle grond, op grote oppervlakte ontwikkelen
    De excentrisch gelegen wijken in de tweede kroon en naast de ring hebben nog beschikbare terreinen van min of meer grote afmetingen. Sommige werden altijd al geëxploiteerd door een landbouwactiviteit, andere veranderden gedeeltelijk of volledig van bestemming, nog andere liggen nog braak.
    Het is belangrijk zich te richten op enerzijds de bestaande situatie, anderzijds de bestemming die wordt toegestaan volgens de geldende plannen (zie Infofiche "Waar en welk project kan men ontwikkelen volgens de Brusselse planning?").
  • Een stadslandbouw-project in de volle grond, op kleine oppervlakte ontwikkelen
    Overal in het stedelijke weefsel kunnen kleine ruimtes weer ingepalmd worden voor gewassen, groenteteelt en (klein)veeteelt (zie Infofiche "Hoe pas ik mijn landbouwproject aan de beperkte oppervlakte van de productiesites in Brussel aan?", rubriek Technische informatie). Voorwaarde is natuurlijk dat alle vereiste voorwaarden en vergunningen verenigd zijn, en vooral ook een akkoord met de eigenaar van de locatie (zie Infofiche "Welke vergunningen zijn nodig voor een stadslandbouwproject?").
  • Een stadslandbouw-project zonder grond
    In het bebouwde weefsel worden vele locaties momenteel niet uitgebaat: ze zijn klaar voor reconversie, voor een nieuwe bestemming, beschikbaar en potentieel bruikbaar. De typologie is breed: kleinere en grotere kelders, industriële ruimtes, oude werkplaatsen en opslagplaatsen, zichtbaar vanaf de straat of in huizenblokken, op daken, achter muren… en wachtend op een bestemming…

Links en hulpmiddelen:

 

Welke soorten contracten zijn er voor de terbeschikkingstelling van een productiesite?

Vanuit het oogpunt van de landbouwer is toegang tot landbouwgronden onontbeerlijk voor het welslagen van zijn project. Idealiter moet de projectdrager voor de hele duur van zijn project een terrein tot zijn beschikking hebben. De pachtovereenkomst (voor negen jaar, hernieuwbaar, of een loopbaanpacht) is een overeenkomst tegen betaling die wordt geregeld door de pachtwet en niet zelden geschikt is voor deze doelstelling, maar in de huidige omstandigheden niet vanzelfsprekend is door het wantrouwen van de eigenaars.

Een bruikleenovereenkomst is een kosteloze overeenkomst van bepaalde duur tussen de eigenaar en de landbouwer, en kan ook voor de nodige stabiliteit zorgen.

Tot slot is er een derde mogelijkheid, namelijk de erfpachtovereenkomst van minstens 27 jaar, die in het bijzijn van een notaris moet worden getekend.

Vanuit het oogpunt van de eigenaar zal de duur van terbeschikkingstelling van zijn terrein een belangrijke vraag zijn bij zijn afweging. Aangezien een landbouwproject voor zijn volle ontwikkeling een langetermijnvisie vergt, is de contractduur uiterst belangrijk voor de landbouwer.

Overigens mag men niet uit het oog verliezen dat een eigenaar die duurzame landbouw op zijn terreinen wenst, dus landbouw die de principes van het BIO-bestek naleeft, deze wens niet via de pachtovereenkomst zal kunnen regelen, wegens de teeltvrijheid die als principe door de wet wordt opgelegd. De bruikleenovereenkomst of de erfpachtovereenkomst zijn echter soepeler; zij kunnen wel een dergelijk beding bevatten.

Dit zijn een aantal mogelijke overeenkomsten:

  1. De pachtovereenkomst
  2. De bruikleenovereenkomst
  3. De erfpachtovereenkomst

De keuze van het soort overeenkomst en de specifieke inhoud ervan zijn het resultaat van onderhandelingen tussen de eigenaar en de gebruiker, rekening houdend met de beperkingen en mogelijkheden volgens de geldende wetgeving.

  1. Pacht

Dit is een van de belangrijke huurvormen die op specifieke wijze wordt geregeld door de wet en in het Burgerlijk Wetboek staat. In algemene zin kan deze overeenkomst de terbeschikkingstelling regelen van landbouwgronden via huur (landhuur genoemd), als ze overwegend bestemd zijn voor landbouwexploitatie, waarvan de producten voornamelijk dienen om verkocht te worden.

  • Een paar kenmerken van de pacht beschermen de landbouwer: zeer lange duur, lage pachtprijs, teeltvrijheid, mogelijke vererving ten gunste van de kinderen, recht van voorkoop (voorkeur bij tekoopstelling).
  • Dikwijls vermijden grondeigenaars dit soort huurovereenkomsten, want een op basis van een pachtovereenkomst gebruikt terrein is doorgaans minder waard dan onontgonnen grond, aangezien de eventuele verkrijger het contract met de gebruiker slechts onder strikte voorwaarden kan opzeggen, zoals het terrein persoonlijk willen bewerken voor minstens negen jaar.

Wettelijke grondslag:

  • De pachtovereenkomst staat in het Burgerlijk Wetboek. Boek III, Titel VIII, Hoofdstuk II, Afdeling 3 bevat de "Regels betreffende de pacht in het bijzonder". Deze wet kan worden geraadpleegd in het Belgisch Staatsblad. Door de zesde staatshervorming een gewestbevoegdheid geworden sinds 2014.
  1. Bruikleenovereenkomst

Deze overeenkomst regelt de relatie tussen een eigenaar en een huurder als de eerste zijn goed, bijvoorbeeld een terrein, kosteloos in bruikleen wil geven, opdat de laatste er op een welomschreven manier gebruik zou van maken, een soort dienstverlening.

  • Is een contractvorm die niet eigen is aan de landbouw, en die enkel kan worden toegepast als men uitdrukkelijk bepaalt dat het bruikleen kosteloos is en uiteraard wezenlijk overeenstemt met een dienstverlening (zo niet riskeert men bij een geschil een herkwalificatie als pachtovereenkomst door de rechter).
  • Kan al dan niet voor een bepaalde duur worden gesloten, bijvoorbeeld tot het einde van het landbouwproject, tot het einde van het gebruik waarvoor het goed te leen werd gegeven.

Wettelijke grondslag:

  • De bruikleenovereenkomst staat in het Burgerlijk Wetboek, namelijk artikel 1874 en volgende. Het voordeel van deze overeenkomst is dat ze over een eigen wetgeving beschikt, met duidelijk na te leven principes. Dit kader zorgt voor een evenwicht tussen de behoeften van de landbouwer en de wensen van de eigenaar.
  1. Erfpacht

Dit is de overeenkomst waarbij de houder, de erfpachter, een tijdelijk – 27 tot 99 jaar – zakelijk recht toevertrouwd krijgt: tijdens de pacht en binnen de grenzen van de geldende voorschriften beschikt hij over het volle genot van het goed en kan hij alle rechten uitoefenen die aan het goed verbonden zijn, zonder dat hij er vermogensrechtelijk de eigenaar van is. Deze overeenkomst geeft de gebruiker veel zekerheid, en wordt trouwens vaak quasi-eigendom genoemd.

  • Wordt via notariële akte opgesteld, voor lange termijn, namelijk voor een periode die tussen 27 en 99 jaar moet bedragen, met een verschuldigde vergoeding, de "canon" genoemd.
  • Is gegrond op de waardevermeerdering en de verbetering van het goed, waarbij werken en aanplantingen mogelijk zijn en constructies kunnen worden opgetrokken, op voorwaarde dat de fondswaarde niet vermindert en dat de geldende (bijvoorbeeld stedenbouwkundige) wetgeving wordt nageleefd.

Wettelijke grondslag:

Links en hulpmiddelen:

 

Welke vergunningen zijn nodig voor een stadslandbouw-project?

Vooraleer zich te vestigen en handelingen en activiteiten uit te voeren, is het altijd aangewezen te controleren of een stedenbouwkundige vergunning (SV) nodig is. Deze vergunning, uitgereikt door de gemeente of soms door het Gewest, geeft toestemming tot uitvoering van handelingen of werkzaamheden zoals bouw of renovatie van een gebouw, wijziging van bestemming van de site, gevoelige wijziging van het bodemreliëf, ontbossing, plaatsing van uithangbord, wegwijziging, enz.

  • Te volgen procedure
    Ga op zoek naar correct advies. De betrokken gemeente is uw eerste gesprekspartner: op basis van een beschrijving en/of schema kan een openbare dienst de eigenschappen van het project en van de site onderzoeken. Zij maken u wegwijs in modaliteiten en te ondernemen stappen. Opgelet: de SV moet absoluut afgeleverd zijn vóór de uitvoering van werken; dit zal enkele maanden duren.
  • Werken "van geringe omvang"
    Vooraleer ons te verdiepen in de vele facetten van deze procedures bekijken we eerst de zogenaamde "werken van geringe omvang". Deze kunnen vrijgesteld zijn van SV of het voorwerp van een vereenvoudigde procedure zijn, voor zover de geldende wetgeving gerespecteerd wordt. Er werd een uitgebreide lijst goedgekeurd.
  • Indien een stedenbouwkundige vergunning vereist is
    De SV’s moeten in overeenstemming zijn met de geldende stedenbouwkundige plannen en reglementen. In sommige gevallen kunnen afwijkingen op de reglementen worden toegestaan, op voorwaarde dat ze expliciet worden gerechtvaardigd door de aanvrager, en goedgekeurd door de overheid die de vergunning aflevert.

Links en hulpmiddelen:

 

Welke vergunningen zijn er nodig en welke regels moeten er gevolgd worden voor een stadslandbouwproject?

Inleiding

Vooraleer van start te gaan en allerlei werken aan te vatten, is het altijd raadzaam na te gaan of een stedenbouwkundige vergunning (SV) vereist is en welke stedenbouwkundige regels nageleefd moeten worden, zelfs als er geen vergunning nodig is. De vergunning is een door de gemeenten of in sommige gevallen door het Gewest verleende toelating om handelingen of werken uit te voeren die nodig zijn om de locatie in te richten en de landbouwactiviteit mogelijk te maken.

Voor welke handelingen en werken is een vergunning vereist?

Het BWRO (artikel 98, § 1) bepaalt welke handelingen en werken een vergunning vereisen. Het doel bestaat erin de technische conformiteit, de stevigheid, de veiligheid, het esthetische aspect en de integratie in de natuurlijke en bouwomgeving te waarborgen. De lijst die vervat is in het BWRO is niet specifiek afgestemd op de stadslandbouw (die nog zeer beperkt was op het ogenblik dat de voorschriften opgesteld werden). Niettemin kunnen we volgende handelingen en werken vermelden (zonder volledig te willen zijn):

  • Bouw of renovatie van een gebouw (voor landbouw-, woon-, opleidings- of andere doeleinden);
  • Installatie van infrastructuur zoals landbouwserres, stallingen voor dieren, opslaglokalen, tanks;
  • Bestemmingswijziging van een locatie (in het bijzonder voor binnenproductie waarbij een niet voor productie bestemd gebouw aangepast wordt of voor landbouwactiviteiten op het dak);
  • Aanzienlijke wijziging van het bodemreliëf, met inbegrip van bijvoorbeeld het graven van een vijver;
  • Boring van een put;
  • Ontbossing, vellen, verplaatsen en alle andere handelingen die hoogstammige bomen in gevaar brengen, maar meer algemeen ook elke wijziging van de vegetatie in beschermde gebieden;
  • Plaatsing van een uithangbord;
  • Wijziging van wegenis, wijzigingen inzake toegankelijkheid en toegangswegen.

Werken “van geringe omvang”

De zogeheten werken “van geringe omvang” kunnen vrijgesteld zijn van SV of het voorwerp uitmaken van een vereenvoudigde procedure (zonder advies van bepaalde instanties, zonder verplichte inschakeling van een architect), voor zover ze voldoen aan de geldende regelgeving. De volledige lijst werd aangenomen bij regeringsbesluit. In de gids van de belangrijkste stedenbouwkundige en territoriale voorschriften die van toepassing zijn op stadslandbouwprojecten wordt een selectie gegeven van elementen die betrekking kunnen hebben op projecten voor stadslandbouw (p. 28 van de gids). Het Gewest werkt momenteel aan een herziening van deze lijst en van het besluit.

Welke plannen en verordeningen zijn van toepassing?

De SV’s moeten in overeenstemming zijn met de geldende plannen (zie infofiche “Waar en welk project kan men ontwikkelen volgens de Brusselse planning?”) en de geldende stedenbouwkundige verordeningen (gewestelijk: GSV, gemeentelijk: GemSV, specifiek: SGemV of zonaal: ZGemV. De huidige GSV dateert van 2006 en omvat geen specifieke regels voor de stadslandbouw. Deze verordening wordt momenteel herzien. In bepaalde gevallen kunnen afwijkingen van de verordeningen toegestaan worden, op voorwaarde dat ze uitdrukkelijk verantwoord worden door de aanvrager, het voorwerp uitmaken van de speciale regelen van openbaarmaking en goedgekeurd worden door de overheid die de vergunning afgeeft.

In de praktijk zijn de buurtbewoners vaak op hun hoede voor projecten met verhoging en/of inname van dakruimten en binnenterreinen van huizenblokken, vooral als het project gesitueerd is in overwegend residentiële wijken.

Te volgen procedure

Het is nuttig te beginnen met een beschrijving en een locatieschema, dat als basis zal dienen voor de analyse van de reglementaire voorwaarden, vereisten en implicaties.  Win goede raad in. De betrokken gemeente is een belangrijke gesprekspartner: ze kan als openbare dienst de kenmerken van het project en de locatie onderzoeken. De gemeente zal u verder wegwijs maken. Op gewestelijk niveau beschikt hub.brussels over een dienst die projectdragers helpt met aanvragen voor stedenbouwkundige en milieuvergunningen. Een SV-aanvraag moet ingediend worden aan de hand van een SV-aanvraagformulier (bijlage 1) dat hier gedownload kan worden. Opgelet: de uitvoering van de werken mag niet aangevat worden voordat de SV is afgegeven en het verkrijgen ervan neemt enkele maanden in beslag.

Welke vergunning(en) voor welke infrastructuur?

Belangrijk: er gelden specifieke en strengere regels voor beschermd erfgoed (zie infofiche “Wat zijn de specifieke verplichtingen voor een beschermde site?”).

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de vergunningen die desgevallend nodig zijn voor het installeren van landbouwinfrastructuur. Zoals eerder aangegeven is specifieke infrastructuur voor stadslandbouw een recent gegeven waarvan de stedenbouwkundige implicaties nog niet tot uiting komen in de regelgeving. De onderstaande informatie is dan ook een vrije interpretatie van de bestaande regelgevingen en moet afgetoetst worden met de dienst stedenbouw van uw gemeente.

Meer details over vrijstellingen (van SV, van het advies van de gemeente of het Gewest, van de verplichting een beroep te doen op een architect) zijn te vinden op pagina 30 van de Gids en stand van zaken van de belangrijkste stedenbouwkundige en territoriale voorschriften die van toepassing zijn op stadslandbouwprojecten.

InfrastructuurSV?Vrijstelling van SV?Milieuvergunning?
Bouw van een gebouwJa Nee
Renovatie van een gebouwJaAls de renovatie beperkt blijft tot het plaatsen of wegnemen van binneninstallaties zoals sanitaire, elektrische, verwarmings-, isolatie-, verluchtings- of telecommunicatie-installaties.Nee
SerresJa Nee
Stallingen voor dieren, opslagruimten (hut, container, enz.)JaEnkel voor bijgebouw van max. 9m², max. 3m hoog, vrijstaand van het hoofdgebouw in het gebied voor koeren en tuinenNee
TanksJaAls grondinname <9m² of indien ingegravenNee
VijversJaIndien siervijver van max. 20m² in het gebied van koeren en tuinen op min. 2 m van de naburige eigendommen.Nee
BoringJa Ja
OntbossingJa

Snoeien van levende takken met een omtrek van minder dan 10 cm

Uitroeiing van invasieve soorten

Vellen van dode bomen

Nee
Wijziging van wegenisJa Nee

Links en bronnen

  • Praktische stedenbouwgids (2014)
  • Gewestelijke dienst: https://hub.brussels/nl/services/stedenbouwkundige-vergunning/https://hub.brussels/nl/services/
  • Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 13 november 2008 gekend als besluit “geringe omvang”.
  • Gids van de belangrijkste stedenbouwkundige en territoriale voorschriften die van toepassing zijn op stadslandbouwprojecten

    Inleiding

    Vooraleer van start te gaan en allerlei werken aan te vatten, is het altijd raadzaam na te gaan of een stedenbouwkundige vergunning (SV) vereist is en welke stedenbouwkundige regels nageleefd moeten worden, zelfs als er geen vergunning nodig is. De vergunning is een door de gemeenten of in sommige gevallen door het Gewest verleende toelating om handelingen of werken uit te voeren die nodig zijn om de locatie in te richten en de landbouwactiviteit mogelijk te maken.

    Voor welke handelingen en werken is een vergunning vereist?

    Het BWRO (artikel 98, § 1) bepaalt welke handelingen en werken een vergunning vereisen. Het doel bestaat erin de technische conformiteit, de stevigheid, de veiligheid, het esthetische aspect en de integratie in de natuurlijke en bouwomgeving te waarborgen. De lijst die vervat is in het BWRO is niet specifiek afgestemd op de stadslandbouw (die nog zeer beperkt was op het ogenblik dat de voorschriften opgesteld werden). Niettemin kunnen we volgende handelingen en werken vermelden (zonder volledig te willen zijn):

    • Bouw of renovatie van een gebouw (voor landbouw-, woon-, opleidings- of andere doeleinden);
    • Installatie van infrastructuur zoals landbouwserres, stallingen voor dieren, opslaglokalen, tanks;
    • Bestemmingswijziging van een locatie (in het bijzonder voor binnenproductie waarbij een niet voor productie bestemd gebouw aangepast wordt of voor landbouwactiviteiten op het dak);
    • Aanzienlijke wijziging van het bodemreliëf, met inbegrip van bijvoorbeeld het graven van een vijver;
    • Boring van een put;
    • Ontbossing, vellen, verplaatsen en alle andere handelingen die hoogstammige bomen in gevaar brengen, maar meer algemeen ook elke wijziging van de vegetatie in beschermde gebieden;
    • Plaatsing van een uithangbord;
    • Wijziging van wegenis, wijzigingen inzake toegankelijkheid en toegangswegen.

    Werken “van geringe omvang”

    De zogeheten werken “van geringe omvang” kunnen vrijgesteld zijn van SV of het voorwerp uitmaken van een vereenvoudigde procedure (zonder advies van bepaalde instanties, zonder verplichte inschakeling van een architect), voor zover ze voldoen aan de geldende regelgeving. De volledige lijst werd aangenomen bij regeringsbesluit. In de gids van de belangrijkste stedenbouwkundige en territoriale voorschriften die van toepassing zijn op stadslandbouwprojecten wordt een selectie gegeven van elementen die betrekking kunnen hebben op projecten voor stadslandbouw (p. 28 van de gids). Het Gewest werkt momenteel aan een herziening van deze lijst en van het besluit.

    Welke plannen en verordeningen zijn van toepassing?

    De SV’s moeten in overeenstemming zijn met de geldende plannen (zie infofiche “Waar en welk project kan men ontwikkelen volgens de Brusselse planning?”) en de geldende stedenbouwkundige verordeningen (gewestelijk: GSV, gemeentelijk: GemSV, specifiek: SGemV of zonaal: ZGemV. De huidige GSV dateert van 2006 en omvat geen specifieke regels voor de stadslandbouw. Deze verordening wordt momenteel herzien. In bepaalde gevallen kunnen afwijkingen van de verordeningen toegestaan worden, op voorwaarde dat ze uitdrukkelijk verantwoord worden door de aanvrager, het voorwerp uitmaken van de speciale regelen van openbaarmaking en goedgekeurd worden door de overheid die de vergunning afgeeft.

    In de praktijk zijn de buurtbewoners vaak op hun hoede voor projecten met verhoging en/of inname van dakruimten en binnenterreinen van huizenblokken, vooral als het project gesitueerd is in overwegend residentiële wijken.

    Te volgen procedure

    Het is nuttig te beginnen met een beschrijving en een locatieschema, dat als basis zal dienen voor de analyse van de reglementaire voorwaarden, vereisten en implicaties.  Win goede raad in. De betrokken gemeente is een belangrijke gesprekspartner: ze kan als openbare dienst de kenmerken van het project en de locatie onderzoeken. De gemeente zal u verder wegwijs maken. Op gewestelijk niveau beschikt hub.brussels over een dienst die projectdragers helpt met aanvragen voor stedenbouwkundige en milieuvergunningen. Een SV-aanvraag moet ingediend worden aan de hand van een SV-aanvraagformulier (bijlage 1) dat hier gedownload kan worden. Opgelet: de uitvoering van de werken mag niet aangevat worden voordat de SV is afgegeven en het verkrijgen ervan neemt enkele maanden in beslag.

    Welke vergunning(en) voor welke infrastructuur?

    Belangrijk: er gelden specifieke en strengere regels voor beschermd erfgoed (zie infofiche “Wat zijn de specifieke verplichtingen voor een beschermde site?”).

    Onderstaande tabel geeft een overzicht van de vergunningen die desgevallend nodig zijn voor het installeren van landbouwinfrastructuur. Zoals eerder aangegeven is specifieke infrastructuur voor stadslandbouw een recent gegeven waarvan de stedenbouwkundige implicaties nog niet tot uiting komen in de regelgeving. De onderstaande informatie is dan ook een vrije interpretatie van de bestaande regelgevingen en moet afgetoetst worden met de dienst stedenbouw van uw gemeente.

    Meer details over vrijstellingen (van SV, van het advies van de gemeente of het Gewest, van de verplichting een beroep te doen op een architect) zijn te vinden op pagina 30 van de Gids en stand van zaken van de belangrijkste stedenbouwkundige en territoriale voorschriften die van toepassing zijn op stadslandbouwprojecten.

    InfrastructuurSV?Vrijstelling van SV?Milieuvergunning?
    Bouw van een gebouwJa Nee
    Renovatie van een gebouwJaAls de renovatie beperkt blijft tot het plaatsen of wegnemen van binneninstallaties zoals sanitaire, elektrische, verwarmings-, isolatie-, verluchtings- of telecommunicatie-installaties.Nee
    SerresJa Nee
    Stallingen voor dieren, opslagruimten (hut, container, enz.)JaEnkel voor bijgebouw van max. 9m², max. 3m hoog, vrijstaand van het hoofdgebouw in het gebied voor koeren en tuinenNee
    TanksJaAls grondinname <9m² of indien ingegravenNee
    VijversJaIndien siervijver van max. 20m² in het gebied van koeren en tuinen op min. 2 m van de naburige eigendommen.Nee
    BoringJa Ja
    OntbossingJa

    Snoeien van levende takken met een omtrek van minder dan 10 cm

    Uitroeiing van invasieve soorten

    Vellen van dode bomen

    Nee
    Wijziging van wegenisJa Nee

    Links en bronnen

 

Ik wil een moestuin aanleggen op een dak. Wat zijn de aandachtspunten (technisch, inzake veiligheid en toegankelijkheid en wettelijk) met het oog op mijn voorontwerp?

Inleiding

Hieronder volgen de in aanmerking te nemen aandachtspunten bij het verkennend bezoek en de uitwerking van uw voorontwerp.

Een dakproject is veeleisender dan een project in volle grond: teelt uit de grond is immers in grotere mate afhankelijk van menselijke handelingen aangezien het een kunstmatige situatie betreft.

Link: Vademecum teeltbakken

Draagvermogen van het dak

Kan het dak de bijkomende belasting door het moestuinproject dragen?

Een bouwkundig ingenieur (in bijzondere technieken) moet het “draagvermogen” van de structuur van het gebouw en van de isolatie berekenen.

Vooraf moet u de nodige documenten voor die berekeningen verzamelen:

  • De plannen van het gebouw waaruit de kenmerken van de structuur en de isolatie blijken;
  • Het postinterventiedossier (PID) als het een nieuw gebouw betreft

Waar vind ik die documenten?

  • Bouwheer, eigenaar of huidige huurder van het gebouw
  • Dienst stedenbouw van de gemeente (archief)
  • Architect die de werken heeft uitgevoerd

Algemeen geldt dat vooral de dragende structuren (balken, pijlers en wanden) belast worden. Daarom worden de bakken in sommige dakmoestuinen op de buitenrand van het dak geplaatst.

