Bent u op zoek naar informatie over de regelgeving met betrekking tot het opstarten van uw stadslandbouwproject?

De antwoorden op uw vragen vindt u in deze informatiebladen van de Facilitator voor Stadslandbouw voor zowel volle grond als bovengrondse landbouw.

 

Volle grond landbouw

Activiteiten, voorzieningen of producten die een effect kunnen hebben op het milieu en op de omgeving, zijn opgenomen in een lijst die werd opgesteld door de gewestelijke administratie. Ze worden in het algemeen "ingedeelde inrichtingen" genoemd.

Indien deze inrichtingen opgenomen zijn in de lijst van de ingedeelde inrichtingen, is een milieuvergunning (of een eenvoudige aangifte) noodzakelijk voor het uitoefenen van de activiteit, voor opslag of voor gebruik van de voorzieningen en de betrokken producten.

Er bestaan 6 klassen van milieuvergunningen (3, 2, 1D, 1C, 1B en 1A) volgens een toenemend milieueffect.

De noodzaak van een milieuvergunning manifesteert zich vooral voor stedelijke landbouwprojecten waarbij dieren worden geteeld of gewasbeschermingsmiddelen worden opgeslagen, of bij diversificatie door integratie van een transformatieprocedé voor plantaardige of dierlijke producten.

Hieronder vindt u voorbeelden met betrekking tot het mogelijke gebruik van de stadslandbouw:

  • Inrichting van klasse 3
  • Inrichting van klasse 2
  • Inrichting van klasse 1B en 1A

Opgelet: de milieuvergunningen hebben een beperkte duur. Ze kunnen evolueren met de tijd. Ze worden meestal afgeleverd voor een duur van 15 jaar, eventueel te verlengen.

De houder van een milieuvergunning kan deze overdragen aan een andere exploitant (overname van een activiteit via een procedure van titulariswijziging). Hij kan ook een aanvraag indienen om de inhoud ervan te wijzigen (verhoging van het activteitenvolume, diversificatie, nieuwe uitrustingen of gebruik van nieuwe producten die wijzigingen teweegbrengen in het risicobeheer…).

Links en hulpmiddelen:

Voor meer informatie:

Voor steun bij het opstellen van uw dossier voor de vergunningen, raadpleegt u:

  • Als particulier: uw gemeente.
  • Voor de ondernemingen: hub.brussels.

------------------

Inrichtingen van klasse 3 :

Gezien het beperkte milieueffect gaat het hier louter om een verplichte aangifte.

Deze aangifte kan – afhankelijk van het geval – onderworpen zijn aan eventuele betaling van administratieve kosten aan de gemeente.

Procedure

Het antwoord wordt binnen een termijn van 20 dagen afgeleverd, en de aangifte heeft meestal een onbeperkte duur.

In de praktijk is in de volgende gevallen een aangifte van klasse 3 voor een stedelijk landbouwproject vereist:

  • De kweek, de opvang, het hoeden of het houden van dieren (1 groot of 6 à 30 kleine dieren), met uitzondering van sommige vogels (rubriek 115), bijenkorven (rubriek 133) en vissen.
  • De generatoren, ontvangers (met uitzondering van zonnecelpanelen) met een vermogen tussen 100 en 250 kVA.
  • De koelsystemen van meer dan 10 kW maar minder dan 100 kW.

Deze aangifte kan bijvoorbeeld gelden voor:

  • Particulieren met een kippenhok (van 6 tot 30 kippen) in hun tuin.
  • Een tuinbouwer die niet anders kan dan een generator te installeren om zijn irrigatiepompen te laten werken op een perceel dat te ver van een elektriciteitsaansluiting verwijderd is.
  • De inrichting van een kleine koelruimte voor de opslag van voedsel in een stedelijke microboerderij.

Inrichtingen van klasse 2 :

De inrichtingen van klasse 2 hebben een bescheiden effect op het milieu en op de buurt.

Concreet is de milieuvergunning klasse 2 vereist voor activiteiten die typisch worden beoefend op schaal van een ambachtelijke KMO, in het kader van een diversificatie of een stroomafwaartse integratie van filières van stedelijke landbouwproducten.

Merk op dat de stedelijke landbouwer – voor zover hij geen te grote hoeveelheden risicoproducten opslaat, het vermogen van zijn uitrustingen beperkt tot 20 kW en zijn personeel beperkt tot minder dan 7 personen – zijn activiteiten mag diversifiëren zonder een vergunning klasse 1B of 1A te moeten aanvragen.

Procedure

Behoudens uitzonderingen (exploitatie door een rechtspersoon) wordt de vergunning klasse 2 afgeleverd door de gemeentelijke autoriteiten.

Het dossier bestaat uit een specifiek formulier waarin de plannen en verschillende beschrijvingen van de inrichtingen opgenomen zijn. Dit wordt onderworpen aan een openbaar onderzoek van 15 dagen.

De kosten bedragen 125 euro; de indicatieve leveringstermijn is 60 dagen.

In de praktijk is in de volgende gevallen een milieuvergunning klasse 2 vereist voor een stedelijk landbouwproject (in de ruime zin):

  • De kweek, de opvang, het hoeden of het houden van 2 tot 30 grote dieren of van 31 tot 300 kleine dieren (behalve vissen), het kweken van 30 tot 300 vogels, meer dan 3 bijenkolonies in bijenkorven, evenals accommodaties voor dierenverkoop (behalve vissen).
  • De generatoren, ontvangers (met uitzondering van zonnecelpanelen) met een vermogen tussen 250 en 1000 kVA.
  • Koelsystemen van meer dan 100 kW, evenals ventilatiesystemen met een debiet van 20.000 à 100.000m³/u (bijv. grote serre).
  • Werkplaatsen voor de voedseltransformatie, uitgerust met drijfkracht tussen 2 en 20 kW, en met minder dan 7 mensen in dienst (bereiding, bewerking, conditionering, bewaring van producten van plantaardige of dierlijke oorsprong, met uitzondering van restaurantkeukens), met inbegrip van slagerij, bakkerij, banketbakkerij, zuivelbedrijf, kaasmakerij, vishandel…
  • Elektrische ovens met een nominaal vermogen van 20 à 200 kW.
  • Confectiewerkplaatsen op basis van dierlijke of plantaardige grondstoffen (huiden, haren, veren, resp. vlechtwerk, textiel…).
  • Composteercentra met een vermogen van 10 à 1000 ton per jaar.
  • De opslag van plantaardige of dierlijke grondstoffen (behalve afval), in een grootteorde van meestal 5 tot 50 ton.
  • De opslag van mest, gier, meststoffen (ook louter chemische) van 300 kg tot 50 ton.
  • De opslag van 100 tot 1000 kg aan niet-professionele gewasbeschermingsmiddelen of elke opslag van professionele varianten tot 100 kg.
  • De opslag van beenderen, kadavers en bijproducten van het slachten, van 250 kg tot 1 ton (25 à 500 kg voor bepaalde categorieën van dierlijk afval).
  • De detailverkoopwinkels van meer dan 1000m².

Voor de opslagplaatsen voor plantaardig materiaal, oliën, was en dierlijk vet (5 à 50 ton) en de detailverkoopwinkels van meer dan 1000m² is een gunstig advies van de DBDMH een voorvereiste voor de milieuvergunning.

Inrichtingen van klasse 1B en 1A :

De inrichtingen van klasse 1 hebben een belangrijk (1B) tot zeer belangrijk (1A) effect op de omgeving en de buurtschap. Voor deze inrichtingen is een milieuvergunning vereist, afgeleverd door Leefmilieu Brussel.

Procedure

De aanvraag omvat deze keer een gedetailleerd onderzoek van het effect van deze inrichtingen: een effectenrapport uitgevoerd door de aanvrager (1B) of een effectenstudie door een erkend studiebureau (1A).

De vraag wordt vervolgens voorgelegd aan het advies van technische experts en van de overlegcommissie, na openbaar onderzoek.

In de praktijk is in de volgende gevallen een milieuvergunning klasse 1B vereist voor een stedelijk landbouwproject (in de ruime zin):

  • De activiteiten opgesomd bij de inrichtingen van klasse 2, maar waarvoor de maximumgrens wordt overschreden (bijvoorbeeld: drijfkracht hoger dan 20 kW, of meer dan 300 vogels).
  • De slachthuizen (openbare en particuliere) voor gevogelte en andere kleine dieren, slachtdieren en andere grote dieren.
  • Dierentuinen, dierenparken die openstaan voor het publiek (bijv. kinderboerderij).
  • Bierbrouwerijen, mouterijen en distilleerderijen en werkplaatsen waar bijbehorende activiteiten plaatsvinden.
  • Biomethaniseercentra.
  • Inrichtingen die gebruik maken van genetisch gemodificeerde en/of pathogene organismen of micro-organismen (GGM of GGO).
  • Bietenrasperij, productie en raffinage van suiker.
  • Werkplaatsen voor de bereiding van azijn en azijnderivaten.
  • Intensieve visteelt en aquacultuur van uitheemse en plaatselijk niet-voorkomende soorten.
  • Vismeel- en visoliefabrieken.

Voor het fokken van meer dan 60.000 hennen of 85.000 kippen, of voor meer dan 3.000 plaatsen voor mestvarkens van meer dan 30 kg en 900 plaatsen voor zeugen is dan weer een milieuvergunning van klasse 1A vereist.

Gewasbeschermingsmiddelen zijn pesticiden die specifiek worden gebruikt om gewassen te beschermen tegen schadelijke organismen (o.a. insecticiden en fungiciden) of onkruid te bestrijden (herbiciden). Ze worden zowel in de landbouw als in tuinen gebruikt. Het gebruik van deze producten mag enkel worden overwogen als laatste redmiddel in het kader van de geïntegreerde strijd, d.w.z. wanneer alle niet-chemische (fysieke, manuele, mechanische, teelt-, thermische of biologische) alternatieve methoden ondoeltreffend blijken bij de controle van een schadelijk organisme onder een aanvaardbare drempel.

Keuze van het product

  • Het is verboden gewasbeschermingsmiddelen te houden of te gebruiken die niet toegelaten zijn in België. Alle producten die op de markt mogen worden gebracht in België kan u terugvinden door de federale website Fytoweb te raadplegen.  
    De producten voor amateurgebruik bevatten een "G" in hun toelatingsnummer voor garden (bijv. 9524G/B), terwijl de producten die voorbehouden zijn voor professioneel gebruik een "P" bevatten voor professioneel (bijv. 1044P/B)De toegelaten pesticiden zijn enkel toegestaan voor bepaalde teelten en bepaalde organismen. De dosis, gebruiksfrequentie en eventuele specifieke maatregelen om het risico te beperken (bv. bufferzones van 2 tot 30m, driftreducerend percentage...) die zijn opgenomen op fytoweb en op het etiket zijn bindend.
  • Indien u gecertificeerd bent in biologische landbouw of bezig bent met het certificeringsproces zal u bovendien de lijst van de actieve stoffen die toegelaten zijn in de biologische landbouw, die zijn opgenomen in bijlage II van de verordening (EG) nr. 889/2008 die van toepassing is, moeten naleven. Deze link bevat de lijst van producten die gehomologeerd zijn voor de biologische landbouw in België.