Lees ook de FAQ: “Wat is het gewicht van moestuinen?”

Welke soort moestuin hebt u op het oog?

Volgens de dikte van het substraat onderscheiden we drie daktypes:

DaktypeDikte van het substraat
extensief10-12 cm
semi-intensief15-30 cm
intensiefvanaf 30 cm

Afbeelding 1. Bron: https://www.guidebatimentdurable.brussels/nl/3-samenstelling.html?IDC=7…

Die keuze hangt af van:

De keuze van de dikte van het substraat hangt af van de gewassen die geplant worden. Bijvoorbeeld:

  • 10-15 cm: aromatische kruiden
  • 15-20 cm: bladgroenten en andere kleine groenten zoals uien, look, radijzen, …
  • 20-30 cm: wortelgroenten, komkommerachtigen en kleine fruitplanten
  • 50-60 cm: kleine fruitstruiken

Bereikbaarheid van het dak

  • Hoe het dak bereiken?
  • Wie moet toegang hebben tot het dak?
  • Welke materialen moeten ernaartoe gebracht worden en hoe vaak?

De brandweer

De brandweer zal u informeren over de veiligheidsvereisten inzake de toegang tot het dak. (DBDMH in Brussel)

Bezoek ter plaatse

Tijdens het verkennend bezoek voorafgaand aan het project kan u al een aantal punten optekenen.

  1. Moet men om het dak te bereiken:
  • een buitentrap nemen?
  • het gebouw binnengaan?
  • passeren door lokalen die gebruikt worden voor activiteiten die geen verband houden met de moestuin?
  • voorzien in verbouwingen om de veiligheid van die onbetrokken lokalen te waarborgen?
  1. Hoe het hand- en mechanisch gereedschap, de teeltbenodigdheden, het substraat, enz. aanvoeren?
  2. Welke weg zal de oogst volgen tussen het dak en de klant?
  3. Hoe het niet ter plaatse bruikbare afval afvoeren dat de activiteit genereert (zieke gewasresten, niet-composteerbare verpakkingen van teeltbenodigdheden, enz.)?
  4. Moet er voorzien worden in een vrachtlift en zo ja van welke afmetingen en waar?

Veiligheid en wetgeving

Bij het opzetten van dakprojecten is een voorafgaande stedenbouwkundige en regelgevingsanalyse onontbeerlijk. Ga na of uw dakproject beantwoordt aan de veiligheidsvoorschriften, de brandnormen en de stedenbouwkundige voorschriften.

U vindt de te volgen stappen in

A.    Brandpreventie

Verhoogt uw moestuinproject het brandrisico voor het gebouw?

De DBDMH controleert elk jaar de brandveiligheid en gaat na of er voldaan is aan de regelgeving er zake (brandpreventie).

Tel.: +32 (0)2 208 81 11

e-mail: info@firebru.brussels

Website: https://pompiers.brussels/fr of https://pompiers.brussels/nl

Daarbij komen verschillende punten aan bod:

  • De evacuatie van personen;
  • De indeling van de teeltzone in compartimenten om de verspreiding van het vuur tegen te gaan;
  • De vuurbestendigheid van de materialen van het omhulsel van het gebouw (Brooth-attesten vereist);
  • De toegankelijkheid voor de brandweer;
  • De blusmiddelen die ter beschikking zijn of geïnstalleerd moeten worden (mobiele brandblusser, haspel, enz.);
  • De methodes of toestellen voor de moestuinactiviteit die risico inhouden (opslag van droog materiaal, van brandstof, enz.).

B.    Preventieve veiligheid: borstwering

Zowel de officiële toegangszone als het dak moeten ingericht worden.

Om verkeer op het dak mogelijk te maken is een borstwering van minstens 1067 mm vereist over de ganse omtrek van het dak.

De zonale verordening legt verplichtingen op inzake:

  • De afstand tussen de borstwering en de dakrand;
  • Het gebruik van de ruimten;
  • De maximale hoogte van het gebouw.

Bij bepaalde projecten wordt een doorlopende rij teeltbakken gebruikt om de borstwering te vormen.

WATER-beheer

Tijdens de voorbereiding van het project kan niet voorbijgegaan worden aan de waterbevoorrading en -afvoer.

Met het gewicht van het water dat nodig is voor de teelt moet ook rekening gehouden worden bij de berekening van de “draagcapaciteit”.

A) Bevoorrading

Welke bevoorradingsbron zal er gebruikt worden voor de bewatering van de gewassen?

  • Leidingwater (aansluiting op een waterleiding);
  • Systeem voor opvang van regenwater (bij voorkeur met vrij verval).

Voor de opvang van regenwater

  • Met vrij verval vanaf de mandelige daken en goten;

B) Opslag van het water

Recipiënten:

  • Tanks van het IBC-type, geplaatst op het dak of lager (in dat geval zijn er pompen nodig);
  • In plastic of in beton;
  • Zijn er al regenwatertanks aanwezig in het gebouw?

De kwaliteit van het opgeslagen water wordt beïnvloed door de blootstelling aan de zon van de kuip en de interne wand waarmee het water in contact staat.

C) Distributie van het water

àFAQ “Hoe mijn stadslandbouwproject van water voorzien?” Link aanbrengen zodra die beschikbaar is!!

D) Kwaliteit van het plantwater

Is er gevaar voor vervuiling van de gewassen via het plantwater?

       I.          Leidingwater van de stad

In Brussel stelt het leidingwater geen problemen dankzij de gezondheidscontroles

     II.          Regenwater

Regenwater is niet geschikt voor menselijke consumptie

Het kan daarentegen wel gebruikt worden voor het bewateren van voedingsgewassen behalve als het in contact geweest is met dak- of gootbedekkingen in zink, asbest of bitumen.

Controleer de opslag van het water om bacteriële besmettingen te vermijden:

  • Het is best om de tank in te graven;
  • Geef de voorkeur aan een betonnen tank boven een plastic tank (kolonisatie door bacteriën).

E) Waterbehoefte van de planten

Een goed aanplantingsplan beperkt de waterbehoefte.

Met bepaalde technieken voor afdekken en bewerken van de grond kunnen waterverliezen in de grond beperkt worden.

Meer informatie is beschikbaar in de fiche “Irrigatie – technieken om water te besparen”

F) Afvoer van overtollig water

Een doorlatend membraan (doorlatende mat) is nodig om het water af te voeren bij zware regenval.

De afvoeropening voor het water moet open blijven om te vermijden dat de afvoerbuizen vollopen (bv. boldraadrooster).

Blootstelling aan de zon

De blootstelling aan de zon is een bepalende factor voor de groei van de gewassen. De hoeveelheid zonlicht bepaalt ook hoeveel water er nodig is voor een goede plantgroei. Een schaduwrijk dak vertoont de neiging vochtig te blijven, wat de groei van mos bevordert. Een dak met veel zoninval zal daarentegen regelmatig bewatering vereisen, afhankelijk van de gekozen plantsoorten.

Tip: om de ideale plaats voor uw teelt te kiezen is het van essentieel belang op verschillende tijdstippen van de dag na te gaan waar zich de schaduw- en lichtzones bevinden en te weten hoelang er zoninval is.

Soort substraat

Het substraat bevat de wortels van de planten.

Er bestaan verschillende soorten: tuinaarde, potgrond, kunstgrond, kleikorrels, enz.

De samenstelling van uw substraat kan afhangen van de productiedoeleinden, het draagvermogen van de recipiënten: bakken, potten, zakken in geotextiel, doorlopende substraatlagen, gerecycleerde voorwerpen (flessen, goten, …).

Een van de grote uitdagingen bij dakteelt bestaat erin te zorgen voor een levende grond.

Structurele afdichting van het gebouw

Om de waterdichtheid van het gebouw te waarborgen en te vermijden dat de wortelvorming van de planten de structuur van het gebouw aantast, moeten er verschillende lagen aangebracht worden tussen het teeltsubstraat en de oorspronkelijke dakbekleding.

In Frankrijk bestaan er “documents techniques unifiés” (DTU) voor groendaken. Deze zijn beschikbaar bij het WTCB.

Voor een extensief groendak

Voor een intensief of semi-intensief groendak

Windvang

De wind wordt vaak over het hoofd gezien bij het aanleggen van een dakmoestuin. De verankering van de planten is nochtans een vereiste om de veiligheid van de op het dak aanwezige personen te waarborgen.

De blootstelling aan de wind beïnvloedt:

  • de waterbehoefte van de planten;
  • de wortelvorming van de planten;
  • de groei van de planten.

Er moet voorzien worden in kunstmatige bescherming om te zorgen voor een zo gelijkmatig mogelijke luchtstroom voor de planten.

Serres

Wij verwijzen hiervoor naar de Gids Duurzame Gebouwen: Dakserres

 

Bovengrondse landbouw

Voor welke inrichtingen is een milieuvergunning noodzakelijk?

Activiteiten, voorzieningen of producten die een effect kunnen hebben op het milieu en op de omgeving, zijn opgenomen in een lijst die werd opgesteld door de gewestelijke administratie. Ze worden in het algemeen "ingedeelde inrichtingen" genoemd.

Indien deze inrichtingen opgenomen zijn in de lijst van de ingedeelde inrichtingen, is een milieuvergunning (of een eenvoudige aangifte) noodzakelijk voor het uitoefenen van de activiteit, voor opslag of voor gebruik van de voorzieningen en de betrokken producten.

Er bestaan 6 klassen van milieuvergunningen (3, 2, 1D, 1C, 1B en 1A) volgens een toenemend milieueffect.

De noodzaak van een milieuvergunning manifesteert zich vooral voor stedelijke landbouwprojecten waarbij dieren worden geteeld of gewasbeschermingsmiddelen worden opgeslagen, of bij diversificatie door integratie van een transformatieprocedé voor plantaardige of dierlijke producten.

Hieronder vindt u voorbeelden met betrekking tot het mogelijke gebruik van de stadslandbouw:

  • Inrichting van klasse 3
  • Inrichting van klasse 2
  • Inrichting van klasse 1B en 1A

Opgelet: de milieuvergunningen hebben een beperkte duur. Ze kunnen evolueren met de tijd. Ze worden meestal afgeleverd voor een duur van 15 jaar, eventueel te verlengen.

De houder van een milieuvergunning kan deze overdragen aan een andere exploitant (overname van een activiteit via een procedure van titulariswijziging). Hij kan ook een aanvraag indienen om de inhoud ervan te wijzigen (verhoging van het activteitenvolume, diversificatie, nieuwe uitrustingen of gebruik van nieuwe producten die wijzigingen teweegbrengen in het risicobeheer…).

Links en hulpmiddelen:

Voor meer informatie:

Voor steun bij het opstellen van uw dossier voor de vergunningen, raadpleegt u:

  • Als particulier: uw gemeente.
  • Voor de ondernemingen: hub.brussels.

------------------

Inrichtingen van klasse 3 :

Gezien het beperkte milieueffect gaat het hier louter om een verplichte aangifte.

Deze aangifte kan – afhankelijk van het geval – onderworpen zijn aan eventuele betaling van administratieve kosten aan de gemeente.

Procedure

Het antwoord wordt binnen een termijn van 20 dagen afgeleverd, en de aangifte heeft meestal een onbeperkte duur.

In de praktijk is in de volgende gevallen een aangifte van klasse 3 voor een stedelijk landbouwproject vereist:

  • De kweek, de opvang, het hoeden of het houden van dieren (1 groot of 6 à 30 kleine dieren), met uitzondering van sommige vogels (rubriek 115), bijenkorven (rubriek 133) en vissen.
  • De generatoren, ontvangers (met uitzondering van zonnecelpanelen) met een vermogen tussen 100 en 250 kVA.
  • De koelsystemen van meer dan 10 kW maar minder dan 100 kW.

Deze aangifte kan bijvoorbeeld gelden voor:

  • Particulieren met een kippenhok (van 6 tot 30 kippen) in hun tuin.
  • Een tuinbouwer die niet anders kan dan een generator te installeren om zijn irrigatiepompen te laten werken op een perceel dat te ver van een elektriciteitsaansluiting verwijderd is.
  • De inrichting van een kleine koelruimte voor de opslag van voedsel in een stedelijke microboerderij.

Inrichtingen van klasse 2 :

De inrichtingen van klasse 2 hebben een bescheiden effect op het milieu en op de buurt.

Concreet is de milieuvergunning klasse 2 vereist voor activiteiten die typisch worden beoefend op schaal van een ambachtelijke KMO, in het kader van een diversificatie of een stroomafwaartse integratie van filières van stedelijke landbouwproducten.

Merk op dat de stedelijke landbouwer – voor zover hij geen te grote hoeveelheden risicoproducten opslaat, het vermogen van zijn uitrustingen beperkt tot 20 kW en zijn personeel beperkt tot minder dan 7 personen – zijn activiteiten mag diversifiëren zonder een vergunning klasse 1B of 1A te moeten aanvragen.

Procedure

Behoudens uitzonderingen (exploitatie door een rechtspersoon) wordt de vergunning klasse 2 afgeleverd door de gemeentelijke autoriteiten.

Het dossier bestaat uit een specifiek formulier waarin de plannen en verschillende beschrijvingen van de inrichtingen opgenomen zijn. Dit wordt onderworpen aan een openbaar onderzoek van 15 dagen.

De kosten bedragen 125 euro; de indicatieve leveringstermijn is 60 dagen.

In de praktijk is in de volgende gevallen een milieuvergunning klasse 2 vereist voor een stedelijk landbouwproject (in de ruime zin):

  • De kweek, de opvang, het hoeden of het houden van 2 tot 30 grote dieren of van 31 tot 300 kleine dieren (behalve vissen), het kweken van 30 tot 300 vogels, meer dan 3 bijenkolonies in bijenkorven, evenals accommodaties voor dierenverkoop (behalve vissen).
  • De generatoren, ontvangers (met uitzondering van zonnecelpanelen) met een vermogen tussen 250 en 1000 kVA.
  • Koelsystemen van meer dan 100 kW, evenals ventilatiesystemen met een debiet van 20.000 à 100.000m³/u (bijv. grote serre).
  • Werkplaatsen voor de voedseltransformatie, uitgerust met drijfkracht tussen 2 en 20 kW, en met minder dan 7 mensen in dienst (bereiding, bewerking, conditionering, bewaring van producten van plantaardige of dierlijke oorsprong, met uitzondering van restaurantkeukens), met inbegrip van slagerij, bakkerij, banketbakkerij, zuivelbedrijf, kaasmakerij, vishandel…
  • Elektrische ovens met een nominaal vermogen van 20 à 200 kW.
  • Confectiewerkplaatsen op basis van dierlijke of plantaardige grondstoffen (huiden, haren, veren, resp. vlechtwerk, textiel…).
  • Composteercentra met een vermogen van 10 à 1000 ton per jaar.
  • De opslag van plantaardige of dierlijke grondstoffen (behalve afval), in een grootteorde van meestal 5 tot 50 ton.
  • De opslag van mest, gier, meststoffen (ook louter chemische) van 300 kg tot 50 ton.
  • De opslag van 100 tot 1000 kg aan niet-professionele gewasbeschermingsmiddelen of elke opslag van professionele varianten tot 100 kg.
  • De opslag van beenderen, kadavers en bijproducten van het slachten, van 250 kg tot 1 ton (25 à 500 kg voor bepaalde categorieën van dierlijk afval).
  • De detailverkoopwinkels van meer dan 1000m².

Voor de opslagplaatsen voor plantaardig materiaal, oliën, was en dierlijk vet (5 à 50 ton) en de detailverkoopwinkels van meer dan 1000m² is een gunstig advies van de DBDMH een voorvereiste voor de milieuvergunning.

Inrichtingen van klasse 1B en 1A :

De inrichtingen van klasse 1 hebben een belangrijk (1B) tot zeer belangrijk (1A) effect op de omgeving en de buurtschap. Voor deze inrichtingen is een milieuvergunning vereist, afgeleverd door Leefmilieu Brussel.

Procedure

De aanvraag omvat deze keer een gedetailleerd onderzoek van het effect van deze inrichtingen: een effectenrapport uitgevoerd door de aanvrager (1B) of een effectenstudie door een erkend studiebureau (1A).

De vraag wordt vervolgens voorgelegd aan het advies van technische experts en van de overlegcommissie, na openbaar onderzoek.

In de praktijk is in de volgende gevallen een milieuvergunning klasse 1B vereist voor een stedelijk landbouwproject (in de ruime zin):

  • De activiteiten opgesomd bij de inrichtingen van klasse 2, maar waarvoor de maximumgrens wordt overschreden (bijvoorbeeld: drijfkracht hoger dan 20 kW, of meer dan 300 vogels).
  • De slachthuizen (openbare en particuliere) voor gevogelte en andere kleine dieren, slachtdieren en andere grote dieren.
  • Dierentuinen, dierenparken die openstaan voor het publiek (bijv. kinderboerderij).
  • Bierbrouwerijen, mouterijen en distilleerderijen en werkplaatsen waar bijbehorende activiteiten plaatsvinden.
  • Biomethaniseercentra.
  • Inrichtingen die gebruik maken van genetisch gemodificeerde en/of pathogene organismen of micro-organismen (GGM of GGO).
  • Bietenrasperij, productie en raffinage van suiker.
  • Werkplaatsen voor de bereiding van azijn en azijnderivaten.
  • Intensieve visteelt en aquacultuur van uitheemse en plaatselijk niet-voorkomende soorten.
  • Vismeel- en visoliefabrieken.

Voor het fokken van meer dan 60.000 hennen of 85.000 kippen, of voor meer dan 3.000 plaatsen voor mestvarkens van meer dan 30 kg en 900 plaatsen voor zeugen is dan weer een milieuvergunning van klasse 1A vereist.

Gebruik van pesticiden: lijst van toegestane producten, reglementaire toepassingsafstanden, hoeveelheden.

Gewasbeschermingsmiddelen zijn pesticiden die specifiek worden gebruikt om gewassen te beschermen tegen schadelijke organismen (o.a. insecticiden en fungiciden) of onkruid te bestrijden (herbiciden). Ze worden zowel in de landbouw als in tuinen gebruikt. Het gebruik van deze producten mag enkel worden overwogen als laatste redmiddel in het kader van de geïntegreerde strijd, d.w.z. wanneer alle niet-chemische (fysieke, manuele, mechanische, teelt-, thermische of biologische) alternatieve methoden ondoeltreffend blijken bij de controle van een schadelijk organisme onder een aanvaardbare drempel.

Keuze van het product

  • Het is verboden gewasbeschermingsmiddelen te houden of te gebruiken die niet toegelaten zijn in België. Alle producten die op de markt mogen worden gebracht in België kan u terugvinden door de federale website Fytoweb te raadplegen.  
    De producten voor amateurgebruik bevatten een "G" in hun toelatingsnummer voor garden (bijv. 9524G/B), terwijl de producten die voorbehouden zijn voor professioneel gebruik een "P" bevatten voor professioneel (bijv. 1044P/B)De toegelaten pesticiden zijn enkel toegestaan voor bepaalde teelten en bepaalde organismen. De dosis, gebruiksfrequentie en eventuele specifieke maatregelen om het risico te beperken (bv. bufferzones van 2 tot 30m, driftreducerend percentage...) die zijn opgenomen op fytoweb en op het etiket zijn bindend.
  • Opgelethet Brussels Hoofdstedelijk Gewest verbiedt ook het gebruik van bepaalde van deze producten op zijn grondgebied, zoals in het bijzonder de herbiciden op basis van glyfosaat en de insecticiden op basis van neonicotinoïden.
  • Indien u gecertificeerd bent in biologische landbouw of bezig bent met het certificeringsproces zal u bovendien de lijst van de actieve stoffen die toegelaten zijn in de biologische landbouw, die zijn opgenomen in bijlage II van de verordening (EG) nr. 889/2008 die van toepassing is, moeten naleven. Deze link bevat de lijst van producten die gehomologeerd zijn voor de biologische landbouw in België.

Fytolicentie

Beschikken over een fytolicentie van het type P2 of P3 (certificaat afgeleverd door de federale regering) is verplicht om gewasbeschermingsmiddelen voor professioneel gebruik te kopen, op te slaan en te gebruiken. Een fytolicentie van type P1 volstaat voor de assistenten en arbeiders die de producten gebruiken, maar ze niet zelf kopen, kiezen of de voorraad beheren en die dus werken onder de autoriteit van een houder van een fytolicentie van type P2 of P3.  

Gebruik

Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen wordt geregeld door een reeks van gewestelijke en federale reglementaire bepalingen, die de nadelige gevolgen van pesticiden op de gezondheid van mens en dier en het leefmilieu willen beperken. Opgelet: de producten die kunnen worden gebruikt in de biologische landbouw, de biopesticiden en andere ecologisch gecertificeerde producten zijn ook gewasbeschermingsmiddelen en dus onderworpen aan dezelfde wetgeving als de synthetische moleculen.

Naast het zorgvuldig volgen van de instructies op het etiket van elk product moet u bijgevolg ook rekening houden met:

Opgelet: het gebruik van pesticiden is nooit zonder risico! Onafhankelijk van de aard van het product of het soort van behandeling raden we aan handschoenen van neopreen of nitril, een beschermingsbril of -masker en rubberen laarzen te dragen.  Bij ongevallen met pesticiden moet u contact opnemen met het Antigifcentrum op het nr. 070 245 245 (gratis oproep 24/7). De "aanwijzingen voor de geneesheer" en de "aanwijzingen voor eerste hulpverlening" bevinden zich op het etiket van elk gewasbeschermingsmiddel en moeten aan de contactpersoon worden bezorgd.  

Links en hulpmiddelen:

Wetgeving:

Welke reglementering inzake bijenteelt ?

De inplanting van bijenkorven in de stad moet omzichtig gebeuren. Want het introduceren van honingbijen kan een niet te onderschatten impact hebben op de reeds aanwezige wilde soorten: concurrentie voor het voedsel (pollen en nectar), overdracht van besmettelijke ziekten en wijziging in de samenstelling van de flora. Vooraleer een bijenkorf te installeren dient u dus een raming te maken van de hoeveelheid voedsel in de buurt, de aanwezigheid van tamme soorten en wilde bestuivers, onmisbaar voor de voortplanting van vele soorten.

U dient dus zeker een opleiding te volgen bij professionals vooraleer te beginnen met bijenteelt. Er bestaan verscheidene opleidingen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, onder meer bij SRABE (Société royale d’Apiculture de Bruxelles et ses environs), CARI en Apis Bruoc Sella (zie referentielijst).

In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is de installatie van bijenkasten onderworpen aan verscheidene regels.

Inplanting en constructie: de bijenkorven moeten op een afstand van minstens 20 meter van de woningen of van de openbare weg geplaatst worden. Die afstand kan beperkt worden tot 10 meter als er zich tussen de bijenkorven en de woning of openbare weg een vol obstakel bevindt van twee meter hoog (Veldwetboek, art. 88, 7°).
Verder zijn er sommige zones onderworpen aan specifieke reglementeringen. Dat geldt onder meer voor moestuinen ter beschikking gesteld door het Gewest, waar bijenkorven niet toegestaan zijn. Ook in gewestelijke groene ruimten is een herziening van de toelatingsvoorwaarden aan de gang om de invoering van bijenkorven voor pedagogische en sensibiliseringsprojecten te beperken.

Milieuvergunning: bij meer dan 3 bijenkorven is een milieuvergunning klasse 2 vereist. Een stedenbouwkundige vergunning kan ook nodig zijn bij de constructie van een bijenhotel. In beide gevallen dient u informatie in te winnen en stappen te ondernemen bij de diensten van de gemeente waar u met bijenteelt wilt beginnen.
Gedetailleerde informatie over de milieuvergunning is te vinden in Infofiche "Welke vergunningen zijn nodig voor een stadslandbouw-project?".

Registratie en bijdrage: elke imker moet zich registreren bij het FAVV via een formulier te bezorgen aan de lokale controle-eenheid waar de imker van afhangt. Dit formulier is beschikbaar via volgende link: http://www.afsca.be/erkenningen/modelaanvraagformulier.asp
Het FAVV vraagt ook een bijdrage voor elke bijenkast met meer dan 24 productieve[1] koloniën.

Dierenwelzijn: bij het telen van bijen zijn de follow-up van een dierenarts en de aangifte van bepaalde schadelijke ziekten en organismen verplicht. Als het FAVV bevel geeft tot de vernietiging van koloniën omwille van ziekte, kan de bijenteler een schadevergoeding ontvangen.