Fytolicentie

Beschikken over een fytolicentie van het type P2 of P3 (certificaat afgeleverd door de federale regering) is verplicht om gewasbeschermingsmiddelen voor professioneel gebruik te kopen, op te slaan en te gebruiken. Een fytolicentie van type P1 volstaat voor de assistenten en arbeiders die de producten gebruiken, maar ze niet zelf kopen, kiezen of de voorraad beheren en die dus werken onder de autoriteit van een houder van een fytolicentie van type P2 of P3.  

Gebruik

Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen wordt geregeld door een reeks van gewestelijke en federale reglementaire bepalingen, die de nadelige gevolgen van pesticiden op de gezondheid van mens en dier en het leefmilieu willen beperken. Opgelet: de producten die kunnen worden gebruikt in de biologische landbouw, de biopesticiden en andere ecologisch gecertificeerde producten zijn ook gewasbeschermingsmiddelen en dus onderworpen aan dezelfde wetgeving als de synthetische moleculen.

Naast het zorgvuldig volgen van de instructies op het etiket van elk product moet u bijgevolg ook rekening houden met:

  • De wetgeving omtrent het gebruik, de opslag en het beheer van afval van pesticiden. Opgelet: sinds 20 augustus 2015 is de opslag van gewasbeschermingsmiddelen onderworpen aan een milieuvergunning (vergunning van klasse II voor de opslag van minder dan 100 kg van producten voor professioneel gebruik).
  • Het algemene verbod op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de openbare ruimte.
  • Het bijhouden van een register met alle gebruikte gewasbeschermingsmiddelen, dat minstens 5 jaar moet worden bewaard.

Opgelet: het gebruik van pesticiden is nooit zonder risico! Onafhankelijk van de aard van het product of het soort van behandeling raden we aan handschoenen van neopreen of nitril, een beschermingsbril of -masker en rubberen laarzen te dragen.  Bij ongevallen met pesticiden moet u contact opnemen met het Antigifcentrum op het nr. 070 245 245 (gratis oproep 24/7). De "aanwijzingen voor de geneesheer" en de "aanwijzingen voor eerste hulpverlening" bevinden zich op het etiket van elk gewasbeschermingsmiddel en moeten aan de contactpersoon worden bezorgd.  

Links en hulpmiddelen:

Wetgeving:

In het sterk verstedelijkte Brusselse grondgebied dat vroeger gekenmerkt werd door industrie, vonden – en vinden nog steeds – activiteiten plaats die aan de basis liggen van verontreiniging van bodems en/of grondwater. Deze verontreinigingen vormen een risico voor de menselijke gezondheid en voor de ecosystemen. Het is uiteraard absoluut noodzakelijk hiermee rekening te houden bij alle plannen voor landbouw in de volle grond.

Leefmilieu Brussel is al meerdere jaren bezig met de inventarisering van mogelijk verontreinigde gronden. Deze inventaris steunt op de huidige en vroegere menselijke activiteiten op deze sites die als "risicovol" worden omschreven. De ordonnantie van 5 maart 2009 betreffende het beheer en de sanering van verontreinigde bodems bepaalt 5 bodemtoestandcategorieën voor de percelen die zijn opgenomen in de "inventaris van de bodemtoestand".

Een kaart van de Inventaris van de Bodemtoestand is online raadpleegbaar (http://geoportal.ibgebim.be/webgis/inventaire_sol.phtml) en toont alle percelen waarvan geweten is dat ze met verontreinigingsproblemen kampen. Anderzijds: indien een bodemattest gunstig is voor de geplande exploitatie, zal het project zélf kunnen leiden tot een nieuwe risicostudie.

Opgelet: er bestaan andere mogelijk verontreinigde, verontreinigde of behandelde percelen die niet op de kaart opduiken omdat ze nog niet gevalideerd werden!

Onder sommige voorwaarden is het ook mogelijk de bestaande bodemonderzoeken te verkrijgen: https://leefmilieu.brussels/themas/bodem/bodem-formulieren.

Het bodemattest is een wettelijk verplicht document dat onmisbaar is om een terrein te verkopen in Brussel of om een risicoactiviteit over te dragen aan een andere exploitant. Dit attest is verkrijgbaar bij: https://leefmilieu.brussels/themas/bodem/het-bodemattest/hoe-kan-ik-mijn-bodemattest-verkrijgen.

Links en hulpmiddelen:

Artikel 5 van de ordonnantie betreffende de co-existentie van genetisch gemodificeerde teelten met gangbare en biologische teelten (3 april 2014) bepaalt dat "elke teelt van genetisch gemodificeerde planten in de open lucht  verboden is".

Dit verbod geldt niet voor serreteelten of andere gesloten teeltsystemen waar "de verspreiding van pollen geen enkele rol speelt".

Links en hulpmiddelen:

Wie een plek zoekt voor landbouwuitbating zal in een eerste reflex onderzoeken welke opportuniteiten nog beschikbaar zijn: grond is immers schaars en gezocht in dit Gewest dat steeds dichter bebouwd en meer verstedelijkt is. Welk terrein ligt braak en is bruikbaar? Welk gebouw is niet meer in gebruik en is geschikt voor reconversie?

  • De bestemmingen volgens het Gewestelijk Bodembestemmingsplan GBP
    Elk perceel op het grondgebied heeft een wettelijke bestemming, beslissend voor de toegestane activiteiten. In Brussel definieert het Gewestelijk Bodembestemmingsplan de bestemming van elke ruimte (groene ruimte, landbouwzones, woonzones…). Dit plan staat het hoogst in de hiërarchie: het heeft bindende kracht en reglementaire waarde.
  • De gemeentelijke lokale planning: het BPA
    Wat kleinere delen van het grondgebied aangaat, kunnen de gemeenten Bijzondere Plannen van Aanleg (BPA’s) goedkeuren. Deze plannen met reglementaire waarde en bindende kracht moeten de toekomst van een wijk of (al dan niet bebouwd) huizenblok omkaderen volgens zijn/haar ligging en behoeften. Hierin worden gedefinieerd: het detail van de bestemmingen, de inplanting en volumetrie, de looplijn van wegen en toegangswegen…
  • De gemeentelijke strategische planning: het GemOP
    Sommige gemeenten beschikken over een Gemeentelijk Ontwikkelingsplan (GemOP). Deze plannen hebben een richtwaarde en leggen de strategische lijnen vast inzake aanleg en ontwikkeling van het gemeentelijk grondgebied. Duurzame ontwikkeling, stadslandbouw en ondersteuning voor lokale en geïntegreerde economie zijn krachtlijnen die hierin kunnen passen.
  • Een nieuw gewestelijk strategisch instrument: het RPA of Richtplan van Aanleg
    Het gewijzigde BWRO lanceert het RPA als instrument met het voordeel dat het zowel de strategische als de reglementaire aspecten van ruimtelijke ordening oriënteert. Met dit RPA kunnen voor gronden met specifieke uitdagingen (o.a. waar stadslandbouw mogelijk zou zijn) grote aanlegprincipes vastgelegd worden, en kan een reglementaire waarde eraan gekoppeld worden voor bepaalde voorzieningen. Het herroept de bepalingen van andere plannen die er strijdig mee zijn (GBP, BPA, GSV of GSR, verkavelingsvergunning).
  • De stadslandbouw tegenover een zeker juridisch vacuüm
    Belangrijke precisering: de meeste van deze plannen (behalve het RPA) werden opgesteld vóór de revival van de stadslandbouw. Dit verklaart waarom hun bepalingen helemaal geen rekening houden met deze functie als mogelijke activiteit die haar plaats heeft in de stad.

Om de hiërarchie van de plannen en de recente reglementaire evoluties te begrijpen:

Vademecum over de hervorming van het BWRO (13 december 2017)

Links en hulpmiddelen:

De landschappelijke, historische, erfgoed-, of ecologische kwaliteit van het Brussels Gewest houdt vast aan de bescherming van bepaalde sites of panden die erkenning genieten voor hun uitzonderlijke of opvallende waarde. Dergelijke plekken kunnen op het eerste gezicht geschikt lijken voor stadslandbouw maar evenzeer onderhevig zijn aan wettelijke vereisten.

Vaak is er een combinatie van beschermingsmiddelen voor eenzelfde site.

  • Groene zones met hoge biologische waarde
    Het GBP (zie Infofiche "Waar en welk project kan men ontwikkelen volgens de Brusselse planning?") heeft een dertigtal sites bestemd tot groene zone met hoge biologische waarde. Ze liggen vaak op de gewestrand, waar een belangrijk niveau van behoud en regeneratie van het natuurlijke milieu gerechtvaardigd is. Handelingen en werken zijn er ernstig beperkt en altijd georiënteerd op bescherming van het milieu of van soorten.
  • Natuurreservaten
    Het Gewest telt 14 natuurreservaten (130 ha), veeleer zeldzame milieus in Brussel met hun kwaliteiten op het vlak van landschap en biodiversiteit: valleien, moeras, grasland, bos, bronnen en waterlopen… Stadslandbouw is er niet noodzakelijk uitgesloten, maar elk landbouwproject moet deze natuurlijke rijkdommen beschermen of zelfs versterken. De Ordonnantie betreffende het natuurbehoud is er van toepassing.
  • Zone Natura 2000
    Meerdere sites en natuurreservaten maken deel uit van het Europese netwerk Natura 2000. Het gaat om drie zones in Brussel. De bescherming is er versterkt: het Gewest heeft zich immers ertoe geëngageerd om het behoud op lange termijn van specifieke habitats en hun opmerkelijke soorten te garanderen. Toch sluit dit niet alle vormen van landbouw uit.
  • Beschermde gebouwen, sites of monumenten
    (Semi-)natuurlijke sites, openbare of privégebouwen, monumenten, opmerkelijke bomen worden beschermd wegens hun erfgoedkundig belang en de sleutelrol die ze spelen als getuige en erfenis van een bepaalde tijd. De beschermingsmaatregel is de toevoeging aan de inventaris, of op de lijst voor bescherming. De effecten zijn verschillend, maar voor elk project wordt een specifiek onderzoek gevoerd.