Honingproductie: de etikettering, autocontrole en traceerbaarheid van honing zijn gereglementeerd.

Register: alle gegevens over behandelingen van een dierenarts, de aard en de oorsprong van de honing, de controles… moeten vermeld zijn in registers die 5 jaar moeten bewaard worden.
Op de website van het FAVV is meer informatie te vinden over registratie en bijdrage; honingproductie, dierenwelzijn en registers: http://www.afsca.be/bijenteelt/

Verzekering: Een verzekering burgerlijke aansprakelijkheid aangepast aan de bijenteelt is vereist. Die is meestal inbegrepen in het lidmaatschap van sectorverenigingen (SRABE, CARI, enz.)

Links en hulpmiddelen:

[1] Kolonie: elke groep bijen met koningin en ongeveer 15.000 werksters of 1,5 kg.

 

Zijn genetisch gemodificeerde organismen (GGO’s) verboden in Brussel?

Artikel 5 van de ordonnantie betreffende de co-existentie van genetisch gemodificeerde teelten met gangbare en biologische teelten (3 april 2014) bepaalt dat "elke teelt van genetisch gemodificeerde planten in de open lucht  verboden is".

Dit verbod geldt niet voor serreteelten of andere gesloten teeltsystemen waar "de verspreiding van pollen geen enkele rol speelt".

Links en hulpmiddelen:

 

Waar en welk project kan men ontwikkelen volgens de Brusselse planning?

Wie een plek zoekt voor landbouwuitbating zal in een eerste reflex onderzoeken welke opportuniteiten nog beschikbaar zijn: grond is immers schaars en gezocht in dit Gewest dat steeds dichter bebouwd en meer verstedelijkt is. Welk terrein ligt braak en is bruikbaar? Welk gebouw is niet meer in gebruik en is geschikt voor reconversie?

  • De bestemmingen volgens het Gewestelijk Bodembestemmingsplan GBP
    Elk perceel op het grondgebied heeft een wettelijke bestemming, beslissend voor de toegestane activiteiten. In Brussel definieert het Gewestelijk Bodembestemmingsplan de bestemming van elke ruimte (groene ruimte, landbouwzones, woonzones…). Dit plan staat het hoogst in de hiërarchie: het heeft bindende kracht en reglementaire waarde.
  • De gemeentelijke lokale planning: het BPA
    Wat kleinere delen van het grondgebied aangaat, kunnen de gemeenten Bijzondere Plannen van Aanleg (BPA’s) goedkeuren. Deze plannen met reglementaire waarde en bindende kracht moeten de toekomst van een wijk of (al dan niet bebouwd) huizenblok omkaderen volgens zijn/haar ligging en behoeften. Hierin worden gedefinieerd: het detail van de bestemmingen, de inplanting en volumetrie, de looplijn van wegen en toegangswegen…
  • De gemeentelijke strategische planning: het GemOP
    Sommige gemeenten beschikken over een Gemeentelijk Ontwikkelingsplan (GemOP). Deze plannen hebben een richtwaarde en leggen de strategische lijnen vast inzake aanleg en ontwikkeling van het gemeentelijk grondgebied. Duurzame ontwikkeling, stadslandbouw en ondersteuning voor lokale en geïntegreerde economie zijn krachtlijnen die hierin kunnen passen.
  • Een nieuw gewestelijk strategisch instrument: het RPA of Richtplan van Aanleg
    Het gewijzigde BWRO lanceert het RPA als instrument met het voordeel dat het zowel de strategische als de reglementaire aspecten van ruimtelijke ordening oriënteert. Met dit RPA kunnen voor gronden met specifieke uitdagingen (o.a. waar stadslandbouw mogelijk zou zijn) grote aanlegprincipes vastgelegd worden, en kan een reglementaire waarde eraan gekoppeld worden voor bepaalde voorzieningen. Het herroept de bepalingen van andere plannen die er strijdig mee zijn (GBP, BPA, GSV of GSR, verkavelingsvergunning).
  • De stadslandbouw tegenover een zeker juridisch vacuüm
    Belangrijke precisering: de meeste van deze plannen (behalve het RPA) werden opgesteld vóór de revival van de stadslandbouw. Dit verklaart waarom hun bepalingen helemaal geen rekening houden met deze functie als mogelijke activiteit die haar plaats heeft in de stad.

Om de hiërarchie van de plannen en de recente reglementaire evoluties te begrijpen:

Vademecum over de hervorming van het BWRO (13 december 2017)

Links en hulpmiddelen:

 

Wat zijn de specifieke verplichtingen voor een beschermde site?

De landschappelijke, historische, erfgoed-, of ecologische kwaliteit van het Brussels Gewest houdt vast aan de bescherming van bepaalde sites of panden die erkenning genieten voor hun uitzonderlijke of opvallende waarde. Dergelijke plekken kunnen op het eerste gezicht geschikt lijken voor stadslandbouw maar evenzeer onderhevig zijn aan wettelijke vereisten.

Vaak is er een combinatie van beschermingsmiddelen voor eenzelfde site.

  • Groene zones met hoge biologische waarde
    Het GBP (zie Infofiche "Waar en welk project kan men ontwikkelen volgens de Brusselse planning?") heeft een dertigtal sites bestemd tot groene zone met hoge biologische waarde. Ze liggen vaak op de gewestrand, waar een belangrijk niveau van behoud en regeneratie van het natuurlijke milieu gerechtvaardigd is. Handelingen en werken zijn er ernstig beperkt en altijd georiënteerd op bescherming van het milieu of van soorten.
  • Natuurreservaten
    Het Gewest telt 14 natuurreservaten (130 ha), veeleer zeldzame milieus in Brussel met hun kwaliteiten op het vlak van landschap en biodiversiteit: valleien, moeras, grasland, bos, bronnen en waterlopen… Stadslandbouw is er niet noodzakelijk uitgesloten, maar elk landbouwproject moet deze natuurlijke rijkdommen beschermen of zelfs versterken. De Ordonnantie betreffende het natuurbehoud is er van toepassing.
  • Zone Natura 2000
    Meerdere sites en natuurreservaten maken deel uit van het Europese netwerk Natura 2000. Het gaat om drie zones in Brussel. De bescherming is er versterkt: het Gewest heeft zich immers ertoe geëngageerd om het behoud op lange termijn van specifieke habitats en hun opmerkelijke soorten te garanderen. Toch sluit dit niet alle vormen van landbouw uit.
  • Beschermde gebouwen, sites of monumenten
    (Semi-)natuurlijke sites, openbare of privégebouwen, monumenten, opmerkelijke bomen worden beschermd wegens hun erfgoedkundig belang en de sleutelrol die ze spelen als getuige en erfenis van een bepaalde tijd. De beschermingsmaatregel is de toevoeging aan de inventaris, of op de lijst voor bescherming. De effecten zijn verschillend, maar voor elk project wordt een specifiek onderzoek gevoerd.

Links en hulpmiddelen:

 

Welke wetgevingen betreffen de ontwikkeling van activiteiten in stadslandbouw?

Een landbouwproject in een stedelijke omgeving inplanten en runnen, veronderstelt dat men alle geldende reglementering naleeft. Om op de hoogte te zijn van de verplichtingen inzake stedenbouw en ruimtelijke ordening moet men de volgende zaken nagaan:

  • De gevolgen van de kenmerken van het project (gebruik van de bodem en het gebouw, eventuele nieuwe constructie, landbouw in volle grond, in bakken of op het dak, soort teelt, enz.)
  • De locatie van het project:
    Men moet zich afvragen welke locatie voor het project wenselijk is (afhankelijk van de nodige ruimte, de mogelijkheden en de eigenschappen van de buurt…) en daarnaast moet men ook nagaan  waar een vestiging mogelijk is.
  • De geldende wetgeving:
    Er zijn verschillende gewestelijke en gemeentelijke plannen, ordonnanties en wetten, van toepassing met een impact die kan verschillen van wijk tot wijk en van perceel tot perceel. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest legt het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening (BWRO) de stedenbouwkundige regels vasten bepaalt het in dit verband de hiërarchie tussen de verschillende bestuursniveaus. Het BWRO werd recent gewijzigd (hervorming: Ordonnantie van 13/10/2017).
  • De geldende plannen:
    GBP (Gewestelijk Bodembestemmingsplan) – BPA (Bijzonder Plan van Aanleg) – RPA (Richtplan van Aanleg):
    Deze plannen organiseren het grondgebied op schaal van zones, gebieden, wijken, huizenblokken. Ze bestaan uit schriftelijke en grafische (kaarten) voorschriften. Zij bepalen de bestemmingen per zone en de activiteiten die er al dan niet ontwikkeld mogen worden (zie Infofiche "Waar en welk project kan men ontwikkelen volgens de Brusselse planning?").
  • De stedenbouwkundige reglementen:
    GSV (Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening) – GemSV (Gemeentelijke Stedenbouwkundige Verordening) – GGemSV (Gezoneerde Gemeentelijke Stedenbouwkundige Verordening): deze reglementeringen bepalen de verplichtingen en normen die gelden op het niveau van het perceel, het gebouw en zijn onmiddellijke omgeving. Ze omkaderen de integratie van een project in de wijk en de bebouwing eromheen (zie Infofiches "Welke vergunning en reglementering voor de inrichting van infrastructuren op het dak?" en "Welke vergunning en reglementering voor indoor stadslandbouw-project?", rubriek Bovengronds – Reglementaire informatie).
  • De stedenbouwkundige vergunning:
    Deze is vaak nodig om stadslandbouwprojecten te realiseren: voor de inplanting van nieuwe infrastructuren of technische lokalen, of gewoon om de bestemming - en het gebruik - van een al dan niet bebouwde plek te wijzigen (zie Infofiches "Welke vergunningen zijn nodig voor een stadslandbouwproject?", "Welke vergunning en reglementering voor de inrichting van infrastructuren op het dak?" en "Welke vergunning en reglementering voor indoor stadslandbouw-project?", rubriek Bovengronds – Reglementaire informatie).
  • De bescherming van het erfgoed en van de biodiversiteit:
    Daarnaast zijn er ook nog specifieke maatregelen voor bescherming van sites met hoge ecologische, historische of erfgoedwaarde. Specifieke regels beogen hun bescherming en kunnen bepaalde projecten beteugelen. Cartografische tools helpen u handig om de betrokken geografische zones te identificeren (zie Infofiche "Wat zijn de specifieke verplichtingen voor een beschermde site?").

Opgelet: afhankelijk van de technische specificiteiten hebben inrichtingen voor stadslandbouw soms ook een milieuvergunning nodig (zie Infofiche "Voor welke inrichtingen is een milieuvergunning noodzakelijk?").

De betrokken projecten moeten zich ook schikken naar de voedselnormen van het FAVV en in voorkomend geval naar de eigen normen voor certificaten en labels (bio, criteria Good Food), enz.

Algemene Info: https://stedenbouw.irisnet.be/spelregels/het-brussels-wetboek-van-ruimtelijke-ordening-bwro

Links en hulpmiddelen:

 

Hoe vind ik een geschikte site voor mijn project?

Eerst is een evaluatie nodig van de inherente behoeften van de activiteit, in termen van ruimte in open lucht en ruimte in hetgeen gebouwd is, de noodzakelijke minimumoppervlakte, de bereikbaarheid, nabijheid of integendeel afstand tot het dichte stadsweefsel.

Het Brussels Gewestelijk grondgebied biedt weliswaar beperkte maar optimaliseerbare mogelijkheden:

  • Een stadslandbouw-project in de volle grond, op grote oppervlakte ontwikkelen
    De excentrisch gelegen wijken in de tweede kroon en naast de ring hebben nog beschikbare terreinen van min of meer grote afmetingen. Sommige werden altijd al geëxploiteerd door een landbouwactiviteit, andere veranderden gedeeltelijk of volledig van bestemming, nog andere liggen nog braak.
    Het is belangrijk zich te richten op enerzijds de bestaande situatie, anderzijds de bestemming die wordt toegestaan volgens de geldende plannen (zie Infofiche "Waar en welk project kan men ontwikkelen volgens de Brusselse planning?").
  • Een stadslandbouw-project in de volle grond, op kleine oppervlakte ontwikkelen
    Overal in het stedelijke weefsel kunnen kleine ruimtes weer ingepalmd worden voor gewassen, groenteteelt en (klein)veeteelt (zie Infofiche "Hoe pas ik mijn landbouwproject aan de beperkte oppervlakte van de productiesites in Brussel aan?", rubriek Technische informatie). Voorwaarde is natuurlijk dat alle vereiste voorwaarden en vergunningen verenigd zijn, en vooral ook een akkoord met de eigenaar van de locatie (zie Infofiche "Welke vergunningen zijn nodig voor een stadslandbouwproject?").
  • Een stadslandbouw-project zonder grond
    In het bebouwde weefsel worden vele locaties momenteel niet uitgebaat: ze zijn klaar voor reconversie, voor een nieuwe bestemming, beschikbaar en potentieel bruikbaar. De typologie is breed: kleinere en grotere kelders, industriële ruimtes, oude werkplaatsen en opslagplaatsen, zichtbaar vanaf de straat of in huizenblokken, op daken, achter muren… en wachtend op een bestemming…

Links en hulpmiddelen:

 

Welke vergunning en reglementering voor indoor stadslandbouw-project?

Vermits Brussel erg weinig landbouwgebouwen telt, zal een indoorproject noodzakelijkerwijze een reconversie of een nieuwe constructie impliceren. Om het even of het om hydrocultuur, champignon- of witlofteelt gaat, of eender welke andere productie: hoe dan ook is er de kwestie van nodige vergunningen, bestemmingsplannen en geldende reglementeringen.

Het is een erg complexe materie. Aarzel niet om professionele specialisten te betrekken bij uw zoektocht. U kunt ook terecht bij de stedenbouwkundige dienst van uw gemeente: deze organiseert geregeld permanenties t.a.v. zijn burgers. Overweeg deze reflectiebasis in 3 stappen:

  • Welk gebouw, welke bestemming?
    Productieve activiteiten worden op meer of minder beperkende wijze toegestaan in gebouwen, afhankelijk van de zones van het GBP (zie Infofiche "Waar en welk project kan men ontwikkelen volgens de Brusselse planning?"). Er zijn drempels vastgesteld: in een zone met residentieel overwicht is 250 m² productieactiviteit toegestaan, terwijl in een stedelijke industriezone diezelfde productieactiviteit de eerste activiteit is. Sommige zones beschikken ook over een bijzonder plan van aanleg (BPA) dat een vervollediging kan preciseren omtrent toekomstig toegestaan gebruik.Andere belangrijke kwesties: check goed de stabiliteit van het goed, zijn status als erfgoed en de beschermingsmaatregelen. Anderzijds wordt onderdrukking van woongelegenheid verboden of sterk belemmerd volgens het GBP (voorschrift 0.12).
  • Een stedenbouwkundige vergunning aanvragen, hoe doe je dat?
    Als het om een wijziging van bestemming gaat, of om een nieuwe constructie, dan is een stedenbouwkundige vergunning altijd noodzakelijk. Een project dat structurele wijzigingen impliceert, vergt de interventie van een architect. In het algemeen is deze altijd een goede raadgever: hij kan anticiperen op technische vragen en helpen bij administratieve stappen.Goed om te weten: check ook altijd of een milieuvergunning wordt gevraagd (zie Infofiche "Voor welke inrichtingen is een milieuvergunning noodzakelijk?")
  • Welke regels zijn van toepassing?
    De Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening (GSV) geldt voor elk project met wijziging van een gebouw, dus ook de stadslandbouw-projecten. Ze geldt zowel bij nieuwbouw als bij een transformatie. Het gaat dan vooral om titel 1 van de GSV. Bij de redactie hiervan werd echter geen rekening gehouden met de revival van deze functies in de stad. Sommige gemeenten beschikken over een Gemeentelijke Stedenbouwkundige Verordening (GemSV) of over een Gezoneerde Gemeentelijke Stedenbouwkundige Verordening (GGemSV).

Links en hulpmiddelen:

 

Welke vergunningen zijn nodig voor een stadslandbouw-project?

Vooraleer zich te vestigen en handelingen en activiteiten uit te voeren, is het altijd aangewezen te controleren of een stedenbouwkundige vergunning (SV) nodig is. Deze vergunning, uitgereikt door de gemeente of soms door het Gewest, geeft toestemming tot uitvoering van handelingen of werkzaamheden zoals bouw of renovatie van een gebouw, wijziging van bestemming van de site, gevoelige wijziging van het bodemreliëf, ontbossing, plaatsing van uithangbord, wegwijziging, enz.

  • Te volgen procedure
    Ga op zoek naar correct advies. De betrokken gemeente is uw eerste gesprekspartner: op basis van een beschrijving en/of schema kan een openbare dienst de eigenschappen van het project en van de site onderzoeken. Zij maken u wegwijs in modaliteiten en te ondernemen stappen. Opgelet: de SV moet absoluut afgeleverd zijn vóór de uitvoering van werken; dit zal enkele maanden duren.
  • Werken "van geringe omvang"
    Vooraleer ons te verdiepen in de vele facetten van deze procedures bekijken we eerst de zogenaamde "werken van geringe omvang". Deze kunnen vrijgesteld zijn van SV of het voorwerp van een vereenvoudigde procedure zijn, voor zover de geldende wetgeving gerespecteerd wordt. Er werd een uitgebreide lijst goedgekeurd.
  • Indien een stedenbouwkundige vergunning vereist is
    De SV’s moeten in overeenstemming zijn met de geldende stedenbouwkundige plannen en reglementen. In sommige gevallen kunnen afwijkingen op de reglementen worden toegestaan, op voorwaarde dat ze expliciet worden gerechtvaardigd door de aanvrager, en goedgekeurd door de overheid die de vergunning aflevert.

Links en hulpmiddelen:

 

Welke vergunningen zijn er nodig en welke regels moeten er gevolgd worden voor een stadslandbouwproject?

Inleiding

Vooraleer van start te gaan en allerlei werken aan te vatten, is het altijd raadzaam na te gaan of een stedenbouwkundige vergunning (SV) vereist is en welke stedenbouwkundige regels nageleefd moeten worden, zelfs als er geen vergunning nodig is. De vergunning is een door de gemeenten of in sommige gevallen door het Gewest verleende toelating om handelingen of werken uit te voeren die nodig zijn om de locatie in te richten en de landbouwactiviteit mogelijk te maken.

Voor welke handelingen en werken is een vergunning vereist?

Het BWRO (artikel 98, § 1) bepaalt welke handelingen en werken een vergunning vereisen. Het doel bestaat erin de technische conformiteit, de stevigheid, de veiligheid, het esthetische aspect en de integratie in de natuurlijke en bouwomgeving te waarborgen. De lijst die vervat is in het BWRO is niet specifiek afgestemd op de stadslandbouw (die nog zeer beperkt was op het ogenblik dat de voorschriften opgesteld werden). Niettemin kunnen we volgende handelingen en werken vermelden (zonder volledig te willen zijn):

  • Bouw of renovatie van een gebouw (voor landbouw-, woon-, opleidings- of andere doeleinden);
  • Installatie van infrastructuur zoals landbouwserres, stallingen voor dieren, opslaglokalen, tanks;
  • Bestemmingswijziging van een locatie (in het bijzonder voor binnenproductie waarbij een niet voor productie bestemd gebouw aangepast wordt of voor landbouwactiviteiten op het dak);
  • Aanzienlijke wijziging van het bodemreliëf, met inbegrip van bijvoorbeeld het graven van een vijver;
  • Boring van een put;
  • Ontbossing, vellen, verplaatsen en alle andere handelingen die hoogstammige bomen in gevaar brengen, maar meer algemeen ook elke wijziging van de vegetatie in beschermde gebieden;
  • Plaatsing van een uithangbord;
  • Wijziging van wegenis, wijzigingen inzake toegankelijkheid en toegangswegen.

Werken “van geringe omvang”

De zogeheten werken “van geringe omvang” kunnen vrijgesteld zijn van SV of het voorwerp uitmaken van een vereenvoudigde procedure (zonder advies van bepaalde instanties, zonder verplichte inschakeling van een architect), voor zover ze voldoen aan de geldende regelgeving. De volledige lijst werd aangenomen bij regeringsbesluit. In de gids van de belangrijkste stedenbouwkundige en territoriale voorschriften die van toepassing zijn op stadslandbouwprojecten wordt een selectie gegeven van elementen die betrekking kunnen hebben op projecten voor stadslandbouw (p. 28 van de gids). Het Gewest werkt momenteel aan een herziening van deze lijst en van het besluit.

Welke plannen en verordeningen zijn van toepassing?

De SV’s moeten in overeenstemming zijn met de geldende plannen (zie infofiche “Waar en welk project kan men ontwikkelen volgens de Brusselse planning?”) en de geldende stedenbouwkundige verordeningen (gewestelijk: GSV, gemeentelijk: GemSV, specifiek: SGemV of zonaal: ZGemV. De huidige GSV dateert van 2006 en omvat geen specifieke regels voor de stadslandbouw. Deze verordening wordt momenteel herzien. In bepaalde gevallen kunnen afwijkingen van de verordeningen toegestaan worden, op voorwaarde dat ze uitdrukkelijk verantwoord worden door de aanvrager, het voorwerp uitmaken van de speciale regelen van openbaarmaking en goedgekeurd worden door de overheid die de vergunning afgeeft.

In de praktijk zijn de buurtbewoners vaak op hun hoede voor projecten met verhoging en/of inname van dakruimten en binnenterreinen van huizenblokken, vooral als het project gesitueerd is in overwegend residentiële wijken.

Te volgen procedure

Het is nuttig te beginnen met een beschrijving en een locatieschema, dat als basis zal dienen voor de analyse van de reglementaire voorwaarden, vereisten en implicaties.  Win goede raad in. De betrokken gemeente is een belangrijke gesprekspartner: ze kan als openbare dienst de kenmerken van het project en de locatie onderzoeken. De gemeente zal u verder wegwijs maken. Op gewestelijk niveau beschikt hub.brussels over een dienst die projectdragers helpt met aanvragen voor stedenbouwkundige en milieuvergunningen. Een SV-aanvraag moet ingediend worden aan de hand van een SV-aanvraagformulier (bijlage 1) dat hier gedownload kan worden. Opgelet: de uitvoering van de werken mag niet aangevat worden voordat de SV is afgegeven en het verkrijgen ervan neemt enkele maanden in beslag.

Welke vergunning(en) voor welke infrastructuur?

Belangrijk: er gelden specifieke en strengere regels voor beschermd erfgoed (zie infofiche “Wat zijn de specifieke verplichtingen voor een beschermde site?”).

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de vergunningen die desgevallend nodig zijn voor het installeren van landbouwinfrastructuur. Zoals eerder aangegeven is specifieke infrastructuur voor stadslandbouw een recent gegeven waarvan de stedenbouwkundige implicaties nog niet tot uiting komen in de regelgeving. De onderstaande informatie is dan ook een vrije interpretatie van de bestaande regelgevingen en moet afgetoetst worden met de dienst stedenbouw van uw gemeente.

Meer details over vrijstellingen (van SV, van het advies van de gemeente of het Gewest, van de verplichting een beroep te doen op een architect) zijn te vinden op pagina 30 van de Gids en stand van zaken van de belangrijkste stedenbouwkundige en territoriale voorschriften die van toepassing zijn op stadslandbouwprojecten.

InfrastructuurSV?Vrijstelling van SV?Milieuvergunning?
Bouw van een gebouwJa Nee
Renovatie van een gebouwJaAls de renovatie beperkt blijft tot het plaatsen of wegnemen van binneninstallaties zoals sanitaire, elektrische, verwarmings-, isolatie-, verluchtings- of telecommunicatie-installaties.Nee
SerresJa Nee
Stallingen voor dieren, opslagruimten (hut, container, enz.)JaEnkel voor bijgebouw van max. 9m², max. 3m hoog, vrijstaand van het hoofdgebouw in het gebied voor koeren en tuinenNee
TanksJaAls grondinname <9m² of indien ingegravenNee
VijversJaIndien siervijver van max. 20m² in het gebied van koeren en tuinen op min. 2 m van de naburige eigendommen.Nee
BoringJa Ja
OntbossingJa

Snoeien van levende takken met een omtrek van minder dan 10 cm

Uitroeiing van invasieve soorten

Vellen van dode bomen

Nee
Wijziging van wegenisJa Nee

Links en bronnen

  • Praktische stedenbouwgids (2014)
  • Gewestelijke dienst: https://hub.brussels/nl/services/stedenbouwkundige-vergunning/https://hub.brussels/nl/services/
  • Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 13 november 2008 gekend als besluit “geringe omvang”.
  • Gids van de belangrijkste stedenbouwkundige en territoriale voorschriften die van toepassing zijn op stadslandbouwprojecten

    Inleiding

    Vooraleer van start te gaan en allerlei werken aan te vatten, is het altijd raadzaam na te gaan of een stedenbouwkundige vergunning (SV) vereist is en welke stedenbouwkundige regels nageleefd moeten worden, zelfs als er geen vergunning nodig is. De vergunning is een door de gemeenten of in sommige gevallen door het Gewest verleende toelating om handelingen of werken uit te voeren die nodig zijn om de locatie in te richten en de landbouwactiviteit mogelijk te maken.

    Voor welke handelingen en werken is een vergunning vereist?

    Het BWRO (artikel 98, § 1) bepaalt welke handelingen en werken een vergunning vereisen. Het doel bestaat erin de technische conformiteit, de stevigheid, de veiligheid, het esthetische aspect en de integratie in de natuurlijke en bouwomgeving te waarborgen. De lijst die vervat is in het BWRO is niet specifiek afgestemd op de stadslandbouw (die nog zeer beperkt was op het ogenblik dat de voorschriften opgesteld werden). Niettemin kunnen we volgende handelingen en werken vermelden (zonder volledig te willen zijn):

    • Bouw of renovatie van een gebouw (voor landbouw-, woon-, opleidings- of andere doeleinden);
    • Installatie van infrastructuur zoals landbouwserres, stallingen voor dieren, opslaglokalen, tanks;
    • Bestemmingswijziging van een locatie (in het bijzonder voor binnenproductie waarbij een niet voor productie bestemd gebouw aangepast wordt of voor landbouwactiviteiten op het dak);
    • Aanzienlijke wijziging van het bodemreliëf, met inbegrip van bijvoorbeeld het graven van een vijver;
    • Boring van een put;
    • Ontbossing, vellen, verplaatsen en alle andere handelingen die hoogstammige bomen in gevaar brengen, maar meer algemeen ook elke wijziging van de vegetatie in beschermde gebieden;
    • Plaatsing van een uithangbord;
    • Wijziging van wegenis, wijzigingen inzake toegankelijkheid en toegangswegen.

    Werken “van geringe omvang”

    De zogeheten werken “van geringe omvang” kunnen vrijgesteld zijn van SV of het voorwerp uitmaken van een vereenvoudigde procedure (zonder advies van bepaalde instanties, zonder verplichte inschakeling van een architect), voor zover ze voldoen aan de geldende regelgeving. De volledige lijst werd aangenomen bij regeringsbesluit. In de gids van de belangrijkste stedenbouwkundige en territoriale voorschriften die van toepassing zijn op stadslandbouwprojecten wordt een selectie gegeven van elementen die betrekking kunnen hebben op projecten voor stadslandbouw (p. 28 van de gids). Het Gewest werkt momenteel aan een herziening van deze lijst en van het besluit.

    Welke plannen en verordeningen zijn van toepassing?

    De SV’s moeten in overeenstemming zijn met de geldende plannen (zie infofiche “Waar en welk project kan men ontwikkelen volgens de Brusselse planning?”) en de geldende stedenbouwkundige verordeningen (gewestelijk: GSV, gemeentelijk: GemSV, specifiek: SGemV of zonaal: ZGemV. De huidige GSV dateert van 2006 en omvat geen specifieke regels voor de stadslandbouw. Deze verordening wordt momenteel herzien. In bepaalde gevallen kunnen afwijkingen van de verordeningen toegestaan worden, op voorwaarde dat ze uitdrukkelijk verantwoord worden door de aanvrager, het voorwerp uitmaken van de speciale regelen van openbaarmaking en goedgekeurd worden door de overheid die de vergunning afgeeft.

    In de praktijk zijn de buurtbewoners vaak op hun hoede voor projecten met verhoging en/of inname van dakruimten en binnenterreinen van huizenblokken, vooral als het project gesitueerd is in overwegend residentiële wijken.

    Te volgen procedure

    Het is nuttig te beginnen met een beschrijving en een locatieschema, dat als basis zal dienen voor de analyse van de reglementaire voorwaarden, vereisten en implicaties.  Win goede raad in. De betrokken gemeente is een belangrijke gesprekspartner: ze kan als openbare dienst de kenmerken van het project en de locatie onderzoeken. De gemeente zal u verder wegwijs maken. Op gewestelijk niveau beschikt hub.brussels over een dienst die projectdragers helpt met aanvragen voor stedenbouwkundige en milieuvergunningen. Een SV-aanvraag moet ingediend worden aan de hand van een SV-aanvraagformulier (bijlage 1) dat hier gedownload kan worden. Opgelet: de uitvoering van de werken mag niet aangevat worden voordat de SV is afgegeven en het verkrijgen ervan neemt enkele maanden in beslag.

    Welke vergunning(en) voor welke infrastructuur?

    Belangrijk: er gelden specifieke en strengere regels voor beschermd erfgoed (zie infofiche “Wat zijn de specifieke verplichtingen voor een beschermde site?”).

    Onderstaande tabel geeft een overzicht van de vergunningen die desgevallend nodig zijn voor het installeren van landbouwinfrastructuur. Zoals eerder aangegeven is specifieke infrastructuur voor stadslandbouw een recent gegeven waarvan de stedenbouwkundige implicaties nog niet tot uiting komen in de regelgeving. De onderstaande informatie is dan ook een vrije interpretatie van de bestaande regelgevingen en moet afgetoetst worden met de dienst stedenbouw van uw gemeente.

    Meer details over vrijstellingen (van SV, van het advies van de gemeente of het Gewest, van de verplichting een beroep te doen op een architect) zijn te vinden op pagina 30 van de Gids en stand van zaken van de belangrijkste stedenbouwkundige en territoriale voorschriften die van toepassing zijn op stadslandbouwprojecten.

    InfrastructuurSV?Vrijstelling van SV?Milieuvergunning?
    Bouw van een gebouwJa Nee
    Renovatie van een gebouwJaAls de renovatie beperkt blijft tot het plaatsen of wegnemen van binneninstallaties zoals sanitaire, elektrische, verwarmings-, isolatie-, verluchtings- of telecommunicatie-installaties.Nee
    SerresJa Nee
    Stallingen voor dieren, opslagruimten (hut, container, enz.)JaEnkel voor bijgebouw van max. 9m², max. 3m hoog, vrijstaand van het hoofdgebouw in het gebied voor koeren en tuinenNee
    TanksJaAls grondinname <9m² of indien ingegravenNee
    VijversJaIndien siervijver van max. 20m² in het gebied van koeren en tuinen op min. 2 m van de naburige eigendommen.Nee
    BoringJa Ja
    OntbossingJa

    Snoeien van levende takken met een omtrek van minder dan 10 cm

    Uitroeiing van invasieve soorten

    Vellen van dode bomen

    Nee
    Wijziging van wegenisJa Nee

    Links en bronnen

Documentatie

Infofiches Stadslanbouw - Technische informatie

Bent u op zoek naar technische informatie om uw stadslandbouwproject op te starten?

De antwoorden op uw vragen vindt u in deze informatiebladen van de Facilitator voor Stadslandbouw voor zowel volle grond als bovengrondse landbouw.

 

Volle grond landbouw

Waar en hoe voedingsgewassen produceren in een vastgoedproject?

Er zijn tal van mogelijkheden om eetbare planten in te passen in een vastgoedproject. Dat kan op platte daken, wanden, binnenpleinen, tuinen, de binnenkant van huizenblokken, kelders, terrassen, indoor-ruimten, vensterbanken… Bij de keuze van de plek en het type techniek zijn de specifieke behoeften van planten aan licht, temperatuur, water, voedingsstoffen en luchtverversing (evenwicht O2-CO2) belangrijk. U dient ook rekening te houden met de risico’s op besmetting die gepaard gaan met vervuilende stoffen. Want om geschikt te zijn voor consumptie moeten deze planten groeien in een omgeving die vrij is van toxische stoffen voor menselijke voeding. Informatie over de mogelijke bronnen van vervuiling is beschikbaar in Infofiche "Hoe de mogelijke bodemvervuiling bepalen bij het telen in volle grond?" en in de themafiche: "Zijn er risico’s verbonden aan het telen in de stad?"

Naast die basisbehoeften hebben planten ook volgende zaken nodig: 

  • ruimte om te kunnen groeien, zowel bovengronds als ondergronds;
  • andere bevestigingen dan wortelverankering voor sommige planten zoals bv. klimplanten;
  • bescherming tegen plagen, ziekteverwekkers en fytotoxische stoffen. 

Tal van landbouwproductietechnieken zijn in te passen in een vastgoedproject, rekening houdend met de context, de doelstellingen van het project en de afmetingen van de beschikbare ruimte.

Afhankelijk van de plek in het gebouw zullen bepaalde productietechnieken de voorkeur krijgen boven andere.

Volle grond

Pleine terre – Green SURF – Potager de l’asbl Tremplin (Charleroi)

Aan de binnenkant van huizenblokken, in tuinen en aan de voet van gebouwen is het telen in volle grond het makkelijkst, als de bodemtoestand het toestaat. U dient in dat geval voor een compostsysteem te opteren waarmee u makkelijk natuurlijke mest kunt aanmaken. Het kan ook interessant zijn om een systeem voor waterrecuperatie te voorzien om de gewassen te irrigeren. Let wel op met het type bedekking, want dat kan mogelijk een bron van vervuiling zijn. 

Op bruikbare plekken zonder rechtstreeks contact met de aarde (platte daken, balkons, terrassen…) of op vervuilde bodems, zijn zogenaamde bovengrondsetechnieken te overwegen. De gewassen worden er geteeld in een gereconstrueerde omgeving die losstaat van de grond. Die technieken hebben dus geen aardbodem nodig en kunnen overal geïnstalleerd worden.

Moestuin in een bak

Bac Potager – Xavier Claes

Door te telen in bakken kan het aanplanten van groenten op hoger niveau gebeuren. Zo is er geen rechtstreeks contact meer met de bodem. De aarde in de bakken bestaat uit teelaarde en organische elementen die onmisbaar zijn voor de groei van gewassen. Die kunnen zowel op het dak, op een terras als in volle grond ingeplant worden. Het telen in moestuinbakken is zowel bruikbaar voor professionele doeleinden als voor de eigen productie. Voor privé en collectieve projecten kunnen de bakken de vorm aannemen van zakken in geotextiel, recuperatiespullen…

Meer informatie is beschikbaar in de fiche "Telen in bakken of potten"

Moestuindaken 

Daken lenen zich perfect tot moestuin zonder het gebruik van bakken. De aarde wordt rechtstreeks op het dak van het gebouw verspreid, bovenop een beschermlaag die de waterdichtheid van het dak garandeert. Die waterdichte laag kan in verschillende materialen uitgevoerd zijn: geotextiel, beton, PVC-platen… 

Moestuindaken zijn nog relatief zeldzaam, in tegenstelling tot groendaken van het niet-eetbare type, die steeds populairder worden in vastgoedprojecten.

Aquaponische teelt

Aquaponie – Université Gembloux Agro-Biotech

In aquaponische teelt wordt het telen van planten (hydroponie) en het telen van vissen (piscicultuur) gecombineerd. De uitwerpselen van vissen worden via bacteriën omgevormd tot voedingsstoffen die planten kunnen opnemen. 

Hydroponie 

Hydroponie – Aquaponie – Université Gembloux Agro-Biotech

Met deze techniek kunt u planten telen op een neutraal en inert substraat. De planten worden gevoed door een oplossing verrijkt met voedingstoffen en -elementen. De gesloten kring zorgt voor het optimale gebruik van water en voedingselementen. Hydroponie kan zowel binnen als buiten gebeuren.

Naast die verschillende bovengrondse technieken zijn er ook nog de zogenaamde indoor-teelten die verwijzen naar de productie van dier- en plantensoorten binnen in gebouwen. Verschillende types productie zijn hier mogelijk: het telen van champignons, insecten, kleine aquaponiesystemen, groene wanden… Ten slotte kunnen de muren van een gebouw ook gebruikt worden om er klimsystemen, opgebonden bomen of hangsystemen te installeren. De eerste twee systemen kunnen in volle grond of bovengronds uitgevoerd worden, via het gebruik van bakken. Wilt u meer informatie over het benutten van verticale wanden? Raadpleeg dan Infofiche "Zijn verticale wanden ook geschikt voor voedselproductie?"

Meer informatie over de voorwaarden voor gebouwen is beschikbaar in de Gids duurzame gebouwen.

 

Lucht- en watervervuiling: wat is de impact op de gewassen?

In de stad zijn de mogelijke bronnen van vervuiling voor het telen van fruit en groenten talrijk: via lucht, water en de bodem. Die laatste bron van vervuiling komt aan bod in Infofiche "Waar en hoe voedingsgewassen produceren in een vastgoedproject?"

De belangrijkste vervuilende stoffen waar men bij stadsteelt mee geconfronteerd wordt, zijn zware metalen, PAK’s, VOS en pesticiden. De impact ervan op de gewassen kan sterk variëren: beperking van het rendement, aantasting van de kwaliteit door sommige vervuilende stoffen zoals hardnekkige PAK’s die zich in het plantenweefsel kunnen opstapelen, aantasting van de bodemkwaliteit… Parallel kan de reactie van gewassen op verschillende types en bronnen van vervuiling variëren naargelang de soort en zelfs binnen een soort.

Gedetailleerde informatie over de soorten vervuiling, de oorsprong ervan, de risico’s die ermee verbonden zijn en de manier om er zich tegen te beschermen, is te vinden in volgende documenten:

 

Hoe wordt de integratie in de stedelijke omgeving gevaloriseerd?

Landbouw in de stad biedt een reële meerwaarde: sociaal, economisch en op het vlak van milieu. De landbouw kan ook bijdragen tot de kwaliteit van de landschappen, wanneer hij zich ontwikkelt op een natuurlijke site die mede door deze activiteit in stand gehouden wordt. Hij is ook een waarborg voor een goed evenwicht in de functionaliteit van de stad en het behoud van een redelijke verstedelijking en dichtheid.

Enkele aspecten die men in overweging moet nemen voor een kwaliteitsvolle ordening en een goede integratie in de omgeving:

  • Denken aan de natuur van de site en haar plantaardige kenmerken: Vraagt het project een ingrijpende wijziging van het bodemreliëf? Een wijziging van het uitzicht? Blijft de bestaande vegetatie gehandhaafd? Voor deze ingrepen moet een stedenbouwkundige vergunning aangevraagd worden (zie Infofiche "Welke vergunningen zijn nodig voor een stadslandbouwproject?", rubriek Reglementaire informatie), waarbij onder meer de aspecten inzake landschap, esthetica (al dan niet bebouwd) en biodiversiteit onderzocht zullen worden. Deze vergunning wordt "uniek" genoemd als ze betrekking heeft op een beschermd goed of een beschermde site (omdat ze een luik erfgoed omvat – zie Infofiche "Wat zijn de specifieke verplichtingen voor een beschermde site?", rubriek Reglementaire informatie).
  • De noodzakelijke inrichtingen zo goed mogelijk integreren: Zijn de noodzakelijke inrichtingen voor de activiteit reeds aanwezig op de site, of biedt deze de mogelijkheid tot constructie of harmonieuze herbestemming van het gebouwde? Welke behoeften zijn er tot opstelling van diverse inrichtingen, afsluitingen, modules en bouwwerken? Hoe is de directe omgeving van de site samengesteld? Wat grenst eraan?Deze inrichtingen zullen ook onderworpen zijn aan een stedenbouwkundige vergunning, behalve in zeer specifieke en beperkte gevallen bij handelingen en werken van zogenaamde "geringe omvang" (zie Infofiche "Welke vergunningen zijn nodig voor een stadslandbouwproject?", rubriek Reglementaire informatie).

    Afhankelijk van de te ondernemen activiteit kan in voorkomend geval een milieuvergunning vereist zijn (zie Infofiche "Welke vergunningen zijn nodig voor een stadslandbouwproject?", rubriek Reglementaire informatie).

  • Bevorderen van bereikbaarheid en goede relaties met de buurtschap: Wordt de site momenteel bediend door een toegangsweg, en voor welke gebruikers? Welk wagenpark wordt gepland? Impliceert dit specifieke maatregelen? Moeten residentiële wijken doorkruist worden, waar meestal rust gewenst is? Is de site ingesloten en is er doorgang over het terrein van een derde nodig, wat erfdienstbaarheid zou impliceren? Zullen er luidruchtige machines gebruikt worden? En indien ja, welke gebruiksmomenten worden voorgesteld?

Voor de beste antwoorden op deze en ook alle andere vragen die dit project oproept, zijn een aanlegschema met daarin de site en haar onmiddellijke omgeving, evenals een beheersplan onmisbaar.

 

Zijn verticale wanden ook geschikt voor voedselproductie?

Verticale wanden zijn volwaardige ecosystemen die, afhankelijk van de oriëntatie en de samenstelling, als scherm werken tegen vervuiling, slecht weer, geluid en zon. In de stad vervullen ze de rol van groene corridors die het stadsweefsel gezonder en mooier maken. Naast het esthetische en milieuvriendelijke aspect kunnen deze groene wanden ook productie genereren. Zo is het perfect mogelijk om fruit en groenten te telen op plekken waar er een gebrek is aan ruimte op de begane grond. Dit is een volwaardig alternatief voor de verarming van gewassen in de stad.

De voedselproductiviteit van deze wanden zal onder meer afhangen van de gekozen soorten. Er zijn allerhande gewassen mogelijk: bladgroenten (spinazie, veldsla, snijbiet), kruiden, groenten-fruit (paprika’s, tomaten…).

Er bestaan drie types groene wanden:

  • Klimsystemen:

    Dat zijn traditionele systemen op basis van gewassen die in de bodem geplant worden en die men laat groeien tegen een muur, een metaalgaas of een rasterwerk. Hiertegen kunnen klimplanten (wingerd, hop, kiwi…), opgebonden fruitbomen of klimgroenten (boontjes, erwtjes, komkommer...) groeien.

  • Hangsystemen:

    Die techniek bestaat erin de planten onmiddellijk in de wand te integreren. Concreet wordt de façade bekleed met verscheidene dragers in vinyl, vilt of doek. De planten worden vervolgens op verschillende hoogtes geplant, terwijl een buizensysteem zorgt voor het aanbrengen en afvoeren van water. Dit systeem is meer geschikt voor sierbeplanting. Het kan ook gebruikt worden voor productieve planten met een vrij lange groeicyclus zoals bv. aardbeien.

  • Verticale moestuinen:

    Voor planten met een korte cyclus (bv. sla, kruiden…) is het beter om voor een soort "laagjessysteem" te opteren. Dan kan u makkelijk nieuwe planten oogsten en verplanten op het vlakke oppervlak van elke laag.

Naast hun productiecapaciteit hebben groene wanden ook volgende troeven:

  • Esthetiek: ze bieden gegarandeerd een frisse groene toets aan het uitzicht en kunnen een lelijke muur mooi camoufleren.
  • Isolatie: geluid.
  • Toename van de levensduur van een façade door ze te beschermen tegen de weersomstandigheden (wind, regen, temperatuurverschillen) en tegen vuur.

Toch zijn er ook enkele aandachtspunten:

  • Onderhoud: de muur vraagt om follow-up, net als een tuin (planten snoeien, goten schoonmaken…).
  • Prijs: afhankelijk van de gekozen technieken kunnen verticale tuinen prijzig zijn. Ze kunnen variëren van 500€/m² voor eenvoudige systemen tot 5000€/m² voor computergestuurde irrigatiesystemen.
  • Licht: de planten moeten onder controle gehouden worden om te vermijden dat ze licht wegnemen bij het begroeien van vensters, zowel binnen als buiten.

 

Hoe vind ik een beschikbaar terrein dat geschikt is voor mijn professioneel landbouwproject?

U moet uw zoekcriteria duidelijk formuleren, zodat u weet wat u zoekt. Bovendien bestaat er geen website waar alle leegstaande terreinen op een rijtje worden gezet.

U kunt toegang krijgen tot een terrein door er de eigendom van te verwerven (koop) of door terbeschikkingstelling door de eigenaar (huur) of huurder (onderhuur). In het geval van terbeschikkingstelling bestaan er tal van contractvormen, van een pachtovereenkomst tot een bruikleenovereenkomst of een gratis tenancy at will-overeenkomst.

Bent u op zoek naar een beschikbaar en geschikt terrein in Brussel, dan raden we u aan de volgende drie stappen te zetten:

  1. Leg duidelijk vast wat uw zoekcriteria zijn en in welke zone(s) u uw project zou willen starten.
  2. Zorg dat u een idee hebt van de mogelijkheden in de geselecteerde zones door het grondgebied cartografisch te benaderen.
  3. Ga ter plaatse kijken en leg contact met de lokale landbouwers, de omwonenden, de notarissen, de gemeentelijke verkozenen, het OCMW, de kerkfabriek, de ambassadeurs van Terre-en-vue, de privé-eigenaars.
  4. Leg uw zoekcriteria duidelijk vast
    Om uw zoekcriteria te bepalen, moet u een duidelijke definitie van uw project hebben. Om uw project te definiëren, kunt u gebruikmaken van basisvragen die via het acroniem "WWHWWW" kunnen worden samengevat: Wat? Wie? Hoe? Waar? Wanneer? Waarom?
    Door de vraag "Wat" te beantwoorden, kunt u de doelstellingen van uw project duidelijk verwoorden. "Wie" definieert de projectdrager(s) en "Hoe" geeft aan op welke wijze u uw doelstellingen zult behalen en welke methodes u daarvoor toepast. Bepaal de methodes voor de productie, oogst, distributie, eventuele verwerking enz. De vraag "Wanneer" verplicht u ertoe een planning op te stellen, terwijl u via "Waarom" uw motivatie leert verduidelijken. De vraag "Waar" verplicht u er telkens toe te verifiëren of de zones beantwoorden aan de antwoorden die u op de voorgaande vragen gegeven heeft.
  5. De mogelijkheden in de geselecteerde zones
    Van de potentieel interessante percelen voor stadslandbouw in het BHG (zie studie van Terre-en-vue op de portaalsite Good Food), is de helft eigendom van overheidsinstellingen.Bent u op zoek naar een landbouwterrein, dan kunt u heel wat informatie vinden op de geografische portal van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (www.brugis.be). Op deze site kunt u heel wat belangrijke informatie vinden: de bestemming van de terreinen in het Gewestelijk Bestemmingsplan (GBP) en de voorschriften die ermee gepaard gaan, de reële toestand en de historische kaarten. Met deze informatie kunt u al een eerste analyse maken.
  6. Neem een kijkje ter plaatse
    Na een eerste telefonisch contact of een mailtje en later misschien een ontmoeting ter plaatse met de eigenaar(s), kunt u beter inschatten of het door u gevonden terrein geschikt is en of het daadwerkelijk beschikbaar is. U kunt zo ook de obstakels in kaart brengen en begrijpen welke mechanismen er voorhanden zijn om die weg te nemen.
    Om de contactgegevens van de eigenaar van het terrein te verkrijgen waarover u een vraag wilt stellen, kunt u een aanvraag indienen bij het kadaster van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
    Let er in ieder geval op de privé-eigendom te respecteren door altijd eerst contact op te nemen met de eigenaars vooraleer eender welke actie te ondernemen.

Vastgoedexpertise

Landbouwgrond vinden is een nogal complexe zaak die heel wat deskundigheid vraagt. Momenteel heeft slechts één speler zich op dat vlak gespecialiseerd in Brussel, namelijk Terre-en-vue. U kunt een beroep doen op hun ervaring of desgevallend antwoorden op hun oproepen tot kandidaten voor gronden die ze in eigendom hebben of die ze ter beschikking stellen van een andere eigenaar. Als er zich andere spelers aanbieden op dat vlak, zullen zij zich kenbaar maken op de portaalsite Good Food.

Links en hulpmiddelen:

 

Wie kan me helpen bij het zoeken naar technieken voor plantenproductie en de integratie ervan in, boven of rond het gebouw?

Er bestaan verscheidene technieken om gewassen te telen: productie in volle aarde, bovengrondse productie in bakken, hydroponische productie of aquaponische productie… De verschillende technieken vereisen een expertise en knowhow waarbij de tussenkomst van professionals nuttig kan zijn.