Links en hulpmiddelen:

Een landbouwproject in een stedelijke omgeving inplanten en runnen, veronderstelt dat men alle geldende reglementering naleeft. Om op de hoogte te zijn van de verplichtingen inzake stedenbouw en ruimtelijke ordening moet men de volgende zaken nagaan:

  • De gevolgen van de kenmerken van het project (gebruik van de bodem en het gebouw, eventuele nieuwe constructie, landbouw in volle grond, in bakken of op het dak, soort teelt, enz.)
  • De locatie van het project:
    Men moet zich afvragen welke locatie voor het project wenselijk is (afhankelijk van de nodige ruimte, de mogelijkheden en de eigenschappen van de buurt…) en daarnaast moet men ook nagaan  waar een vestiging mogelijk is.
  • De geldende wetgeving:
    Er zijn verschillende gewestelijke en gemeentelijke plannen, ordonnanties en wetten, van toepassing met een impact die kan verschillen van wijk tot wijk en van perceel tot perceel. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest legt het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening (BWRO) de stedenbouwkundige regels vasten bepaalt het in dit verband de hiërarchie tussen de verschillende bestuursniveaus. Het BWRO werd recent gewijzigd (hervorming: Ordonnantie van 13/10/2017).
  • De geldende plannen:
    GBP (Gewestelijk Bodembestemmingsplan) – BPA (Bijzonder Plan van Aanleg) – RPA (Richtplan van Aanleg):
    Deze plannen organiseren het grondgebied op schaal van zones, gebieden, wijken, huizenblokken. Ze bestaan uit schriftelijke en grafische (kaarten) voorschriften. Zij bepalen de bestemmingen per zone en de activiteiten die er al dan niet ontwikkeld mogen worden (zie Infofiche "Waar en welk project kan men ontwikkelen volgens de Brusselse planning?").
  • De stedenbouwkundige reglementen:
    GSV (Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening) – GemSV (Gemeentelijke Stedenbouwkundige Verordening) – GGemSV (Gezoneerde Gemeentelijke Stedenbouwkundige Verordening): deze reglementeringen bepalen de verplichtingen en normen die gelden op het niveau van het perceel, het gebouw en zijn onmiddellijke omgeving. Ze omkaderen de integratie van een project in de wijk en de bebouwing eromheen (zie Infofiches "Welke vergunning en reglementering voor de inrichting van infrastructuren op het dak?" en "Welke vergunning en reglementering voor indoor stadslandbouw-project?", rubriek Bovengronds – Reglementaire informatie).
  • De stedenbouwkundige vergunning:
    Deze is vaak nodig om stadslandbouwprojecten te realiseren: voor de inplanting van nieuwe infrastructuren of technische lokalen, of gewoon om de bestemming - en het gebruik - van een al dan niet bebouwde plek te wijzigen (zie Infofiches "Welke vergunningen zijn nodig voor een stadslandbouwproject?", "Welke vergunning en reglementering voor de inrichting van infrastructuren op het dak?" en "Welke vergunning en reglementering voor indoor stadslandbouw-project?", rubriek Bovengronds – Reglementaire informatie).
  • De bescherming van het erfgoed en van de biodiversiteit:
    Daarnaast zijn er ook nog specifieke maatregelen voor bescherming van sites met hoge ecologische, historische of erfgoedwaarde. Specifieke regels beogen hun bescherming en kunnen bepaalde projecten beteugelen. Cartografische tools helpen u handig om de betrokken geografische zones te identificeren (zie Infofiche "Wat zijn de specifieke verplichtingen voor een beschermde site?").

Opgelet: afhankelijk van de technische specificiteiten hebben inrichtingen voor stadslandbouw soms ook een milieuvergunning nodig (zie Infofiche "Voor welke inrichtingen is een milieuvergunning noodzakelijk?").

De betrokken projecten moeten zich ook schikken naar de voedselnormen van het FAVV en in voorkomend geval naar de eigen normen voor certificaten en labels (bio, criteria Good Food), enz.

Algemene Info: https://stedenbouw.irisnet.be/spelregels/het-brussels-wetboek-van-ruimtelijke-ordening-bwro

Links en hulpmiddelen:

Eerst is een evaluatie nodig van de inherente behoeften van de activiteit, in termen van ruimte in open lucht en ruimte in hetgeen gebouwd is, de noodzakelijke minimumoppervlakte, de bereikbaarheid, nabijheid of integendeel afstand tot het dichte stadsweefsel.

Het Brussels Gewestelijk grondgebied biedt weliswaar beperkte maar optimaliseerbare mogelijkheden:

  • Een stadslandbouw-project in de volle grond, op grote oppervlakte ontwikkelen
    De excentrisch gelegen wijken in de tweede kroon en naast de ring hebben nog beschikbare terreinen van min of meer grote afmetingen. Sommige werden altijd al geëxploiteerd door een landbouwactiviteit, andere veranderden gedeeltelijk of volledig van bestemming, nog andere liggen nog braak.
    Het is belangrijk zich te richten op enerzijds de bestaande situatie, anderzijds de bestemming die wordt toegestaan volgens de geldende plannen (zie Infofiche "Waar en welk project kan men ontwikkelen volgens de Brusselse planning?").
  • Een stadslandbouw-project in de volle grond, op kleine oppervlakte ontwikkelen
    Overal in het stedelijke weefsel kunnen kleine ruimtes weer ingepalmd worden voor gewassen, groenteteelt en (klein)veeteelt (zie Infofiche "Hoe pas ik mijn landbouwproject aan de beperkte oppervlakte van de productiesites in Brussel aan?", rubriek Technische informatie). Voorwaarde is natuurlijk dat alle vereiste voorwaarden en vergunningen verenigd zijn, en vooral ook een akkoord met de eigenaar van de locatie (zie Infofiche "Welke vergunningen zijn nodig voor een stadslandbouwproject?").
  • Een stadslandbouw-project zonder grond
    In het bebouwde weefsel worden vele locaties momenteel niet uitgebaat: ze zijn klaar voor reconversie, voor een nieuwe bestemming, beschikbaar en potentieel bruikbaar. De typologie is breed: kleinere en grotere kelders, industriële ruimtes, oude werkplaatsen en opslagplaatsen, zichtbaar vanaf de straat of in huizenblokken, op daken, achter muren… en wachtend op een bestemming…

Links en hulpmiddelen:

Vanuit het oogpunt van de landbouwer is toegang tot landbouwgronden onontbeerlijk voor het welslagen van zijn project. Idealiter moet de projectdrager voor de hele duur van zijn project een terrein tot zijn beschikking hebben. De pachtovereenkomst (voor negen jaar, hernieuwbaar, of een loopbaanpacht) is een overeenkomst tegen betaling die wordt geregeld door de pachtwet en niet zelden geschikt is voor deze doelstelling, maar in de huidige omstandigheden niet vanzelfsprekend is door het wantrouwen van de eigenaars.