Belangrijke factoren waarmee u rekening moet houden in zulke projecten zijn enerzijds welke gewassen u wil telen en anderzijds de omgevingsvereisten, of die nu legaal, stedenbouwkundig zijn of gebonden aan de onthaalinfrastructuur van het project. Ook de doelstellingen van het project zullen doorslaggevend zijn.

Planten hebben licht, water, voedingsstoffen en een draagstructuur nodig om goed te kunnen groeien. Die behoeften moeten beoordeeld worden in de context waarin het project plaatsvindt. De mensen die het best in staat zijn om u te richten bij de keuze van de techniek en de teeltpraktijken zijn mensen met een landbouwopleiding (landbouwkundige ingenieurs, plantendeskundigen, tuinbouwers, moestuinmeesters, boomkwekers…). Met hun kennis kunnen ze u begeleiden bij de keuze van de te telen gewassen, in welk seizoen, de combinatie van gewassen, de aangewezen wisselteelt, de ziekteverwekkers om te bestrijden en de meest geschikte en milieuvriendelijke bestrijdingstechnieken. U kunt ook specifieke informatie vinden in de infofiches beschikbaar op de website van Leefmilieu Brussel:
https://leefmilieu.brussels/themas/voeding/zelf-kweken/tips-om-de-stad-te-kweken/infofiches-om-te-telen-de-stad.

Vooraleer een eigen teeltactiviteit op te starten, professioneel of voor eigen gebruik, kan het nuttig zijn om een opleiding te volgen over de verschillende aspecten van stadslandbouw. Verscheidene verenigingen stellen professionele vormingen of educatieve workshops voor.

Tal van actoren actief in opleiding en het telen van eetbare gewassen zijn te vinden op de portaalsite van Good Food (rubriek "Actoren"):
https://goodfood.brussels/nl/ressources.

Naast de technische expertise voor de gewasproductie loont het ook de moeite om het project vanuit landschaps- en stedenbouwkundig oogpunt te bekijken, om landbouwprojecten beter te integreren in de stedelijke omgeving en wetgeving.

Voor vereisten eigen aan het gebouw, met name draagvermogen, watercapaciteit, waterrecyclage en afvalbeheer, zijn architecten, bouwkundige ingenieurs, ingenieurs speciale technieken en leveranciers van materialen het best geplaatst om vragen te beantwoorden.

Naast technische vaklui zijn er professionals in ondernemersbegeleiding en bedrijven gespecialiseerd in advies en ondersteuning bij het installeren van productiesystemen voor stadslandbouw, aanwezig in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Zij kunnen de sleutels aanreiken om een project op te starten en te laten werken.

Enkele van die actoren zijn ook te vinden op de portaalsite van Good Food.

 

Hoe de ontwikkeling van een vastgoedproject (woningen, kantoren) rijmen met stadslandbouw? Welke argumenten?

Wanneer een vastgoedproject met integratie van stadslandbouw goed uitgedacht is, heeft dat zowel ecologische als economische en sociale voordelen. Vastgoedpromotoren en bewoners van flatgebouwen kunnen onmiddellijk profiteren van die voordelen (zie Infofiches "Wat zijn de voordelen voor de vastgoedpromotor om installaties voor stadslandbouw te voorzien in het gebouw?" en "Wat zijn de voordelen van stadslandbouw voor bewoners van de gebouwen?", rubriek Advies over de businessmodellen).

Stadslandbouw kan een vastgoedproject dus opwaarderen, of het nu gaat om woningen of kantoren. Het levert een sterke toegevoegde waarde voor de leefomgeving van de bewoners en de werknemers.

Momenteel zijn tal van technieken beschikbaar om onderbenutte ruimten, zoals daken, kelders of vervuilde braakliggende terreinen, te exploiteren (zie specifieke vragen: Infofiches "Waar en hoe voedingsgewassen produceren in een vastgoedproject?" en "Wat is het gewicht van moestuinen?", rubriek Bovengronds – Technische informatie).

Verscheidene voorbeelden die bouw en landbouw verenigen zijn nu al zichtbaar in Brussel en in het buitenland. Het gaat om residentiële vastgoedprojecten, industriële gebouwen en ziekenhuizen.

Neobuild Innovation Living Lab

Ontwerp van een serre op het dak van een gebouw in Luxemburg.

Xavier Claes

Kippenhok in de wijk, Le Logis-Floréal.

Green SURF

Aanleg van boomgaard en moestuin op het dak van het Chirec-ziekenhuis in Brussel.

Quartier durable citoyen Cité modèle

Modelwijk in Laken – complex met sociale woningen, heringericht met een moestuin, boomgaard, bijenkorven en een compostsysteem.

GoodPlanet Belgium – projet de Jardin intergénérationnel au CPAS de Saint-Josse

Het Kleine Paradijs – Intergenerationele moestuin in een rusthuis. OCMW Sint-Joost.

 

Hoe analyseert u het productiepotentieel van een terrein?

Om het productiepotentieel van een terrein te analyseren, moet u rekening houden met de bodem, de toegang tot basisbehoeften (zon en water) en de eventuele administratieve en/of juridische beperkingen op het gebruik van de grond.

De bodem

De bodem vormt het leefmilieu voor het aardse leven. De bodem ontstaat door verwering van het moedergesteente onder invloed van chemische, fysische en biologische processen. Hij bestaat uit een minerale fractie (fysisch-chemische afbraakproducten van het plaatselijke gesteente) en een organische fractie, ook koolstofhoudend materiaal genoemd, die de humus vormt (de producten van de afbraak en de stofwisseling van levende wezens). Door deze elementen te analyseren, krijgt u een gedeeltelijk beeld van de vruchtbaarheid van de bodem. De pedologie is evenwel een zeer complexe wetenschap, net als het leven in uw bodem. Bent u van plan de textuur, de structuur of de samenstelling van de bodem te wijzigen, doe dit dan met bijzonder veel behoedzaamheid.

Een bodemanalyse kan worden gerealiseerd door bodemstalen te nemen en die naar een laboratorium te versturen. Het laboratorium kan de voornaamste fysisch-chemische eigenschappen van de bodem onderzoeken, evenals, de textuur, de granulometrie, de zuurgraad, de kationenomwisselingscapaciteit, sporen van metalen… Het dichtst bij Brussel gelegen lab is het Centre provincial de l’agriculture et de la ruralité (CPAR) in Terhulpen. Er bestaan nog andere laboratoria. Er wordt een interpretatie van de resultaten met certificaat voorgesteld. Die analyse moet zorgvuldig worden geïnterpreteerd, want nogmaals, de bodem kan worden beschouwd als een complex levend wezen waar uw activiteit volledig van afhankelijk is.

Ter aanvulling op de laboratoriumanalyse kan de gezondheid van uw bodem nog op diverse andere manieren worden ingeschat. De spadetest is het eenvoudigst te realiseren, hoewel ook hier voor een juiste interpretatie diepgaande kennis van de levende en niet-levende processen in de bodem vereist is. Deze test bestaat erin een profiel van uw bodem op te stellen. Het profiel van de bodem is het geheel van de horizonten van een gegeven bodem; elke horizon is een opspoorbaar en onderscheiden laag van deze bodem. We spreken ook over "sola" of "bodemhorizonten". Door het profiel te analyseren, krijgt u een idee van de bodemlagen en de diepte van de teeltlaag. Er bestaan meerder pedologische gidsen om u te helpen bij de lezing van het bodemprofiel.

Zon, water en andere natuurlijke bronnen

Vervolgens moet u rekening houden met diverse fysische elementen ter plaatse: de ligging, de eventuele helling, de bootstelling aan de zon en de schaduwen die op het terrein worden geworpen, de diepte van de grondwaterlaag indien moet worden geboord, enz.

Het geoportaal van Brussel is zeer nuttig om u een idee te geven van deze elementen, maar een of meerdere bezoeken ter plaatse blijven onontbeerlijk.

Tijdens uw bezoek(en) kunt u andere contextuele elementen evalueren, zoals toegang tot het wegennet, tot water en elektriciteit, de buren en de omgeving, enz.

De eventuele beperkingen

Tot slot kunnen ook aspecten van juridische of administratieve aard een invloed hebben op de haalbaarheid van uw project: het statuut van het terrein in het GBP (Gewestelijk Bestemmingsplan), zijn eventueel statuut van beschermd landschap (bijv. Monumenten & Landschappen) en eventuele natuurbeschermingsmaatregelen (bijv. Natura 2000), enz.

Links en hulpmiddelen:

 

Met welke contextuele elementen van een terrein moet u rekening houden?

Om een stadslandbouwproject te doen slagen, moet u zich twee vragen stellen: zullen de buurtbewoners het project aanvaarden en zullen ze deelnemen aan de dynamiek ervan? Deze vragen zijn belangrijk in verschillende soorten projecten met een hoge externe zichtbaarheid maar het valt op dat bepaalde stadslandbouwprojecten ook zeer goed slagen zonder dat de wijk eraan deelneemt.

De sociale dimensie van de context: aanvaardbaarheid

De aanvaarding van het project door de buurtbewoners zal afhangen van het evenwicht tussen de behoeften van de bewoners en wat het project hen biedt. Het is dan ook verstandig de behoeften van de buurt te analyseren vooraleer het project op te starten. Een eerste benadering bestaat erin te praten met de buurtbewoners en de eventuele wijkcomités of andere organisaties die de buurtbewoners vertegenwoordigen. De plaatselijke verkozenen kunnen ook relevante antwoorden geven.

Naast de behoeften is het ook relevant de sociale dynamieken in de wijk in kaart te brengen: de duurzame wijken, de collectieve moestuinen en/of composteerplaatsen, de wijkcomités, de buurthuizen, de transitie-initiatieven, de burgercafés… zijn allemaal bestanddelen van de sociale context die best geïnventariseerd kunnen worden.

De sociale dynamiek kan op verschillende manieren in het design van het project verwerkt worden: plaats vrijmaken voor collectieve moestuinen en/of composteerplaatsen, synergieën creëren met bestaande initiatieven, bezoeken, animaties en/of opleidingen, enz. voorstellen.

De economische dimensie: deelname van de klanten

Het feit dat een wijk blijk geeft van een groot aanvaardingspotentieel voor het project waarborgt nog niet dat de wijk er ook aan zal deelnemen. De deelnamevoorwaarden en de capaciteiten van de wijk moet helemaal op elkaar zijn afgestemd (de prijs van de producten moet bijvoorbeeld overeenstemmen met het gemiddelde inkomen van de wijk).

Een objectievere raming van het potentieel kan ook verkregen worden door bijvoorbeeld de gegevens te analyseren die beschikbaar zijn bij het Nationaal Instituut voor de Statistiek en het Observatorium voor Gezondheid en Welzijn van Brussel. Met deze gegevens zult u kunnen nagaan wat het gemiddelde inkomen per wijk is, hoe hoog het werkloosheidscijfer en de armoedegrens liggen, wat het aandeel van de sociale woningen is, stuk voor stuk interessante socio-economische indicatoren. Deze gegevens blijven weliswaar theoretisch maar ze kunnen interessant zijn om de communicatie en het bedrijfsplan aan te passen aan de context van het project.

Informatievergaderingen in de wijk geven u een duidelijker beeld van de economische capaciteiten en van de context van de wijk waarin u uw project wilt inplanten.

 

Welke steun is er voor wie in contact wil treden met de overheidseigenaren van terreinen in Brussel?

Het is niet eenvoudig om landbouwgrond te vinden in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De gelegenheden doen zich voor daar waar gebruikscontracten aflopen, gebruikers met pensioen gaan zonder een opvolger te hebben of in gevallen waar de eigenaar van gebruiker wil veranderen en het bestaande contract dit toelaat.

Vrije grond is bovendien vaak in afwachting van een nieuwe bestemming (grondreserve). Deze situatie is dus zelden compatibel met een voldoende langdurig gebruik voor een landbouwproject.

De uitdaging ligt er meestal in een evenwicht te vinden tussen wat voor de grondeigenaar mogelijk is en wat voor de gebruiker onontbeerlijk is. Professionals op zoek naar grond kunnen zich door diverse spelers laten bijstaan.

In Brussel is er BoerenBruxselPaysans, een vereniging spelers met elkaar aanvullende competenties en middelen op het vlak van stadslandbouw en, met name, met een grondonderzoekspool.

 BoerenBruxselPaysans op de portal Good Food:

https://www.goodfood.brussels/nl/contributions/pilootproject-boerenbruxselpaysans-naar-een-duurzame-landbouw-voor-brussel

 

Hoe de mogelijke bodemvervuiling bepalen bij het telen in volle grond?

Door de diversiteit van de industriële en andere activiteiten in heden en verleden is de bodem in steden vaak meer vervuild dan die op het platteland.

De bodem wordt beschouwd als vervuild als die abnormale concentraties aan chemische verbindingen bevat, zoals pesticiden, koolwaterstoffen, zware metalen en vluchtige organische stoffen die mogelijk de gezondheid van planten, dieren of de mens in gevaar kunnen brengen. Planten zullen niet allemaal op dezelfde manier reageren op vervuiling. Zo zullen fruit en groenten minder gevoelig zijn voor verontreinigende stoffen dan wortelgroenten. Bladgroenten en kruiden zijn dan weer zeer gevoelig voor vervuiling en slagen die in grote mate op.

De gezondheidsrisico’s verbonden met vervuiling worden in detail behandeld in volgende studie” L’incidence des pollutions urbaines sur les productions alimentaires en ville” (Gauthier Chapelle, 2013) http://document.leefmilieu.brussels/opac_css/elecfile/etude_pollution-et-agricultureUrbaine_Greenloop_avril_2013.PDF?langtype=2060

In Brussel is een systeem ingevoerd om vervuilde percelen te identificeren en ze correct op te volgen. Dit systeem is ingedeeld in 6 stappen:

  • Stap 1: Raadpleeg de Kaart van de bodemtoestand

Deze kaart wordt regelmatig geactualiseerd en bevat alle gevalideerde kadastrale percelen en diegene waarvoor Leefmilieu Brussel over geverifieerde informatie beschikt in verband met de bodemkwaliteit. De percelen zijn er ingedeeld in functie van hun vervuilingstoestand. De kaart met de bodemtoestand is beschikbaar via volgende link: http://geoportal.ibgebim.be/webgis/bodemtoestand.phtml

  • Stap 2: Observeer het terrein en leer het kennen
  • Stap 3: Kies een laboratorium
  • Stap 4: Neem een bodemstaal in uw moestuin
  • Stap 5: Laat het bodemstaal analyseren
  • Stap 6: Interpreteer de resultaten

Dit proces in 6 stappen wordt gedetailleerd beschreven in de Praktische gids bodemanalyse voor telen in de stad, samengesteld door Leefmilieu Brussel:

https://leefmilieu.brussels/themas/voeding/zelf-kweken/tips-om-de-stad-te-kweken/praktische-gids-bodemanalyse-voor-telen-de-stad

Parallel kunt u contact opnemen met de dienst Bodemfacilitator van Leefmilieu Brussel voor alle vragen over bodemkwesties:  

https://leefmilieu.brussels/themas/bodem/bodemfacilitator-en-commissie/bodemfacilitator

U moet wel opletten wanneer een perceel niet als vervuild is geïnventariseerd. Ook in dat geval is het beter om een bodemanalyse uit te voeren. Deze kaart is immers niet exhaustief, want de vervuilingstoestand van een bodem moet gevalideerd worden vooraleer in de inventaris van de bodemtoestand te kunnen voorkomen. Een goede indicator van de vervuilingstoestand van een bodem is de voorgeschiedenis ervan. Zo is het beter om de teelt in volle grond niet op te starten op een terrein dat boordevol bouwafval, assen… heeft gelegen. Als u de historiek van een perceel kent, kunt u de mogelijke risico’s op vervuiling ervan identificeren en het gebruik ervan aanpassen aan die analyses.

Wanneer een perceel vervuild blijkt, zijn twee opties mogelijk. De eerste bestaat erin de bodem te behandelen met depollutiemethoden, zoals uitgraving of gestimuleerde biodegradatie. De tweede is te opteren voor bodemonafhankelijke teeltmethoden die overal te installeren zijn  (bodem, daken, kelders, serres…). Telen in moestuinbakken is een perfect alternatief. Let er alleen op dat u geen vervuilde grond gaat gebruiken.

 

Hoe mijn stadslandbouwproject van water voorzien?

Inleiding

Kunnen beschikken over water is een belangrijke factor voor landbouwproductie. Een tekort aan water kan het rendement en de kwaliteit van de productie aanzienlijk schaden. Het water lost immers de voedingsstoffen op. De plant neemt vervolgens het water met daarin de voedingsstoffen op door capillaire werking. Een teveel aan water heeft daarentegen tot gevolg dat de wortels minder zuurstof krijgen en stikken. Deze FAQ geeft toelichting bij verschillende mogelijke waterbronnen en irrigatiesystemen voor teelt in volle grond en uit de grond.

De waterbevoorradingsbronnen

Voor de waterbevoorrading van uw stadslandbouwproject zijn er drie belangrijke mogelijkheden:

  • Leidingwater van de stad;
  • Grondwater, met behulp van een waterput;
  •  

Leidingwater is makkelijkst beschikbaar. Het is echter vrij duur en kan een van de grootste kostenfactoren van uw project vormen.

Die kosten kunnen vermeden worden door te investeren in een waterput om uw gewassen te bevloeien met water uit de grond waarop uw project gevestigd is. Het boren van een put vereist evenwel een vergunning en de installatiekosten bedragen meerdere duizenden euro’s. U vindt hierover meer informatie op de grondwaterpagina van de website van Leefmilieu Brussel.

De derde bron is de minst dure: ze is immers gratis. Deze bron verdient dan ook zo veel mogelijk de voorkeur. Ze kan op twee manieren gebruikt worden: hetzij rechtstreeks door de regen die op de gewassen valt, hetzij door regenwater op het dak op te vangen in tanks. Daarvoor zijn dus grote opvangoppervlaktes nodig (volgens de grootte van uw project) en investeringen in opvangtanks om het regenwater te kunnen gebruiken.

Bewateringssystemen voor teelt in volle grond

A.    Verneveling

Verneveling is vooral aan te raden voor het bewateren van geplant zaaigoed met het oog op een goede ontkieming.

Afbeelding 1. bron: https://pxhere.com/es/photo/765816

Voordelen:

  • Gemakkelijk te verplaatsen van de ene teelt naar de andere;
  • Besparing op lange termijn (geen frequente aankoop van buizen nodig);
  • Geschikt voor grote oppervlakten;
  • Nuttig om te beschermen tegen vorst (niet het ijs beschermt tegen de vorst, maar wel het water dat warmte afgeeft terwijl het bevriest).

Nadelen:

  • Verbruikt meer water dan druppelsystemen;
  • Bevordert onkruidgroei omdat ook de ruimte tussen de gewassen en de productielijnen besproeid worden;
  • Aanzienlijke startinvestering (ong. € 1.200/ha);
  • Besproeit de bladeren van de gewassen (toegenomen risico op ziekte van de plant):
  • Minder precies (effect van de wind).

B.    Bedruppeling

Bedruppeling is een systeem waarmee water in geringe hoeveelheden maar op doorlopende wijze afgegeven wordt aan de voet van elke plant.

Afbeelding 2. bron: https://vikaspedia.in/agriculture/agri-inputs/farm-machinary/drip-irrigation-system

Voordelen:

  • Precieze bewatering, verbruikt minder water dan sproeisystemen;
  • Geeft geen water af aan onkruid tussen de teeltrijen;
  • Gelijkmatige bewatering;
  • Lage druk en dus energiebesparing;
  • Maakt waterbemesting mogelijk (= toediening van in water oplosbare voedingsstoffen via een bewateringssysteem);
  • Kan gecombineerd worden met grondzeilen.

Nadelen:

  • De installatie duurt langer dan die van een vernevelingssysteem;
  • Maakt het schoffelen lastiger (risico dat de buizen beschadigd raken);
  • Vereist een efficiënt filtersysteem. Filters zijn belangrijk om overmatige slijtage van de pompen en verstopping van de druppelaars en mondstukken te voorkomen;
  • De jaarlijkse vervanging van de buizen betekent een aanzienlijke uitgave (ongeveer € 500/ha bij de start, maar reken jaarlijks op eenzelfde bedrag voor het vervangen van de buizen.

C.     Opmerkingen

Het is belangrijk te weten dat het verschil in efficiëntie (hoeveelheid water opgenomen door de wortels tijdens de bewatering in verhouding tot de totale gebruikte hoeveelheid water) tussen deze systemen afhangt van de soort grond en de topografische kenmerken van het terrein waarop de teelt plaatsvindt.

Alvorens een systeem te kiezen is het aangewezen informatie in te winnen bij professionals, de kosten te vergelijken en een goed inzicht te hebben in uw percelen en teeltvariëteiten.

Om verder te gaan: gratis online opleiding MOOC ULG "Les techniques d'irrigation" waarin drie professoren u de basisconcepten van bewatering uitleggen via filmpjes en oefeningen, evenals interviews met mensen uit de praktijk waarbij de concepten in een praktisch kader gesitueerd worden.

Bewateringssystemen voor teelt uit de grond

A.    Systeem voor teelt in diep water

Diepwaterteelt (deep water culture) houdt in dat de wortels van de planten ondergedompeld zijn in een vrij brede teeltbak die gevuld is met een waterlaag van minstens 10 cm waarin voedingsstoffen zijn opgelost. Een luchtpomp voegt de nodige zuurstof toe aan de oplossing. Zo kunnen de planten alles wat ze nodig hebben opnemen. Hoewel dit systeem eenvoudig toe te passen is, heeft het als nadeel dat de concentratie van de voedingsstoffen aanzienlijk wisselt, wat regelmatige aanpassing nodig maakt.

Afbeelding 3. Bron: www.thehydroponicum.com

B.    Systeem van de eb-en-vloedtafels

Het systeem van de eb-en-vloedtafels (ebb and flow) bestaat uit een kweektafel met planten in een substraat en een reservoir. Ook in dit geval zijn er voedingsstoffen opgelost in de waterlaag van 5 cm. Werkingsprincipe: de kweektafel wordt afwisselend onder water en droog gezet. Het water wordt van het reservoir naar de kweektafel gevoerd door een pomp en de teeltsubstraten worden langs onder bevloeid om de zuurstofarme lucht af te voeren. De teeltsubstraten worden dan ondergedompeld en het wortelsysteem van de planten kan de nodige voedingsstoffen opnemen. Wanneer de kweektafel daarna leegloopt, zuigt het water zuurstofrijke lucht in het substraat en komt het in contact met de wortels.

Afbeelding 4. Source: www.hydrobuilder.com

C.     NFT-systeem Nutrient Film Technique

Het NFT-systeem (Nutrient Film Technique): dit systeem is gebaseerd op het gootprincipe. Dankzij een lichte afhelling en de zwaartekracht stroomt de voedende oplossing langzaam langs een goot met vlakke bodem of een plaat waarop de planten zich bevinden. Het wortelsysteem van de planten baadt in deze waterfilm, zodat de planten de nodige voedingsstoffen kunnen opnemen en tegelijk over de nodige zuurstof beschikken. Het NFT-systeem is zeer efficiënt en laat de planten snel groeien, maar is zeer gevoelig aan stroompannes of pompdefecten. Als de wortels niet meer in contact zijn met de voedende oplossing, kunnen ze zeer snel uitdrogen en aanzienlijke teeltverliezen veroorzaken. Het systeem is daarentegen zeer zuinig in waterverbruik en licht. Het kan dus geïnstalleerd worden op constructies met beperkte draagkracht.

Afbeelding 5. Bron: www.thehydroponicum.com

D.    Druppelsysteem

Druppelsysteem: Vanuit een geperforeerde ring of een fijn buisje wordt de voedende oplossing naar de voet van elke plant gevoerd. De planten staan op een substraat (vaak kleikorrels, rotswol, perliet of kokosvezels). De oplossing wordt dan naar beneden geleid en opgevangen in een reservoir. Vervolgens wordt de oplossing van verse zuurstof voorzien met behulp van een luchtpomp en start de cyclus opnieuw.

Afbeelding 6. Bron: www.hydroponie.fr

E.     Aerocultuursysteem

Het aerocultuursysteem is afgeleid van het NFT-systeem. Het houdt in dat de wortels van de planten in een donkere kamer hangen waardoor een buis loopt die een voedende oplossing vernevelt op de wortels, waarbij een relatieve vochtigheidsgraad van bijna 100% gehandhaafd wordt. Aerocultuursystemen zijn volledig bodemloos en laten een opmerkelijke efficiëntie optekenen. Doordat de wortels permanent met zuurstof in contact zijn is hun opnemingsvermogen maximaal. Het meest indrukwekkende groeiverloop wordt bereikt met dit aerocultuursysteem. Net zoals het NFT-systeem is aerocultuur echter zeer gevoelig voor pannes.

Afbeelding 7. Bron: www.aerofarms.com

 

Hoe een schapenfokkerij opzetten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest?

Inleiding

Wil u schapen houden in Brussel? Hieronder volgt enige informatie die u op weg zal helpen met uw project:

In de landbouw is het vaak moeilijk een evenwicht te vinden tussen economische en levensvereisten. Daarom is de eerste vereiste te beschikken over een sterk businessmodel dat voldoende waarde genereert.

Een schapenfokkerij kan hoofdzakelijk berusten op de verkoop van vlees, melk of begrazingsdiensten, maar ook op een combinatie van die activiteiten. Een multifunctionele benadering van de fokkerij maakt het ook mogelijk didactische en sociale activiteiten voor de wijkbewoners aan te bieden (activiteiten, workshops, kuddeverplaatsingen op straat, meditatie met dieren, enz.). Deze diensten bieden onmiskenbaar een meerwaarde in een stadsomgeving en kunnen financieel benut worden.

Welke soort fokkerij?

Hieronder volgen de kenmerken van drie mogelijke soorten fokkerijen:

Fokken van melkschapen

  • Minstens 30 melkschapen om leefbaar te zijn;
  • Jaarlijkse productie van 200 à 350 liter per schaap, commercialiseerbaar tegen 5 à 10 euro per liter door verwerking van de melk tot kaas/yoghurt/ijs (producten met hoge toegevoegde waarde) → nodig voor kleine kuddes;
  • Inrichting van een kaasmakerij volgens de normen;
  • Verkoop van lammeren als vlees;
  • Weiden naast de schaapsstal zijn zeer nuttig.

Fokken van vleesschapen (verkoop van slachtlammeren)

  • Minstens 150 schapen om leefbaar te zijn;
  • 225 slachtlammeren per jaar;
  • Minstens 8 ha om de schapen en lammeren gedeeltelijk te voeden tijdens de zomer;
  • Schaapsstal van 400 m², composteerinstallatie voor de mest, opslagruimte voor voeder, enz.

Begrazing

  • Begrazing is het onderhouden van groene ruimten door er dieren op te laten grazen. Het is een mooie, milieuvriendelijke en stille oplossing voor het maaien van gazons in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;
  • Begrazing kan een activiteit op zich zijn of een aanvulling op vleesfokkerij;
  • Professionele aanbieders van begrazingsdiensten maken vaak gebruik van lichte en landelijke rassen (Ouessant, Soay, enz.);
  • Het aantal dieren hangt af van het toegepaste businessmodel (onderhoud van gazons vs. didactische en sociale activiteiten): minstens 10 à 30 schapen.

In acht te nemen criteria bij de keuze van de activiteit en de soort fokkerij

Hieronder enkele criteria om rekening mee te houden bij de activiteitskeuze:

  • Aandacht hebben voor de vereisten verbonden aan het melken en de verkoop via de korte keten. Het project opzetten met meerdere personen kan de zaken vergemakkelijken;
  • Toegang tot de gronden: voor een melkfokkerij bevinden de weides zich best in de nabijheid van de plaats waar de dieren gemolken worden en waar de melk verwerkt wordt, met vlotte toegangsmogelijkheden voor het dagelijkse overbrengen van de kudde;
  • Beschikbare grond (weidegrond en stallingen): de oppervlakte van de weiden en stallingen moet aangepast zijn aan het aantal dieren. Wegens het beperkte grondaanbod in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is het mogelijk dat u niet voldoende grond vindt om zelfvoorzienend te zijn qua voeder (tussen 5 en 10 schapen per hectare). In de biologische landbouw geldt evenwel een minimale graasoppervlakte van 1 ha voor 40 schapen (6 grootvee-eenheden (GVE) per ha). Ter aanvulling mag gevoederd worden met hooi en graan, aangekocht of geoogst op een ander perceel;
  • Gebouwen: als voltijdse vleesfokkerij beoogd wordt, is een grote kudde vereist met de nodige infrastructuur (stallen voor de dieren, opslag van voeder en mestafval). Voor bijkomende vleesfokkerij of melkfokkerij volstaan kleinere kuddes en zijn de behoeften beperkter;
  • Kaasmakerij (melkfokkerij): dit is een belangrijk punt wat betreft het gebouw gelet op de gezondheidsvoorschriften, maar ook een essentieel gegeven voor de economische leefbaarheid van het project. De productie en rijping zijn bijkomende activiteiten die goed beheerst moeten worden met het oog op een optimale rentabilisering van de melk via kwaliteitsproducten met hoge toegevoegde waarde (ijs, yoghurt, verse kaas);
  • Voeder: de vleesfokkerij stelt minder eisen qua voeder. Naargelang van de beschikbare voedergewassen en weiden kan het voeder meer aangepast worden en goedkoper zijn in aankoop (eiwitrijke voedergewassen en krachtvoer);
  • Communicatie met de buurt: lawaai en geuren kunnen de omwonenden storen. Hen bij het project betrekken en zorgen voor goede communicatie kan een betere integratie van de activiteit in de hand werken.

Aandachtspunten en regelgeving

  • Talrijke administratieve formaliteiten om schapen te fokken: inschrijving bij DGZ/ARSIA en bij het FAVV om uw kudde te registreren en traceerbaar te maken
  • Voor meer dan vijf schapen (lammeren inbegrepen) is een milieuvergunning van klasse 3 vereist. Voor meer dan dertig schapen (lammeren inbegrepen) moet u een milieuvergunning van klasse 2 aanvragen.
  • Er is ook een milieuvergunning van klasse 2 nodig om meer dan 300 kg mest op te slaan.
  • In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest werden vele terreinen door Monumenten en Landschappen beschermd als natuurreservaat of Natura 2000-gebied: ga eerst na welke dwingende maatregelen er van toepassing zijn.

Om verder te gaan:

Enkele contacten:

 

Met welke kenmerken van de wijk moet ik rekening houden voor mijn stadslandbouwproject?

Inleiding

Net als in elk ecosysteem is er interactie tussen de bestanddelen van een wijk. Bijgevolg vestigen wij de aandacht van projectdragers erop dat het belangrijk is rekening te houden met verschillende sociaaleconomische en sociaalecologische aspecten van de wijk waarin ze hun project willen onderbrengen.

Het is best de troeven en obstakels na te gaan vóór de start van het project om de mogelijkheden op lange termijn te bevorderen.

De sociaaleconomische aspecten van de wijk

CategorieImplicaties voor het projectInformatie en kaart- en documentatiebronnen
Bevolkingsdichtheid

Bij een hoge bevolkingsdichtheid zijn er grotere behoeften aan groene ruimten, recreatieruimten en mobiliteitsmiddelen.

 

à Concurreert uw project met die behoeften of komt het er deels tegemoet aan?

 

Aantal inwoners per km² per wijk, kaart van de wijkmonitoring

Gezinsinkomen

 

Vandaag hangt de keuze voor kwaliteitsvolle en duurzame voeding vooral samen met de koopkracht van de verbruiker.

 

à Is uw project gericht op lokale klanten?

 

Gemiddeld belastbaar inkomen per inwoner in € per wijk, kaart van de wijkmonitoring

Burger- en professionele dynamiek en initiatieven

 

Deel uitmaken van netwerken is een sterke troef voor SL-projecten.

 

àMet welke lokale duurzame voedingsactoren zou u een partnership, samenwerking of onderlinge hulp kunnen opzetten?

 

à Wie zijn uw ambassadeurs?

(verenigingen, ondernemingen of burgers die gevestigd of actief zijn in de wijk en die ruchtbaarheid zouden kunnen geven aan uw project)

 

à Zijn er lokale initiatieven aanwezig op het vlak van duurzame voeding?

 

Aantal buurtinitiatieven, kaart van door LB gelabelde of gesubsidieerde producentenmoestuinmeestersvolkstuinenduurzame wijkenbuurtcomposten en compostmeestersSAGAL, kaart van de Réseau des Consommateurs Responsables,
Stedelijke en functionele mix

Het gebruik van de stedelijke grond wordt bepaald door regelgevende plannen met als doel de verschillende stadsfuncties te laten samengaan.

 

àWat zijn op basis van de kaarten de functies die vertegenwoordigd zijn in de huizenblokken die grenzen aan uw project (woningen, kantoren, handelszaken, openbare voorzieningen, natuurgebieden en biologisch waardevolle gebieden)?

 

à Welke aanpassingen en afspraken zouden nodig zijn om uw project duurzaam te integreren in harmonie met de naburige functies?

 

Wettelijke functies van de locatie, het huizenblok, de kaart van de bestemmingen van het Gewestelijk Bestemmingsplan (GBP) – BruGIS-kaart (selecteer de laag Perspective.brussels, GBP)
Handelskernen

De distributie van uw productie neemt een niet te verwaarlozen deel van uw tijd en budget in beslag.

 

à Beoogt u een lokale afzet voor uw productie?

 

à Waar zijn de handelszaken, restaurants, kantines of traiteurs geconcentreerd die mogelijk interessant zijn voor de verkoop van uw waren?

 

àZou er een partnership mogelijk zijn met sommige ervan?

Aanwezigheid van handelskernen en handelsgalerijen, kaart van de bestemmingen van het GBP – BruGIS-kaart (selecteer de laag Perspective.brussels, GBP).

 

 

“Good Food”-restaurants/handelaars/kantines

De ruimtelijke en ecologische aspecten van de wijk

CategorieImplicaties voor het projectInformatie en kaart- en documentatiebronnen
Inschakeling in de netwerken voor zachte mobiliteit (voetgangers, fietsers en openbaar vervoer)

Zachte mobiliteit is sterk in opmars in Brussel. Ook het infrastructuurnetwerk is in volle ontwikkeling (bus, tram, trein, metro, fietspaden, voetpaden). Er moet gedacht worden aan de bereikbaarheid van uw project voor en met deze mobiliteitsmiddelen, zowel voor uw doelgroep als voor de distributie van uw productie.

 

à Bevindt uw project zich in de nabijheid van een netwerk voor zachte mobiliteit?

 

à Is uw productielocatie vlot bereikbaar voor uw doelgroep?

 

àIs er een uitbreiding van het zachte mobiliteitsnetwerk gepland in de omgeving van uw project? Zo ja, is dat een voordeel of een nadeel voor de ontwikkeling van uw project?

 

Multimodale netwerken, kaart van de netwerken – Good Moveplan (pp. 79, 85, 87, 93)
Kwaliteit van het bebouwd en het natuurlandschap

Het esthetisch aspect is een belangrijk gegeven in een stedelijke omgeving. Het is beter vooraf na te denken over de visuele integratie van uw technische infrastructuur (serres, tanks, gebouwen, enz.) om het risico op vijandige reacties in de buurt te beperken.

Bovendien zijn sommige stedelijke erfgoederen beschermd. Dit brengt regels met zich mee die u moet in acht nemen.

 

Gebieden met erfgoedwaarde, kaart van het GPDO (p. 13, Erfgoedgebieden)

Warmte- en koelte-eilanden

 

In de stad doen de bebouwing en de bodem- en dakbekleding met steen en bitumen warmte-eilanden ontstaan tijdens periodes met hoge temperaturen.

Een bedekking met levende vegetatie maakt het mogelijk dit verschijnsel te regelen door koelte-eilanden tot stand te brengen.

 

Koele zones en risicozones, kaart van de koelte-eilanden van LB
Doorlaatbaarheid > < verharding van de bodem

De overstromingsrisico’s in de stad hangen nauw samen met de bodemverharding (wegen, parkings, daken, terrassen, trottoirs, zachte mobiliteitsvoorzieningen …).  Een stadslandbouwproject onthardt die oppervlakten en kan een voordeel inhouden voor de wijk:

·        een groendak houdt meer hemelwater vast dan een dak met harde bekleding en ontlast dus de stedelijke waterafvoernetwerken.

·        Een project in volle grond zorgt ervoor dat de grond meer water kan opnemen dan een verharde oppervlakte waarop het water blijft staan.

Aandeel (in procent) van de ondoorlaatbare oppervlakten per wijk, kaart van de wijkmonitoring

 

Waterbeheer en overstromingsrisico

Overstroming van uw perceel kan op drie manieren veroorzaakt worden:

1.      Door oppervlaktewater: regenwater op ondoorlaatbare verharde oppervlakten dat afloopt naar of overloopt op uw perceel

2.      Door grondwater: uw perceel bevindt zich boven een ondergrondse waterlaag waarvan de spiegel naar de oppervlakte kan stijgen na aanhoudende neerslag.

3.      Door de bodemstructuur als er geen goede waterafvoer mogelijk is wegens aangedrukte grond of de aanwezigheid van klei die een ondoorlaatbare laag vormt op een bepaalde diepte.

 

Gebieden met overstromingsrisico, kaart van de overstromingen van LB

 

Toelichting bij de Brusselse grondwaterlagen van LB

Inschakeling in het ecologische netwerk

De gezondheid van uw gewassen hangt nauw samen met de biodiversiteit die u tot stand brengt op uw bedrijfslocatie.

 

à Hoe kan u de biodiversiteit op uw perceel vergroten?

 

à Welke ecologische netwerken zijn er al verwezenlijkt of in kaart gebracht door Leefmilieu Brussel in de omgeving van uw perceel?

 

à Bevindt uw project zich in een gebied van ecologisch belang?

Gebieden die moeten bijdragen tot de bescherming en het behoud van de biodiversiteit, kaart van het Brussels ecologisch netwerk van LB (+ groen netwerk van het GPDO

Wat te doen in een Natura 2000-gebied?

Behoeften aan groene ruimten of recreatieruimten

Hoe groter de bevolkingsdichtheid in de buurt van uw projectlocatie, hoe groter de behoefte aan recreatieve groene ruimte er zal zijn.

 

àVervult uw project een recreatiefunctie in de wijk of zal het geprivatiseerd zijn?

 

Gebieden met een tekort aan publiek toegankelijk groen met hun bedekkingsgraad door vegetatie, kaart van LB

 

Bovengrondse landbouw

Ik wil een moestuin aanleggen op mijn dak – op het dak van mijn onderneming. Enkele handige tips?

Bij het aanleggen van een moestuin op een dak zijn verscheidene parameters van belang: de geldende stedenbouwkundige wetgeving, het draagvermogen van de steunstructuur en de keuze van mogelijke teeltmethode. Zoiets opstarten vereist specifieke knowhow en vaardigheden. Wilt u meer informatie over de aanspreekpunten die u hierbij kunnen helpen? Raadpleeg dan Infofiche "Wie kan me helpen bij het zoeken naar technieken voor plantenproductie en de integratie ervan in, boven of rond het gebouw?"

Naast het technische kader zal uw initiële motivatie bepalen voor welk type project u kiest. Het is dus cruciaal om de juiste vragen te stellen vooraleer dit avontuur aan te vatten.

Urbanisme en wetgeving

Bij het opstarten van dakprojecten is het nodig om voordien een technische, stedenbouwkundige en reglementaire analyse op te maken. Zo dient u na te checken of het dak conform is met de veiligheidsvoorschriften, brandnormen en stedenbouwkundige reglementen. Meestal zal ook een reling en een beveiligde toegang vereist zijn. U vindt de te volgen aanpak in Infofiche "Welke toelatingen zijn nodig in een stadslandbouwproject?" en Infofiche "Welke vergunning en reglementering voor de inrichting van infrastructuren op het dak?", rubriek Reglementaire informatie.

Draagvermogen 

Het draagvermogen van een dak is de belasting die dit dak kan dragen. Dit vermogen bevat steeds een veiligheidsmarge die ervoor zorgt dat het dak aan onze weersomstandigheden kan weerstaan. Toch dient u ook bepaalde technische vragen te stellen vooraleer er een moestuin aan te leggen:

Kan mijn dak een last dragen waarop niet is gerekend bij de constructie van het gebouw? Hoe is het dak momenteel toegankelijk? Welke aanpassingen zijn noodzakelijk om het gebruik ervan effectief mogelijk te maken?

De keuze van het systeem, de schaal en de dimensionering zullen afhangen van dit draagvermogen. Het is namelijk zo dat het gewicht van een moestuin varieert naargelang de gebruikte techniek. Wilt u meer informatie? Raadpleeg dan Infofiche "Wat is het gewicht van moestuinen?"

Het advies van een expert in het domein, van het type bouwkundig ingenieur (speciale technieken) of architect, is onmisbaar om dit draagvermogen te beoordelen.

Keuze van het stadslandbouwsysteem

Dakteelt is een vorm van bovengrondse landbouw waarbij verscheidene productiemethoden mogelijk zijn. Die verschillende technieken zijn te vinden onder Infofiche "Waar en hoe voedingsgewassen produceren in een vastgoedproject?"

Naast het draagvermogen van het dak zullen ook de omstandigheden waarin u de moestuin aanlegt, een invloed hebben op uw keuze:

Blootstelling aan de zon

Deze blootstelling is een doorslaggevende parameter voor de plantengroei. Ze bepaalt ook de aanbreng van water vereist voor de optimale groei van de planten. Een lommerrijk dak zal de neiging hebben om vochtig te blijven en leent zich dus goed voor de ontwikkeling van mossen. Een dak dat dan weer sterk blootgesteld is aan de zon zal, afhankelijk van de gekozen plantensoorten, regelmatige besproeiing vereisen.

Een tip: om de ideale plek te kiezen bij het planten van uw gewassen doet u er goed aan om op verschillende tijdstippen van de dag te kijken waar zich schaduw en zon bevinden en te weten hoelang de zon er schijnt.

Waterbehoefte

Elke plant heeft water nodig om te kunnen groeien. Daarom is het van belang om te kiezen in functie van de omgevingsfactoren op de plek in kwestie. Met een goed beplantingsplan kunt u de vereiste watertoevoer beperken. Ook essentieel is het om een systeem te voorzien voor recuperatie van regenwater.

Meer informatie is beschikbaar in de fiche "Irrigatie – technieken om water te besparen"

Type substraat

Het substraat is de wortelondersteuning van planten. Er bestaan verscheidene types met elk hun specifieke eigenschappen: teelaarde, potgrond, kleipellets… Als u die goed kent, kunt u zo exact mogelijk inspelen op de doelstellingen bij de aanleg.

De verpakking van uw substraat kan variëren in functie van de productiedoelstellingen, het draagvermogen van de onthaalstructuur… Het is mogelijk te telen in bakken, in potten, in zakken van geotextiel, op doorlopende substraatlagen, in recuperatiespullen (flessen, buizen...).

Blootstelling aan wind

Wind is een parameter die vaak wordt verwaarloosd bij de aanleg van een dakmoestuin. Toch is de verankering van planten, vanaf een bepaalde hoogte en in functie van de stedenbouwkundige configuratie van de omgeving, absoluut noodzakelijk om de veiligheid van personen op de site te garanderen.

Naast milieufactoren variëren de teelttypes op daken afhankelijk van de te bereiken productiedoelstellingen. U dient dus goed uw behoeften te kennen want die bepalen de ontwikkeling en de indeling van het project.

Links en hulpmiddelen:

 

Waar en hoe voedingsgewassen produceren in een vastgoedproject?

Er zijn tal van mogelijkheden om eetbare planten in te passen in een vastgoedproject. Dat kan op platte daken, wanden, binnenpleinen, tuinen, de binnenkant van huizenblokken, kelders, terrassen, indoor-ruimten, vensterbanken… Bij de keuze van de plek en het type techniek zijn de specifieke behoeften van planten aan licht, temperatuur, water, voedingsstoffen en luchtverversing (evenwicht O2-CO2) belangrijk. U dient ook rekening te houden met de risico’s op besmetting die gepaard gaan met vervuilende stoffen. Want om geschikt te zijn voor consumptie moeten deze planten groeien in een omgeving die vrij is van toxische stoffen voor menselijke voeding. Informatie over de mogelijke bronnen van vervuiling is beschikbaar in Infofiche "Hoe de mogelijke bodemvervuiling bepalen bij het telen in volle grond?" en in de themafiche: "Zijn er risico’s verbonden aan het telen in de stad?"

Naast die basisbehoeften hebben planten ook volgende zaken nodig: 

  • ruimte om te kunnen groeien, zowel bovengronds als ondergronds;
  • andere bevestigingen dan wortelverankering voor sommige planten zoals bv. klimplanten;
  • bescherming tegen plagen, ziekteverwekkers en fytotoxische stoffen. 

Tal van landbouwproductietechnieken zijn in te passen in een vastgoedproject, rekening houdend met de context, de doelstellingen van het project en de afmetingen van de beschikbare ruimte.

Afhankelijk van de plek in het gebouw zullen bepaalde productietechnieken de voorkeur krijgen boven andere.

Volle grond

Pleine terre – Green SURF – Potager de l’asbl Tremplin (Charleroi)

Aan de binnenkant van huizenblokken, in tuinen en aan de voet van gebouwen is het telen in volle grond het makkelijkst, als de bodemtoestand het toestaat. U dient in dat geval voor een compostsysteem te opteren waarmee u makkelijk natuurlijke mest kunt aanmaken. Het kan ook interessant zijn om een systeem voor waterrecuperatie te voorzien om de gewassen te irrigeren. Let wel op met het type bedekking, want dat kan mogelijk een bron van vervuiling zijn. 

Op bruikbare plekken zonder rechtstreeks contact met de aarde (platte daken, balkons, terrassen…) of op vervuilde bodems, zijn zogenaamde bovengrondsetechnieken te overwegen. De gewassen worden er geteeld in een gereconstrueerde omgeving die losstaat van de grond. Die technieken hebben dus geen aardbodem nodig en kunnen overal geïnstalleerd worden.

Moestuin in een bak

Bac Potager – Xavier Claes

Door te telen in bakken kan het aanplanten van groenten op hoger niveau gebeuren. Zo is er geen rechtstreeks contact meer met de bodem. De aarde in de bakken bestaat uit teelaarde en organische elementen die onmisbaar zijn voor de groei van gewassen. Die kunnen zowel op het dak, op een terras als in volle grond ingeplant worden. Het telen in moestuinbakken is zowel bruikbaar voor professionele doeleinden als voor de eigen productie. Voor privé en collectieve projecten kunnen de bakken de vorm aannemen van zakken in geotextiel, recuperatiespullen…

Meer informatie is beschikbaar in de fiche "Telen in bakken of potten"

Moestuindaken 

Daken lenen zich perfect tot moestuin zonder het gebruik van bakken. De aarde wordt rechtstreeks op het dak van het gebouw verspreid, bovenop een beschermlaag die de waterdichtheid van het dak garandeert. Die waterdichte laag kan in verschillende materialen uitgevoerd zijn: geotextiel, beton, PVC-platen… 

Moestuindaken zijn nog relatief zeldzaam, in tegenstelling tot groendaken van het niet-eetbare type, die steeds populairder worden in vastgoedprojecten.

Aquaponische teelt

Aquaponie – Université Gembloux Agro-Biotech

In aquaponische teelt wordt het telen van planten (hydroponie) en het telen van vissen (piscicultuur) gecombineerd. De uitwerpselen van vissen worden via bacteriën omgevormd tot voedingsstoffen die planten kunnen opnemen. 

Hydroponie 

Hydroponie – Aquaponie – Université Gembloux Agro-Biotech

Met deze techniek kunt u planten telen op een neutraal en inert substraat. De planten worden gevoed door een oplossing verrijkt met voedingstoffen en -elementen. De gesloten kring zorgt voor het optimale gebruik van water en voedingselementen. Hydroponie kan zowel binnen als buiten gebeuren.

Naast die verschillende bovengrondse technieken zijn er ook nog de zogenaamde indoor-teelten die verwijzen naar de productie van dier- en plantensoorten binnen in gebouwen. Verschillende types productie zijn hier mogelijk: het telen van champignons, insecten, kleine aquaponiesystemen, groene wanden… Ten slotte kunnen de muren van een gebouw ook gebruikt worden om er klimsystemen, opgebonden bomen of hangsystemen te installeren. De eerste twee systemen kunnen in volle grond of bovengronds uitgevoerd worden, via het gebruik van bakken. Wilt u meer informatie over het benutten van verticale wanden? Raadpleeg dan Infofiche "Zijn verticale wanden ook geschikt voor voedselproductie?"