Een bruikleenovereenkomst is een kosteloze overeenkomst van bepaalde duur tussen de eigenaar en de landbouwer, en kan ook voor de nodige stabiliteit zorgen.

Tot slot is er een derde mogelijkheid, namelijk de erfpachtovereenkomst van minstens 27 jaar, die in het bijzijn van een notaris moet worden getekend.

Vanuit het oogpunt van de eigenaar zal de duur van terbeschikkingstelling van zijn terrein een belangrijke vraag zijn bij zijn afweging. Aangezien een landbouwproject voor zijn volle ontwikkeling een langetermijnvisie vergt, is de contractduur uiterst belangrijk voor de landbouwer.

Overigens mag men niet uit het oog verliezen dat een eigenaar die duurzame landbouw op zijn terreinen wenst, dus landbouw die de principes van het BIO-bestek naleeft, deze wens niet via de pachtovereenkomst zal kunnen regelen, wegens de teeltvrijheid die als principe door de wet wordt opgelegd. De bruikleenovereenkomst of de erfpachtovereenkomst zijn echter soepeler; zij kunnen wel een dergelijk beding bevatten.

Dit zijn een aantal mogelijke overeenkomsten:

  1. De pachtovereenkomst
  2. De bruikleenovereenkomst
  3. De erfpachtovereenkomst

De keuze van het soort overeenkomst en de specifieke inhoud ervan zijn het resultaat van onderhandelingen tussen de eigenaar en de gebruiker, rekening houdend met de beperkingen en mogelijkheden volgens de geldende wetgeving.

  1. Pacht

Dit is een van de belangrijke huurvormen die op specifieke wijze wordt geregeld door de wet en in het Burgerlijk Wetboek staat. In algemene zin kan deze overeenkomst de terbeschikkingstelling regelen van landbouwgronden via huur (landhuur genoemd), als ze overwegend bestemd zijn voor landbouwexploitatie, waarvan de producten voornamelijk dienen om verkocht te worden.

  • Een paar kenmerken van de pacht beschermen de landbouwer: zeer lange duur, lage pachtprijs, teeltvrijheid, mogelijke vererving ten gunste van de kinderen, recht van voorkoop (voorkeur bij tekoopstelling).
  • Dikwijls vermijden grondeigenaars dit soort huurovereenkomsten, want een op basis van een pachtovereenkomst gebruikt terrein is doorgaans minder waard dan onontgonnen grond, aangezien de eventuele verkrijger het contract met de gebruiker slechts onder strikte voorwaarden kan opzeggen, zoals het terrein persoonlijk willen bewerken voor minstens negen jaar.

Wettelijke grondslag:

  • De pachtovereenkomst staat in het Burgerlijk Wetboek. Boek III, Titel VIII, Hoofdstuk II, Afdeling 3 bevat de "Regels betreffende de pacht in het bijzonder". Deze wet kan worden geraadpleegd in het Belgisch Staatsblad. Door de zesde staatshervorming een gewestbevoegdheid geworden sinds 2014.
  1. Bruikleenovereenkomst

Deze overeenkomst regelt de relatie tussen een eigenaar en een huurder als de eerste zijn goed, bijvoorbeeld een terrein, kosteloos in bruikleen wil geven, opdat de laatste er op een welomschreven manier gebruik zou van maken, een soort dienstverlening.

  • Is een contractvorm die niet eigen is aan de landbouw, en die enkel kan worden toegepast als men uitdrukkelijk bepaalt dat het bruikleen kosteloos is en uiteraard wezenlijk overeenstemt met een dienstverlening (zo niet riskeert men bij een geschil een herkwalificatie als pachtovereenkomst door de rechter).
  • Kan al dan niet voor een bepaalde duur worden gesloten, bijvoorbeeld tot het einde van het landbouwproject, tot het einde van het gebruik waarvoor het goed te leen werd gegeven.

Wettelijke grondslag:

  • De bruikleenovereenkomst staat in het Burgerlijk Wetboek, namelijk artikel 1874 en volgende. Het voordeel van deze overeenkomst is dat ze over een eigen wetgeving beschikt, met duidelijk na te leven principes. Dit kader zorgt voor een evenwicht tussen de behoeften van de landbouwer en de wensen van de eigenaar.
  1. Erfpacht

Dit is de overeenkomst waarbij de houder, de erfpachter, een tijdelijk – 27 tot 99 jaar – zakelijk recht toevertrouwd krijgt: tijdens de pacht en binnen de grenzen van de geldende voorschriften beschikt hij over het volle genot van het goed en kan hij alle rechten uitoefenen die aan het goed verbonden zijn, zonder dat hij er vermogensrechtelijk de eigenaar van is. Deze overeenkomst geeft de gebruiker veel zekerheid, en wordt trouwens vaak quasi-eigendom genoemd.

  • Wordt via notariële akte opgesteld, voor lange termijn, namelijk voor een periode die tussen 27 en 99 jaar moet bedragen, met een verschuldigde vergoeding, de "canon" genoemd.
  • Is gegrond op de waardevermeerdering en de verbetering van het goed, waarbij werken en aanplantingen mogelijk zijn en constructies kunnen worden opgetrokken, op voorwaarde dat de fondswaarde niet vermindert en dat de geldende (bijvoorbeeld stedenbouwkundige) wetgeving wordt nageleefd.

Wettelijke grondslag:

Links en hulpmiddelen:

Vooraleer zich te vestigen en handelingen en activiteiten uit te voeren, is het altijd aangewezen te controleren of een stedenbouwkundige vergunning (SV) nodig is. Deze vergunning, uitgereikt door de gemeente of soms door het Gewest, geeft toestemming tot uitvoering van handelingen of werkzaamheden zoals bouw of renovatie van een gebouw, wijziging van bestemming van de site, gevoelige wijziging van het bodemreliëf, ontbossing, plaatsing van uithangbord, wegwijziging, enz.

  • Te volgen procedure
    Ga op zoek naar correct advies. De betrokken gemeente is uw eerste gesprekspartner: op basis van een beschrijving en/of schema kan een openbare dienst de eigenschappen van het project en van de site onderzoeken. Zij maken u wegwijs in modaliteiten en te ondernemen stappen. Opgelet: de SV moet absoluut afgeleverd zijn vóór de uitvoering van werken; dit zal enkele maanden duren.
  • Werken "van geringe omvang"
    Vooraleer ons te verdiepen in de vele facetten van deze procedures bekijken we eerst de zogenaamde "werken van geringe omvang". Deze kunnen vrijgesteld zijn van SV of het voorwerp van een vereenvoudigde procedure zijn, voor zover de geldende wetgeving gerespecteerd wordt. Er werd een uitgebreide lijst goedgekeurd.
  • Indien een stedenbouwkundige vergunning vereist is
    De SV’s moeten in overeenstemming zijn met de geldende stedenbouwkundige plannen en reglementen. In sommige gevallen kunnen afwijkingen op de reglementen worden toegestaan, op voorwaarde dat ze expliciet worden gerechtvaardigd door de aanvrager, en goedgekeurd door de overheid die de vergunning aflevert.

Links en hulpmiddelen:

Inleiding

Vooraleer van start te gaan en allerlei werken aan te vatten, is het altijd raadzaam na te gaan of een stedenbouwkundige vergunning (SV) vereist is en welke stedenbouwkundige regels nageleefd moeten worden, zelfs als er geen vergunning nodig is. De vergunning is een door de gemeenten of in sommige gevallen door het Gewest verleende toelating om handelingen of werken uit te voeren die nodig zijn om de locatie in te richten en de landbouwactiviteit mogelijk te maken.

Voor welke handelingen en werken is een vergunning vereist?

Het BWRO (artikel 98, § 1) bepaalt welke handelingen en werken een vergunning vereisen. Het doel bestaat erin de technische conformiteit, de stevigheid, de veiligheid, het esthetische aspect en de integratie in de natuurlijke en bouwomgeving te waarborgen. De lijst die vervat is in het BWRO is niet specifiek afgestemd op de stadslandbouw (die nog zeer beperkt was op het ogenblik dat de voorschriften opgesteld werden). Niettemin kunnen we volgende handelingen en werken vermelden (zonder volledig te willen zijn):

  • Bouw of renovatie van een gebouw (voor landbouw-, woon-, opleidings- of andere doeleinden);
  • Installatie van infrastructuur zoals landbouwserres, stallingen voor dieren, opslaglokalen, tanks;
  • Bestemmingswijziging van een locatie (in het bijzonder voor binnenproductie waarbij een niet voor productie bestemd gebouw aangepast wordt of voor landbouwactiviteiten op het dak);
  • Aanzienlijke wijziging van het bodemreliëf, met inbegrip van bijvoorbeeld het graven van een vijver;
  • Boring van een put;
  • Ontbossing, vellen, verplaatsen en alle andere handelingen die hoogstammige bomen in gevaar brengen, maar meer algemeen ook elke wijziging van de vegetatie in beschermde gebieden;
  • Plaatsing van een uithangbord;
  • Wijziging van wegenis, wijzigingen inzake toegankelijkheid en toegangswegen.

Werken “van geringe omvang”

De zogeheten werken “van geringe omvang” kunnen vrijgesteld zijn van SV of het voorwerp uitmaken van een vereenvoudigde procedure (zonder advies van bepaalde instanties, zonder verplichte inschakeling van een architect), voor zover ze voldoen aan de geldende regelgeving. De volledige lijst werd aangenomen bij regeringsbesluit. In de gids van de belangrijkste stedenbouwkundige en territoriale voorschriften die van toepassing zijn op stadslandbouwprojecten wordt een selectie gegeven van elementen die betrekking kunnen hebben op projecten voor stadslandbouw (p. 28 van de gids). Het Gewest werkt momenteel aan een herziening van deze lijst en van het besluit.

Welke plannen en verordeningen zijn van toepassing?

De SV’s moeten in overeenstemming zijn met de geldende plannen (zie infofiche “Waar en welk project kan men ontwikkelen volgens de Brusselse planning?”) en de geldende stedenbouwkundige verordeningen (gewestelijk: GSV, gemeentelijk: GemSV, specifiek: SGemV of zonaal: ZGemV. De huidige GSV dateert van 2006 en omvat geen specifieke regels voor de stadslandbouw. Deze verordening wordt momenteel herzien. In bepaalde gevallen kunnen afwijkingen van de verordeningen toegestaan worden, op voorwaarde dat ze uitdrukkelijk verantwoord worden door de aanvrager, het voorwerp uitmaken van de speciale regelen van openbaarmaking en goedgekeurd worden door de overheid die de vergunning afgeeft.