Meer informatie over de voorwaarden voor gebouwen is beschikbaar in de Gids duurzame gebouwen.

 

Lucht- en watervervuiling: wat is de impact op de gewassen?

In de stad zijn de mogelijke bronnen van vervuiling voor het telen van fruit en groenten talrijk: via lucht, water en de bodem. Die laatste bron van vervuiling komt aan bod in Infofiche "Waar en hoe voedingsgewassen produceren in een vastgoedproject?"

De belangrijkste vervuilende stoffen waar men bij stadsteelt mee geconfronteerd wordt, zijn zware metalen, PAK’s, VOS en pesticiden. De impact ervan op de gewassen kan sterk variëren: beperking van het rendement, aantasting van de kwaliteit door sommige vervuilende stoffen zoals hardnekkige PAK’s die zich in het plantenweefsel kunnen opstapelen, aantasting van de bodemkwaliteit… Parallel kan de reactie van gewassen op verschillende types en bronnen van vervuiling variëren naargelang de soort en zelfs binnen een soort.

Gedetailleerde informatie over de soorten vervuiling, de oorsprong ervan, de risico’s die ermee verbonden zijn en de manier om er zich tegen te beschermen, is te vinden in volgende documenten:

 

Hoe wordt de integratie in de stedelijke omgeving gevaloriseerd?

Landbouw in de stad biedt een reële meerwaarde: sociaal, economisch en op het vlak van milieu. De landbouw kan ook bijdragen tot de kwaliteit van de landschappen, wanneer hij zich ontwikkelt op een natuurlijke site die mede door deze activiteit in stand gehouden wordt. Hij is ook een waarborg voor een goed evenwicht in de functionaliteit van de stad en het behoud van een redelijke verstedelijking en dichtheid.

Enkele aspecten die men in overweging moet nemen voor een kwaliteitsvolle ordening en een goede integratie in de omgeving:

  • Denken aan de natuur van de site en haar plantaardige kenmerken: Vraagt het project een ingrijpende wijziging van het bodemreliëf? Een wijziging van het uitzicht? Blijft de bestaande vegetatie gehandhaafd? Voor deze ingrepen moet een stedenbouwkundige vergunning aangevraagd worden (zie Infofiche "Welke vergunningen zijn nodig voor een stadslandbouwproject?", rubriek Reglementaire informatie), waarbij onder meer de aspecten inzake landschap, esthetica (al dan niet bebouwd) en biodiversiteit onderzocht zullen worden. Deze vergunning wordt "uniek" genoemd als ze betrekking heeft op een beschermd goed of een beschermde site (omdat ze een luik erfgoed omvat – zie Infofiche "Wat zijn de specifieke verplichtingen voor een beschermde site?", rubriek Reglementaire informatie).
  • De noodzakelijke inrichtingen zo goed mogelijk integreren: Zijn de noodzakelijke inrichtingen voor de activiteit reeds aanwezig op de site, of biedt deze de mogelijkheid tot constructie of harmonieuze herbestemming van het gebouwde? Welke behoeften zijn er tot opstelling van diverse inrichtingen, afsluitingen, modules en bouwwerken? Hoe is de directe omgeving van de site samengesteld? Wat grenst eraan?Deze inrichtingen zullen ook onderworpen zijn aan een stedenbouwkundige vergunning, behalve in zeer specifieke en beperkte gevallen bij handelingen en werken van zogenaamde "geringe omvang" (zie Infofiche "Welke vergunningen zijn nodig voor een stadslandbouwproject?", rubriek Reglementaire informatie).

    Afhankelijk van de te ondernemen activiteit kan in voorkomend geval een milieuvergunning vereist zijn (zie Infofiche "Welke vergunningen zijn nodig voor een stadslandbouwproject?", rubriek Reglementaire informatie).

  • Bevorderen van bereikbaarheid en goede relaties met de buurtschap: Wordt de site momenteel bediend door een toegangsweg, en voor welke gebruikers? Welk wagenpark wordt gepland? Impliceert dit specifieke maatregelen? Moeten residentiële wijken doorkruist worden, waar meestal rust gewenst is? Is de site ingesloten en is er doorgang over het terrein van een derde nodig, wat erfdienstbaarheid zou impliceren? Zullen er luidruchtige machines gebruikt worden? En indien ja, welke gebruiksmomenten worden voorgesteld?

Voor de beste antwoorden op deze en ook alle andere vragen die dit project oproept, zijn een aanlegschema met daarin de site en haar onmiddellijke omgeving, evenals een beheersplan onmisbaar.

 

Zijn verticale wanden ook geschikt voor voedselproductie?

Verticale wanden zijn volwaardige ecosystemen die, afhankelijk van de oriëntatie en de samenstelling, als scherm werken tegen vervuiling, slecht weer, geluid en zon. In de stad vervullen ze de rol van groene corridors die het stadsweefsel gezonder en mooier maken. Naast het esthetische en milieuvriendelijke aspect kunnen deze groene wanden ook productie genereren. Zo is het perfect mogelijk om fruit en groenten te telen op plekken waar er een gebrek is aan ruimte op de begane grond. Dit is een volwaardig alternatief voor de verarming van gewassen in de stad.

De voedselproductiviteit van deze wanden zal onder meer afhangen van de gekozen soorten. Er zijn allerhande gewassen mogelijk: bladgroenten (spinazie, veldsla, snijbiet), kruiden, groenten-fruit (paprika’s, tomaten…).

Er bestaan drie types groene wanden:

  • Klimsystemen:

    Dat zijn traditionele systemen op basis van gewassen die in de bodem geplant worden en die men laat groeien tegen een muur, een metaalgaas of een rasterwerk. Hiertegen kunnen klimplanten (wingerd, hop, kiwi…), opgebonden fruitbomen of klimgroenten (boontjes, erwtjes, komkommer...) groeien.

  • Hangsystemen:

    Die techniek bestaat erin de planten onmiddellijk in de wand te integreren. Concreet wordt de façade bekleed met verscheidene dragers in vinyl, vilt of doek. De planten worden vervolgens op verschillende hoogtes geplant, terwijl een buizensysteem zorgt voor het aanbrengen en afvoeren van water. Dit systeem is meer geschikt voor sierbeplanting. Het kan ook gebruikt worden voor productieve planten met een vrij lange groeicyclus zoals bv. aardbeien.

  • Verticale moestuinen:

    Voor planten met een korte cyclus (bv. sla, kruiden…) is het beter om voor een soort "laagjessysteem" te opteren. Dan kan u makkelijk nieuwe planten oogsten en verplanten op het vlakke oppervlak van elke laag.

Naast hun productiecapaciteit hebben groene wanden ook volgende troeven:

  • Esthetiek: ze bieden gegarandeerd een frisse groene toets aan het uitzicht en kunnen een lelijke muur mooi camoufleren.
  • Isolatie: geluid.
  • Toename van de levensduur van een façade door ze te beschermen tegen de weersomstandigheden (wind, regen, temperatuurverschillen) en tegen vuur.

Toch zijn er ook enkele aandachtspunten:

  • Onderhoud: de muur vraagt om follow-up, net als een tuin (planten snoeien, goten schoonmaken…).
  • Prijs: afhankelijk van de gekozen technieken kunnen verticale tuinen prijzig zijn. Ze kunnen variëren van 500€/m² voor eenvoudige systemen tot 5000€/m² voor computergestuurde irrigatiesystemen.
  • Licht: de planten moeten onder controle gehouden worden om te vermijden dat ze licht wegnemen bij het begroeien van vensters, zowel binnen als buiten.

 

Kan je stadslandbouw beschouwen als een positieve factor op milieuvlak?

De impact van stadslandbouw, die opnieuw zorgt voor beplanting in de stad en die de ecologische stadsnetwerken verstevigt, is voelbaar op sociaal, economisch en milieuvlak. De impact hangt af van de mate waarin de werking ervan is geïntegreerd in het stadsweefsel en van het ontwikkelde model. Op milieuvlak kunnen talrijke positieve gevolgen genoemd worden:

Biodiversiteit: naast het esthetische aspect biedt stadslandbouw ondersteuning voor heel wat levende soorten. Bloemen en planten werken de aanwezigheid van insecten in de hand en die trekken op hun beurt vogels aan. Stadflora gaat dan weer bestuivers in stand houden die van cruciaal belang zijn voor de plantengroei. Hier ontwikkelt zich dus een microbiotoop in deze stadslandbouwprojecten die bijdraagt tot het groene netwerk in de steden.

Promotie van milieuvriendelijke praktijken

Beperking van de CO2-concentratie: bij de fotosynthese die zich voltrekt in alle gewassen wordt CO2 opgevangen en omgevormd tot O2. Dat zorgt voor een weliswaar beperkte maar toch niet te onderschatten vermindering van de ecologische afdruk in steden.

Regeling van de temperatuur in steden: de aanwezigheid van beplanting biedt frisse ruimten als compensatie voor het typische hitte-eilandeffect in steden.

Isolatie van gebouwen: een groendak biedt thermische bescherming die de temperatuur van de dakondersteuning het hele jaar door behoorlijk constant houdt, zomer en winter.

Recyclage (water, energie, afval): de systemen werken meestal met gesloten kringloop. De aanvoer van buitenaf wordt op die manier beperkt en het afval wordt lokaal gerevaloriseerd.

Absorptie van regenwater: via initiatieven tot vergroening van braakliggende terreinen, bermen, daken en sommige muren, werkt stadslandbouw infiltratie, evapotranspiratie en vertraging van regenwater naar het rioleringsnet (wanneer het wel degelijk gaat om irrigatie via regenwater) in de hand.

Let echter op dat u de juiste reflexen toepast om erosie op hellende terreinen niet in de hand te werken, bv. bij gebrek aan plantengroei na het oogsten.

Verbetering van de waterkwaliteit: groendaken spelen de rol van natuurlijke filter om water te zuiveren. Schadelijke stoffen (stof, benzeen, Pb, Cd, Cu…) in het regenwater worden opgevangen op groendaken, waardoor het gerecupereerde regenwater op natuurlijke wijze wordt gezuiverd.

Beperking van de uitstoot van broeikasgassen – werking met korte ketens: stadslandbouw werkt voedselautonomie in de hand. Wars van dit ietwat utopische concept is dit type landbouw bedoeld om opnieuw korte ketens te creëren tussen producenten en consumenten. Die doelstelling is een echte troef voor het milieu omdat die de ecologische voetafdruk verbonden met transport en distributie van landbouwproducten aanzienlijk beperkt.

Meer info vindt u in de Gids duurzame gebouwen.

 

Wat is het gewicht van moestuinen?

Het gewicht van een moestuin hangt sterk af van de gebruikte techniek (zie Infofiche "Waar en hoe voedingsgewassen produceren in een vastgoedproject?" voor een overzicht van de technieken). Bij hydroponie zal het gewicht per m² vaak lager liggen dan dat van moestuinbakken en dat van een aquaponiesysteem. Vooraleer enige structuur te installeren is het dus absoluut noodzakelijk om het systeem correct te dimensioneren en ervoor te zorgen dat de onthaalstructuur (dak, balkon) zulke last kan dragen.

Moestuin in een bak

Bac Potager – Xavier Claes

Het gewicht van moestuinbakken varieert afhankelijk van hun diepte, het type gebruikt materiaal en in welke mate ze verzadigd zijn met water. Er wordt aangeraden om een diepte te voorzien van minimaal 20 tot 30 cm voor klassieke groenteteelten. In dit geval zal een moestuin minimaal 150 kg/m² wegen als de aarde droog is, maar dat kan oplopen tot 400 kg/m² afhankelijk van de waterverzadiging. Om de belasting van uw moestuin te beperken kunt u lichtere materialen gebruiken, zoals zakken in geotextiel. Als u fruitbomen wilt telen, dient u een dikkere substraatlaag te voorzien dan wat vereist is voor het telen van groenten en kleinfruit.

Hydroponie

Hydroponie – Aquaponie – Université Gembloux Agro-Biotech

Dit is een vrij recente technologie voor bovengrondse productie. De gewassen worden geteeld op een neutraal en inert substraat en krijgen regelmatig een voedseloplossing verrijkt met nutriënten en minerale elementen. 

De installaties van een hydroponische moestuin kunnen een gewicht hebben dat lager ligt dan 150 kg/m² afhankelijk van de gekozen techniek. Dat is zo bij de teelttechniek op een voedingslaag (in het Engels Nutrient Film Technique of NFT).

Aquaponie

Aquaponie – Université Gembloux Agro-Biotech

Bij aquaponie wordt het telen van planten (hydroponie) en het fokken van vissen (piscicultuur) gecombineerd en werken ze in een gesloten kring. De uitwerpselen van vissen worden via bacteriën omgevormd tot voedingsstoffen die planten kunnen opnemen. De aquaponische teelt is overal mogelijk omdat die geen bodem nodig heeft. Alleen moet u wel rekening houden met het gewicht van de structuur dat vlug kan oplopen. Want voor visbakken kan het waterpeil in sommige gevallen 1 meter bereiken, wat overeenstemt met 1000 kg/m².

Moestuindak

Moestuindaken zijn nog weinig te vinden in stadscontext, in tegenstelling tot groendaken van het niet-productieve type, intensief of extensief, die steeds meer aanwezig zijn op gebouwen. In beide gevallen is het dak bedekt met een membraan, dat de penetratie van wortels tegenhoudt,  een drainagelaag en een filterende laag die voorkomt dat fijn bezinksel in het draineersysteem terechtkomt. Die verschillende lagen dienen als afscheiding tussen de waterdichte laag van het dak en het substraat met de geteelde gewassen dat meestal van het organisch-minerale type is bij een moestuindak. In tegenstelling tot een groendak bestaat een moestuindak uit productieve soorten die op dezelfde manier worden geteeld als in volle grond. Het gewicht van een moestuindak zal globaal gezien hetzelfde zijn als dat van een moestuin in bakken en zal afhangen van de hoogte van de aarde. 

 

Wie kan me helpen bij het zoeken naar technieken voor plantenproductie en de integratie ervan in, boven of rond het gebouw?

Er bestaan verscheidene technieken om gewassen te telen: productie in volle aarde, bovengrondse productie in bakken, hydroponische productie of aquaponische productie… De verschillende technieken vereisen een expertise en knowhow waarbij de tussenkomst van professionals nuttig kan zijn.

Belangrijke factoren waarmee u rekening moet houden in zulke projecten zijn enerzijds welke gewassen u wil telen en anderzijds de omgevingsvereisten, of die nu legaal, stedenbouwkundig zijn of gebonden aan de onthaalinfrastructuur van het project. Ook de doelstellingen van het project zullen doorslaggevend zijn.

Planten hebben licht, water, voedingsstoffen en een draagstructuur nodig om goed te kunnen groeien. Die behoeften moeten beoordeeld worden in de context waarin het project plaatsvindt. De mensen die het best in staat zijn om u te richten bij de keuze van de techniek en de teeltpraktijken zijn mensen met een landbouwopleiding (landbouwkundige ingenieurs, plantendeskundigen, tuinbouwers, moestuinmeesters, boomkwekers…). Met hun kennis kunnen ze u begeleiden bij de keuze van de te telen gewassen, in welk seizoen, de combinatie van gewassen, de aangewezen wisselteelt, de ziekteverwekkers om te bestrijden en de meest geschikte en milieuvriendelijke bestrijdingstechnieken. U kunt ook specifieke informatie vinden in de infofiches beschikbaar op de website van Leefmilieu Brussel:
https://leefmilieu.brussels/themas/voeding/zelf-kweken/tips-om-de-stad-te-kweken/infofiches-om-te-telen-de-stad.

Vooraleer een eigen teeltactiviteit op te starten, professioneel of voor eigen gebruik, kan het nuttig zijn om een opleiding te volgen over de verschillende aspecten van stadslandbouw. Verscheidene verenigingen stellen professionele vormingen of educatieve workshops voor.

Tal van actoren actief in opleiding en het telen van eetbare gewassen zijn te vinden op de portaalsite van Good Food (rubriek "Actoren"):
https://goodfood.brussels/nl/ressources.

Naast de technische expertise voor de gewasproductie loont het ook de moeite om het project vanuit landschaps- en stedenbouwkundig oogpunt te bekijken, om landbouwprojecten beter te integreren in de stedelijke omgeving en wetgeving.

Voor vereisten eigen aan het gebouw, met name draagvermogen, watercapaciteit, waterrecyclage en afvalbeheer, zijn architecten, bouwkundige ingenieurs, ingenieurs speciale technieken en leveranciers van materialen het best geplaatst om vragen te beantwoorden.

Naast technische vaklui zijn er professionals in ondernemersbegeleiding en bedrijven gespecialiseerd in advies en ondersteuning bij het installeren van productiesystemen voor stadslandbouw, aanwezig in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Zij kunnen de sleutels aanreiken om een project op te starten en te laten werken.

Enkele van die actoren zijn ook te vinden op de portaalsite van Good Food.

 

Hoe de ontwikkeling van een vastgoedproject (woningen, kantoren) rijmen met stadslandbouw? Welke argumenten?

Wanneer een vastgoedproject met integratie van stadslandbouw goed uitgedacht is, heeft dat zowel ecologische als economische en sociale voordelen. Vastgoedpromotoren en bewoners van flatgebouwen kunnen onmiddellijk profiteren van die voordelen (zie Infofiches "Wat zijn de voordelen voor de vastgoedpromotor om installaties voor stadslandbouw te voorzien in het gebouw?" en "Wat zijn de voordelen van stadslandbouw voor bewoners van de gebouwen?", rubriek Advies over de businessmodellen).

Stadslandbouw kan een vastgoedproject dus opwaarderen, of het nu gaat om woningen of kantoren. Het levert een sterke toegevoegde waarde voor de leefomgeving van de bewoners en de werknemers.

Momenteel zijn tal van technieken beschikbaar om onderbenutte ruimten, zoals daken, kelders of vervuilde braakliggende terreinen, te exploiteren (zie specifieke vragen: Infofiches "Waar en hoe voedingsgewassen produceren in een vastgoedproject?" en "Wat is het gewicht van moestuinen?", rubriek Bovengronds – Technische informatie).

Verscheidene voorbeelden die bouw en landbouw verenigen zijn nu al zichtbaar in Brussel en in het buitenland. Het gaat om residentiële vastgoedprojecten, industriële gebouwen en ziekenhuizen.

Neobuild Innovation Living Lab

Ontwerp van een serre op het dak van een gebouw in Luxemburg.

Xavier Claes

Kippenhok in de wijk, Le Logis-Floréal.

Green SURF

Aanleg van boomgaard en moestuin op het dak van het Chirec-ziekenhuis in Brussel.

Quartier durable citoyen Cité modèle

Modelwijk in Laken – complex met sociale woningen, heringericht met een moestuin, boomgaard, bijenkorven en een compostsysteem.

GoodPlanet Belgium – projet de Jardin intergénérationnel au CPAS de Saint-Josse

Het Kleine Paradijs – Intergenerationele moestuin in een rusthuis. OCMW Sint-Joost.

 

Welke steun is er voor wie in contact wil treden met de overheidseigenaren van terreinen in Brussel?

Het is niet eenvoudig om landbouwgrond te vinden in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De gelegenheden doen zich voor daar waar gebruikscontracten aflopen, gebruikers met pensioen gaan zonder een opvolger te hebben of in gevallen waar de eigenaar van gebruiker wil veranderen en het bestaande contract dit toelaat.

Vrije grond is bovendien vaak in afwachting van een nieuwe bestemming (grondreserve). Deze situatie is dus zelden compatibel met een voldoende langdurig gebruik voor een landbouwproject.

De uitdaging ligt er meestal in een evenwicht te vinden tussen wat voor de grondeigenaar mogelijk is en wat voor de gebruiker onontbeerlijk is. Professionals op zoek naar grond kunnen zich door diverse spelers laten bijstaan.

In Brussel is er BoerenBruxselPaysans, een vereniging spelers met elkaar aanvullende competenties en middelen op het vlak van stadslandbouw en, met name, met een grondonderzoekspool.

 BoerenBruxselPaysans op de portal Good Food:

https://www.goodfood.brussels/nl/contributions/pilootproject-boerenbruxselpaysans-naar-een-duurzame-landbouw-voor-brussel

 

Waar kan men opleiding krijgen in het onderzoek van plantaardige productietechnieken en de integratie ervan in, op en rond het gebouw?

Laat u opleiden met de Gids Duurzame Gebouwen en krijg toegang tot de opleidingen en seminaries van Leefmilieu Brussel.

Opleiding in Stadslandbouw en duurzame gebouwen

Leefmilieu Brussel geeft regelmatig (+/- een keer per jaar) de opleiding "Stadslandbouw en duurzame gebouwen" (duur: 2 dagen).

Opleiding bestemd voor vakmensen uit de bouwsector en van de stad die actief zijn in het Brussels Gewest en meer bepaald: professionele en private bouwheren, projectontwikkelaars, aannemers en ontwerpers.

Het doel van deze module is om basisnoties bij te brengen inzake stadslandbouw en ook de technische modaliteiten te belichten om de stadslandbouw in een vastgoedproject te kunnen integreren.

Programma, inlichtingen en inschrijvingen hier

 

Welke vergunning en reglementering voor de inrichting van infrastructuren op het dak?

Het is aanlokkelijk om te profiteren van de vele ongebruikte platte daken om stadslandbouw te ontwikkelen. Bij deze innoverende projecten is een technische, stedenbouwkundige en reglementaire analyse onmisbaar: deze stap gaat vooraf aan alle andere, vóór elk onderzoek en elke opzet van een project.

Het is een erg complexe materie. Aarzel niet om bij uw zoektocht professionele specialisten te raadplegen. U kunt ook terecht bij de stedenbouwkundige dienst van uw gemeente: deze organiseert geregeld permanenties t.a.v. zijn burgers. Overweeg deze reflectiebasis in 3 stappen:

  • Controleer de wettelijke bestemming van de betrokken zone
    Productieve activiteiten worden op min of meer beperkende wijze toegestaan, afhankelijk van de zones van het GBP (zie Infofiche "Waar en welk project kan men ontwikkelen volgens de Brusselse planning?"). Er zijn drempels vastgesteld: in een zone met residentieel overwicht is 250 m² productieactiviteit toegestaan, terwijl in een stedelijke industriezone diezelfde productieactiviteit de eerste activiteit is.
  • Is het gebouw geschikt?
    Belangrijke technische vragen: kan het dak een belasting aan die niet was gepland bij de constructie van het gebouw? Hoe is het dak momenteel toegankelijk? Welke transformaties zijn noodzakelijk om het gebruik ervan effectief mogelijk te maken? Het is van essentieel belang een goede architect aan te spreken voor deze vragen.Wat is de erfgoedstatus van het goed? Welke beschermingsmaatregelen gelden? Erfgoedspecialisten kunnen u hierbij oriënteren.
  • Een stedenbouwkundige vergunning aanvragen, hoe doe je dat?
    De tussenkomst van een architect is vereist: landbouw op het dak heeft een impact op de structuur van het gebouw. Deze kan voorstellen doen aangaande de noodzakelijke aanpassingen aan het bestaande gebouw (toegankelijkheid, berghok, reling…), hij kan anticiperen op de technische vragen, en hij kan helpen bij de administratieve stappen.Goed om te weten: er zal ook moeten worden nagekeken of een milieuvergunning vereist is (zie Infofiche "Voor welke inrichtingen is een milieuvergunning noodzakelijk?").
  • Welke regels zijn van toepassing?
    De Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening (GSV) is van toepassing: Deze omvat onder titel 1 voorschriften aangaande daken. Bij de redactie van deze verordening werd echter geen rekening gehouden met de revival van deze functies in de stad. Sommige gemeenten beschikken over een Gemeentelijke Stedenbouwkundige Verordening (GemSV) of over een Gezoneerde Gemeentelijke Stedenbouwkundige Verordening (GGemSV).

Links en hulpmiddelen:

 

Hoe mijn stadslandbouwproject van water voorzien?

Inleiding

Kunnen beschikken over water is een belangrijke factor voor landbouwproductie. Een tekort aan water kan het rendement en de kwaliteit van de productie aanzienlijk schaden. Het water lost immers de voedingsstoffen op. De plant neemt vervolgens het water met daarin de voedingsstoffen op door capillaire werking. Een teveel aan water heeft daarentegen tot gevolg dat de wortels minder zuurstof krijgen en stikken. Deze FAQ geeft toelichting bij verschillende mogelijke waterbronnen en irrigatiesystemen voor teelt in volle grond en uit de grond.

De waterbevoorradingsbronnen

Voor de waterbevoorrading van uw stadslandbouwproject zijn er drie belangrijke mogelijkheden:

  • Leidingwater van de stad;
  • Grondwater, met behulp van een waterput;
  •  

Leidingwater is makkelijkst beschikbaar. Het is echter vrij duur en kan een van de grootste kostenfactoren van uw project vormen.

Die kosten kunnen vermeden worden door te investeren in een waterput om uw gewassen te bevloeien met water uit de grond waarop uw project gevestigd is. Het boren van een put vereist evenwel een vergunning en de installatiekosten bedragen meerdere duizenden euro’s. U vindt hierover meer informatie op de grondwaterpagina van de website van Leefmilieu Brussel.

De derde bron is de minst dure: ze is immers gratis. Deze bron verdient dan ook zo veel mogelijk de voorkeur. Ze kan op twee manieren gebruikt worden: hetzij rechtstreeks door de regen die op de gewassen valt, hetzij door regenwater op het dak op te vangen in tanks. Daarvoor zijn dus grote opvangoppervlaktes nodig (volgens de grootte van uw project) en investeringen in opvangtanks om het regenwater te kunnen gebruiken.

Bewateringssystemen voor teelt in volle grond

A.    Verneveling

Verneveling is vooral aan te raden voor het bewateren van geplant zaaigoed met het oog op een goede ontkieming.

Afbeelding 1. bron: https://pxhere.com/es/photo/765816

Voordelen:

  • Gemakkelijk te verplaatsen van de ene teelt naar de andere;
  • Besparing op lange termijn (geen frequente aankoop van buizen nodig);
  • Geschikt voor grote oppervlakten;
  • Nuttig om te beschermen tegen vorst (niet het ijs beschermt tegen de vorst, maar wel het water dat warmte afgeeft terwijl het bevriest).

Nadelen:

  • Verbruikt meer water dan druppelsystemen;
  • Bevordert onkruidgroei omdat ook de ruimte tussen de gewassen en de productielijnen besproeid worden;
  • Aanzienlijke startinvestering (ong. € 1.200/ha);
  • Besproeit de bladeren van de gewassen (toegenomen risico op ziekte van de plant):
  • Minder precies (effect van de wind).

B.    Bedruppeling

Bedruppeling is een systeem waarmee water in geringe hoeveelheden maar op doorlopende wijze afgegeven wordt aan de voet van elke plant.

Afbeelding 2. bron: https://vikaspedia.in/agriculture/agri-inputs/farm-machinary/drip-irrigation-system

Voordelen:

  • Precieze bewatering, verbruikt minder water dan sproeisystemen;
  • Geeft geen water af aan onkruid tussen de teeltrijen;
  • Gelijkmatige bewatering;
  • Lage druk en dus energiebesparing;
  • Maakt waterbemesting mogelijk (= toediening van in water oplosbare voedingsstoffen via een bewateringssysteem);
  • Kan gecombineerd worden met grondzeilen.

Nadelen:

  • De installatie duurt langer dan die van een vernevelingssysteem;
  • Maakt het schoffelen lastiger (risico dat de buizen beschadigd raken);
  • Vereist een efficiënt filtersysteem. Filters zijn belangrijk om overmatige slijtage van de pompen en verstopping van de druppelaars en mondstukken te voorkomen;
  • De jaarlijkse vervanging van de buizen betekent een aanzienlijke uitgave (ongeveer € 500/ha bij de start, maar reken jaarlijks op eenzelfde bedrag voor het vervangen van de buizen.

C.     Opmerkingen

Het is belangrijk te weten dat het verschil in efficiëntie (hoeveelheid water opgenomen door de wortels tijdens de bewatering in verhouding tot de totale gebruikte hoeveelheid water) tussen deze systemen afhangt van de soort grond en de topografische kenmerken van het terrein waarop de teelt plaatsvindt.

Alvorens een systeem te kiezen is het aangewezen informatie in te winnen bij professionals, de kosten te vergelijken en een goed inzicht te hebben in uw percelen en teeltvariëteiten.

Om verder te gaan: gratis online opleiding MOOC ULG "Les techniques d'irrigation" waarin drie professoren u de basisconcepten van bewatering uitleggen via filmpjes en oefeningen, evenals interviews met mensen uit de praktijk waarbij de concepten in een praktisch kader gesitueerd worden.

Bewateringssystemen voor teelt uit de grond

A.    Systeem voor teelt in diep water

Diepwaterteelt (deep water culture) houdt in dat de wortels van de planten ondergedompeld zijn in een vrij brede teeltbak die gevuld is met een waterlaag van minstens 10 cm waarin voedingsstoffen zijn opgelost. Een luchtpomp voegt de nodige zuurstof toe aan de oplossing. Zo kunnen de planten alles wat ze nodig hebben opnemen. Hoewel dit systeem eenvoudig toe te passen is, heeft het als nadeel dat de concentratie van de voedingsstoffen aanzienlijk wisselt, wat regelmatige aanpassing nodig maakt.

Afbeelding 3. Bron: www.thehydroponicum.com

B.    Systeem van de eb-en-vloedtafels

Het systeem van de eb-en-vloedtafels (ebb and flow) bestaat uit een kweektafel met planten in een substraat en een reservoir. Ook in dit geval zijn er voedingsstoffen opgelost in de waterlaag van 5 cm. Werkingsprincipe: de kweektafel wordt afwisselend onder water en droog gezet. Het water wordt van het reservoir naar de kweektafel gevoerd door een pomp en de teeltsubstraten worden langs onder bevloeid om de zuurstofarme lucht af te voeren. De teeltsubstraten worden dan ondergedompeld en het wortelsysteem van de planten kan de nodige voedingsstoffen opnemen. Wanneer de kweektafel daarna leegloopt, zuigt het water zuurstofrijke lucht in het substraat en komt het in contact met de wortels.

Afbeelding 4. Source: www.hydrobuilder.com

C.     NFT-systeem Nutrient Film Technique

Het NFT-systeem (Nutrient Film Technique): dit systeem is gebaseerd op het gootprincipe. Dankzij een lichte afhelling en de zwaartekracht stroomt de voedende oplossing langzaam langs een goot met vlakke bodem of een plaat waarop de planten zich bevinden. Het wortelsysteem van de planten baadt in deze waterfilm, zodat de planten de nodige voedingsstoffen kunnen opnemen en tegelijk over de nodige zuurstof beschikken. Het NFT-systeem is zeer efficiënt en laat de planten snel groeien, maar is zeer gevoelig aan stroompannes of pompdefecten. Als de wortels niet meer in contact zijn met de voedende oplossing, kunnen ze zeer snel uitdrogen en aanzienlijke teeltverliezen veroorzaken. Het systeem is daarentegen zeer zuinig in waterverbruik en licht. Het kan dus geïnstalleerd worden op constructies met beperkte draagkracht.

Afbeelding 5. Bron: www.thehydroponicum.com

D.    Druppelsysteem

Druppelsysteem: Vanuit een geperforeerde ring of een fijn buisje wordt de voedende oplossing naar de voet van elke plant gevoerd. De planten staan op een substraat (vaak kleikorrels, rotswol, perliet of kokosvezels). De oplossing wordt dan naar beneden geleid en opgevangen in een reservoir. Vervolgens wordt de oplossing van verse zuurstof voorzien met behulp van een luchtpomp en start de cyclus opnieuw.

Afbeelding 6. Bron: www.hydroponie.fr

E.     Aerocultuursysteem

Het aerocultuursysteem is afgeleid van het NFT-systeem. Het houdt in dat de wortels van de planten in een donkere kamer hangen waardoor een buis loopt die een voedende oplossing vernevelt op de wortels, waarbij een relatieve vochtigheidsgraad van bijna 100% gehandhaafd wordt. Aerocultuursystemen zijn volledig bodemloos en laten een opmerkelijke efficiëntie optekenen. Doordat de wortels permanent met zuurstof in contact zijn is hun opnemingsvermogen maximaal. Het meest indrukwekkende groeiverloop wordt bereikt met dit aerocultuursysteem. Net zoals het NFT-systeem is aerocultuur echter zeer gevoelig voor pannes.

Afbeelding 7. Bron: www.aerofarms.com

 

Met welke kenmerken van de wijk moet ik rekening houden voor mijn stadslandbouwproject?

Inleiding

Net als in elk ecosysteem is er interactie tussen de bestanddelen van een wijk. Bijgevolg vestigen wij de aandacht van projectdragers erop dat het belangrijk is rekening te houden met verschillende sociaaleconomische en sociaalecologische aspecten van de wijk waarin ze hun project willen onderbrengen.

Het is best de troeven en obstakels na te gaan vóór de start van het project om de mogelijkheden op lange termijn te bevorderen.

De sociaaleconomische aspecten van de wijk

CategorieImplicaties voor het projectInformatie en kaart- en documentatiebronnen
Bevolkingsdichtheid

Bij een hoge bevolkingsdichtheid zijn er grotere behoeften aan groene ruimten, recreatieruimten en mobiliteitsmiddelen.

 

à Concurreert uw project met die behoeften of komt het er deels tegemoet aan?

 

Aantal inwoners per km² per wijk, kaart van de wijkmonitoring

Gezinsinkomen

 

Vandaag hangt de keuze voor kwaliteitsvolle en duurzame voeding vooral samen met de koopkracht van de verbruiker.

 

à Is uw project gericht op lokale klanten?

 

Gemiddeld belastbaar inkomen per inwoner in € per wijk, kaart van de wijkmonitoring

Burger- en professionele dynamiek en initiatieven

 

Deel uitmaken van netwerken is een sterke troef voor SL-projecten.

 

àMet welke lokale duurzame voedingsactoren zou u een partnership, samenwerking of onderlinge hulp kunnen opzetten?

 

à Wie zijn uw ambassadeurs?

(verenigingen, ondernemingen of burgers die gevestigd of actief zijn in de wijk en die ruchtbaarheid zouden kunnen geven aan uw project)

 

à Zijn er lokale initiatieven aanwezig op het vlak van duurzame voeding?

 

Aantal buurtinitiatieven, kaart van door LB gelabelde of gesubsidieerde producentenmoestuinmeestersvolkstuinenduurzame wijkenbuurtcomposten en compostmeestersSAGAL, kaart van de Réseau des Consommateurs Responsables,
Stedelijke en functionele mix

Het gebruik van de stedelijke grond wordt bepaald door regelgevende plannen met als doel de verschillende stadsfuncties te laten samengaan.

 

àWat zijn op basis van de kaarten de functies die vertegenwoordigd zijn in de huizenblokken die grenzen aan uw project (woningen, kantoren, handelszaken, openbare voorzieningen, natuurgebieden en biologisch waardevolle gebieden)?

 

à Welke aanpassingen en afspraken zouden nodig zijn om uw project duurzaam te integreren in harmonie met de naburige functies?

 

Wettelijke functies van de locatie, het huizenblok, de kaart van de bestemmingen van het Gewestelijk Bestemmingsplan (GBP) – BruGIS-kaart (selecteer de laag Perspective.brussels, GBP)
Handelskernen

De distributie van uw productie neemt een niet te verwaarlozen deel van uw tijd en budget in beslag.

 

à Beoogt u een lokale afzet voor uw productie?

 

à Waar zijn de handelszaken, restaurants, kantines of traiteurs geconcentreerd die mogelijk interessant zijn voor de verkoop van uw waren?

 

àZou er een partnership mogelijk zijn met sommige ervan?

Aanwezigheid van handelskernen en handelsgalerijen, kaart van de bestemmingen van het GBP – BruGIS-kaart (selecteer de laag Perspective.brussels, GBP).

 

 

“Good Food”-restaurants/handelaars/kantines

De ruimtelijke en ecologische aspecten van de wijk

CategorieImplicaties voor het projectInformatie en kaart- en documentatiebronnen
Inschakeling in de netwerken voor zachte mobiliteit (voetgangers, fietsers en openbaar vervoer)

Zachte mobiliteit is sterk in opmars in Brussel. Ook het infrastructuurnetwerk is in volle ontwikkeling (bus, tram, trein, metro, fietspaden, voetpaden). Er moet gedacht worden aan de bereikbaarheid van uw project voor en met deze mobiliteitsmiddelen, zowel voor uw doelgroep als voor de distributie van uw productie.

 

à Bevindt uw project zich in de nabijheid van een netwerk voor zachte mobiliteit?

 

à Is uw productielocatie vlot bereikbaar voor uw doelgroep?

 

àIs er een uitbreiding van het zachte mobiliteitsnetwerk gepland in de omgeving van uw project? Zo ja, is dat een voordeel of een nadeel voor de ontwikkeling van uw project?

 

Multimodale netwerken, kaart van de netwerken – Good Moveplan (pp. 79, 85, 87, 93)
Kwaliteit van het bebouwd en het natuurlandschap

Het esthetisch aspect is een belangrijk gegeven in een stedelijke omgeving. Het is beter vooraf na te denken over de visuele integratie van uw technische infrastructuur (serres, tanks, gebouwen, enz.) om het risico op vijandige reacties in de buurt te beperken.

Bovendien zijn sommige stedelijke erfgoederen beschermd. Dit brengt regels met zich mee die u moet in acht nemen.

 

Gebieden met erfgoedwaarde, kaart van het GPDO (p. 13, Erfgoedgebieden)

Warmte- en koelte-eilanden

 

In de stad doen de bebouwing en de bodem- en dakbekleding met steen en bitumen warmte-eilanden ontstaan tijdens periodes met hoge temperaturen.

Een bedekking met levende vegetatie maakt het mogelijk dit verschijnsel te regelen door koelte-eilanden tot stand te brengen.

 

Koele zones en risicozones, kaart van de koelte-eilanden van LB
Doorlaatbaarheid > < verharding van de bodem

De overstromingsrisico’s in de stad hangen nauw samen met de bodemverharding (wegen, parkings, daken, terrassen, trottoirs, zachte mobiliteitsvoorzieningen …).  Een stadslandbouwproject onthardt die oppervlakten en kan een voordeel inhouden voor de wijk:

·        een groendak houdt meer hemelwater vast dan een dak met harde bekleding en ontlast dus de stedelijke waterafvoernetwerken.

·        Een project in volle grond zorgt ervoor dat de grond meer water kan opnemen dan een verharde oppervlakte waarop het water blijft staan.

Aandeel (in procent) van de ondoorlaatbare oppervlakten per wijk, kaart van de wijkmonitoring

 

Waterbeheer en overstromingsrisico

Overstroming van uw perceel kan op drie manieren veroorzaakt worden:

1.      Door oppervlaktewater: regenwater op ondoorlaatbare verharde oppervlakten dat afloopt naar of overloopt op uw perceel

2.      Door grondwater: uw perceel bevindt zich boven een ondergrondse waterlaag waarvan de spiegel naar de oppervlakte kan stijgen na aanhoudende neerslag.

3.      Door de bodemstructuur als er geen goede waterafvoer mogelijk is wegens aangedrukte grond of de aanwezigheid van klei die een ondoorlaatbare laag vormt op een bepaalde diepte.

 

Gebieden met overstromingsrisico, kaart van de overstromingen van LB

 

Toelichting bij de Brusselse grondwaterlagen van LB

Inschakeling in het ecologische netwerk

De gezondheid van uw gewassen hangt nauw samen met de biodiversiteit die u tot stand brengt op uw bedrijfslocatie.

 

à Hoe kan u de biodiversiteit op uw perceel vergroten?

 

à Welke ecologische netwerken zijn er al verwezenlijkt of in kaart gebracht door Leefmilieu Brussel in de omgeving van uw perceel?

 

à Bevindt uw project zich in een gebied van ecologisch belang?

Gebieden die moeten bijdragen tot de bescherming en het behoud van de biodiversiteit, kaart van het Brussels ecologisch netwerk van LB (+ groen netwerk van het GPDO

Wat te doen in een Natura 2000-gebied?

Behoeften aan groene ruimten of recreatieruimten

Hoe groter de bevolkingsdichtheid in de buurt van uw projectlocatie, hoe groter de behoefte aan recreatieve groene ruimte er zal zijn.

 

àVervult uw project een recreatiefunctie in de wijk of zal het geprivatiseerd zijn?

 

Gebieden met een tekort aan publiek toegankelijk groen met hun bedekkingsgraad door vegetatie, kaart van LB
Documentatie

Stadslandbouw in Brussel, een gedetailleerd overzicht van een groeiende sector en de uitdaging van voldoende grond vinden

Het aantal zogenaamd traditionele landbouwers blijft dalen in België. In Brussel daarentegen is de landbouwsector sinds een tiental jaar terug in opkomst dankzij de groei van de stadslandbouw (SL) die dicht bij de consument staat en begaan is met het leefmilieu. Vandaag telt het Gewest een vijftigtal professionele ondernemingen waarvan bijna 75% uitgebaat worden door jonge landbouwers die niet afkomstig zijn uit een landbouwmilieu, in het Frans worden ze wel eens NIMAculteurs genoemd (agriculteur non-issu·e du monde agricole, landbouwer die niet afkomstig uit het landbouwmilieu).  Welke gronden bewerken ze, hoe stabiel is de sector, wat zijn de uitdagingen, maar ook: welke moeilijkheden en bedreigingen kunnen de ontwikkeling tegenhouden?

 

Een nieuwe duurzame en veerkrachtige wind door de landbouwsector

De stadslandbouw in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is erg gevarieerd, zowel omwille van zijn productievorm, distributiewijze en ondersteuningstypes. Van groenteteelt tot de productie van champignons, rechtstreekse verkoop of via restauranthouders, productie in de grond of bovengronds, binnen of buiten ... De diversiteit van deze landbouwpraktijken is de kracht van stadslandbouw, een soort landbouw die zich aan elk type omgeving kan aanpassen.

Deze projecten beperken zich zelden enkel tot landbouw. Ze hebben vaak een educatieve of sociale dimensie, zoals La ferme urbaine, gerund door de vzw Le Début des Haricots in Neder-Over-Heembeek, Bel Akker gerund door Atelier Groot Eiland – twee ruimtes voor sociale en professionele integratie door groenteteelt. Of de pedagogische boerderijen in het Maximiliaanpark in Jette ... In feite is deze nieuwe vorm van landbouw een instrument voor transitie en toegang tot lokaal en duurzaam voedsel. Als onderdeel van een agro-ecologische aanpak kan stadslandbouw zelfs helpen om de kwaliteit van de volle grond te verbeteren en bijdragen aan het herstel van de levende bodems.

Stadslandbouw kan daarom worden gekarakteriseerd aan de hand van 3 criteria: de locatie van de productie ten opzichte van de stad, de wederzijdse functionaliteiten met de stad (voedselfunctie) en de integratie in de stedelijke dynamiek: gezondheid, economie, sociale interacties, onderwijs, opleiding, vrije tijd, stads- en landschapsontwikkeling, leefmilieu ...

 

Een vaag wettelijk kader

Ondanks het groeiende belang van deze praktijk, heerst er nog steeds een zekere mate van rechtsonzekerheid. Stadslandbouw wordt niet vermeld in de plannen en reglementen die de activiteiten en het grondgebruik organiseren, ook niet in het Gewestelijk Bestemmingsplan (GBP) dat de basis vormt van de Brusselse regelgeving. In zekere zin zorgt dit juridische vacuüm voor een zekere flexibiliteit voor de locatie van projecten, aangezien productieve activiteiten zijn toegestaan in de meeste zones van het GBP. Naar gelang de zonering is de beschikbare oppervlakte echter wel beperkt. Dus, als we kijken naar de bestaande projecten:

  • In de landbouwzones van het GBP, die natuurlijk aan deze functie gewijd zijn en zich voornamelijk in Neerpede bevinden, treffen we verschillende producenten aan: bijvoorbeeld Smala Farming, een stadsboerderij die verbonden is aan het restaurant Smala in Sint-Gillis,  de zelfgemaakte kruidenthee Hierba Buena, Fruit Time ...
  • In de groene zone, waar de prioriteit ligt bij het behoud van de natuurlijke omgeving, zijn er een aantal producenten, waaronder Ile de Garde Tisanerie in Jette (die een vijftigtal culinaire, aromatische en medicinale planten kweekt), La fille des saisons in de buurt van de universiteitscampus van Anderlecht (die groenten, eetbare bloemen en aromatische planten produceert) en Les Garçons Maraichers (die een grote verscheidenheid aan tomaten onder glas kweekt).
  • De aquaponicskwekerij BIGH heeft haar infrastructuur opgezet in een zeer gemengde zone op de daken van de site van de Abattoirs in Anderlecht. Het Bel Akker-project ligt deels in een gemengde zone en deels in een woonzone.

Hoewel de grootste productiegebieden zich op het platteland van Neerpede bevinden, is meer dan drie vierde van de producenten nu gevestigd buiten deze randstedelijke gebieden en liggen ze verspreid over het hele Gewest.

 

Steun om de problemen van de sector te verlichten

In Brussel is landbouw, net als op het platteland, een essentieel maar veeleisend beroep, en dat is niets nieuws. In een stadsgewest waar de ruimte beperkt is, worden de stedelijke producenten geconfronteerd met een reeks obstakels, waaronder een gebrek aan ruimte en te weinig plekken om zich te vestigen. Dit geldt zowel voor projecten in de open grond als op daken. De landbouwsector is, net als andere kwetsbare functies, onderhevig aan grond- en vastgoeddruk, die volgens de laatste gegevens van de vastgoedbarometer van de Koninklijke federatie van het Belgisch Notariaat nog steeds toeneemt[2]. Voor grondloze teelten zijn er nog andere technische beperkingen: draagkracht en stabiliteit, toegankelijkheid en transport van materialen, toegang tot en opslag van water ...

De administraties zijn zich bewust van de uitdagingen waarmee stedelijke producenten worden geconfronteerd en bundelen hun krachten om stadslandbouw te ondersteunen: steun voor begeleidende actoren die gespecialiseerd zijn in stadslandbouw (Terre-en-vue voor toegang tot land, Espace Test Agricole de Graines de Paysans, Federatie van professionals in de stadslandbouw, Loket voor lokale economie gespecialiseerd in stadslandbouw, Facilitator voor Stadslandbouw), hervorming van pachtcontracten voor boerderijen, nieuwe verordening voor meer structurele financiering voor UA ...

 

Twee interessante projecten

Stadslandbouw verovert zijn plaats in het Brusselse landschap en wordt een essentieel onderdeel van de duurzame ontwikkeling van de stad. Dit is een voortzetting van wat het Gewest in 2016 begon te doen met de Good Food-strategie. Hoewel de sector volwassener is, met stabielere bedrijfsmodellen, is het evenwicht nog steeds fragiel en is de beschikbaarheid van technisch toegankelijke en betaalbare landbouwgrond nog steeds een complexe kwestie.

Daarom is het belangrijk om te werken aan een flexibel en passend regelgevend kader dat als een van de hefbomen kan fungeren om landbouwers en de ontwikkeling van deze jonge en dynamische sector te ondersteunen. De herziening van het GBP is de volgende fase in dit proces: dit najaar wordt een open raadpleging gelanceerd die gebaseerd is op werk dat is uitgevoerd met gewestelijke instellingen en een aantal belanghebbenden om de bevindingen, problemen en actiemogelijkheden vast te leggen.

Tegelijkertijd is er een ander project gestart over de hervorming van pachtovereenkomsten: er wordt een voorontwerp van ordonnantie opgesteld dat beter is aangepast aan de specifieke kenmerken van de Brusselse landbouw. Dat zal het onderwerp zijn van een volgend artikel in deze nieuwsbrief.

Om meer te weten te komen over de territoriale regelgeving met betrekking tot stadslandbouw en de problemen die hiermee gepaard gaan:

 

Paula Nahmias en Yvon Le Caro, “Pour une définition de l'agriculture urbaine : réciprocité fonctionnelle et diversité des formes spatiales”, Environnement Urbain / Urban Environment [online], Volume 6 | 2012, online sinds 16 september 2012, geraadpleegd op 17 juli 2023. URL: http://journals.openedition.org/eue/437

[2] Fednot, ‘Vastgoedbarometer 2022: markt koelt lichtjes af, jonge kopers bijzonder actief’, [online], online sinds 16 januari 2023, geraadpleegd op 17 juli 2023, https://www.notaris.be/nieuws-pers/detail/vastgoedbarometer-2022-markt-koelt-lichtjes-af-jonge-kopers-bijzonder-actief

Professionals
Oui
Public cible
Professionals