In de praktijk zijn de buurtbewoners vaak op hun hoede voor projecten met verhoging en/of inname van dakruimten en binnenterreinen van huizenblokken, vooral als het project gesitueerd is in overwegend residentiële wijken.

Te volgen procedure

Het is nuttig te beginnen met een beschrijving en een locatieschema, dat als basis zal dienen voor de analyse van de reglementaire voorwaarden, vereisten en implicaties.  Win goede raad in. De betrokken gemeente is een belangrijke gesprekspartner: ze kan als openbare dienst de kenmerken van het project en de locatie onderzoeken. De gemeente zal u verder wegwijs maken. Op gewestelijk niveau beschikt hub.brussels over een dienst die projectdragers helpt met aanvragen voor stedenbouwkundige en milieuvergunningen. Een SV-aanvraag moet ingediend worden aan de hand van een SV-aanvraagformulier (bijlage 1) dat hier gedownload kan worden. Opgelet: de uitvoering van de werken mag niet aangevat worden voordat de SV is afgegeven en het verkrijgen ervan neemt enkele maanden in beslag.

Welke vergunning(en) voor welke infrastructuur?

Belangrijk: er gelden specifieke en strengere regels voor beschermd erfgoed (zie infofiche “Wat zijn de specifieke verplichtingen voor een beschermde site?”).

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de vergunningen die desgevallend nodig zijn voor het installeren van landbouwinfrastructuur. Zoals eerder aangegeven is specifieke infrastructuur voor stadslandbouw een recent gegeven waarvan de stedenbouwkundige implicaties nog niet tot uiting komen in de regelgeving. De onderstaande informatie is dan ook een vrije interpretatie van de bestaande regelgevingen en moet afgetoetst worden met de dienst stedenbouw van uw gemeente.

Meer details over vrijstellingen (van SV, van het advies van de gemeente of het Gewest, van de verplichting een beroep te doen op een architect) zijn te vinden op pagina 30 van de Gids en stand van zaken van de belangrijkste stedenbouwkundige en territoriale voorschriften die van toepassing zijn op stadslandbouwprojecten.

Infrastructuur SV? Vrijstelling van SV? Milieuvergunning?
Bouw van een gebouw Ja   Nee
Renovatie van een gebouw Ja Als de renovatie beperkt blijft tot het plaatsen of wegnemen van binneninstallaties zoals sanitaire, elektrische, verwarmings-, isolatie-, verluchtings- of telecommunicatie-installaties. Nee
Serres Ja   Nee
Stallingen voor dieren, opslagruimten (hut, container, enz.) Ja Enkel voor bijgebouw van max. 9m², max. 3m hoog, vrijstaand van het hoofdgebouw in het gebied voor koeren en tuinen Nee
Tanks Ja Als grondinname <9m² of indien ingegraven Nee
Vijvers Ja Indien siervijver van max. 20m² in het gebied van koeren en tuinen op min. 2 m van de naburige eigendommen. Nee
Boring Ja   Ja
Ontbossing Ja

Snoeien van levende takken met een omtrek van minder dan 10 cm

Uitroeiing van invasieve soorten

Vellen van dode bomen

Nee
Wijziging van wegenis Ja   Nee

Links en bronnen

  • Praktische stedenbouwgids (2014)
  • Gewestelijke dienst: https://hub.brussels/nl/services/stedenbouwkundige-vergunning/https://hub.brussels/nl/services/
  • Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 13 november 2008 gekend als besluit “geringe omvang”.
  • Gids van de belangrijkste stedenbouwkundige en territoriale voorschriften die van toepassing zijn op stadslandbouwprojecten

    Inleiding

    Vooraleer van start te gaan en allerlei werken aan te vatten, is het altijd raadzaam na te gaan of een stedenbouwkundige vergunning (SV) vereist is en welke stedenbouwkundige regels nageleefd moeten worden, zelfs als er geen vergunning nodig is. De vergunning is een door de gemeenten of in sommige gevallen door het Gewest verleende toelating om handelingen of werken uit te voeren die nodig zijn om de locatie in te richten en de landbouwactiviteit mogelijk te maken.

    Voor welke handelingen en werken is een vergunning vereist?

    Het BWRO (artikel 98, § 1) bepaalt welke handelingen en werken een vergunning vereisen. Het doel bestaat erin de technische conformiteit, de stevigheid, de veiligheid, het esthetische aspect en de integratie in de natuurlijke en bouwomgeving te waarborgen. De lijst die vervat is in het BWRO is niet specifiek afgestemd op de stadslandbouw (die nog zeer beperkt was op het ogenblik dat de voorschriften opgesteld werden). Niettemin kunnen we volgende handelingen en werken vermelden (zonder volledig te willen zijn):

    • Bouw of renovatie van een gebouw (voor landbouw-, woon-, opleidings- of andere doeleinden);
    • Installatie van infrastructuur zoals landbouwserres, stallingen voor dieren, opslaglokalen, tanks;
    • Bestemmingswijziging van een locatie (in het bijzonder voor binnenproductie waarbij een niet voor productie bestemd gebouw aangepast wordt of voor landbouwactiviteiten op het dak);
    • Aanzienlijke wijziging van het bodemreliëf, met inbegrip van bijvoorbeeld het graven van een vijver;
    • Boring van een put;
    • Ontbossing, vellen, verplaatsen en alle andere handelingen die hoogstammige bomen in gevaar brengen, maar meer algemeen ook elke wijziging van de vegetatie in beschermde gebieden;
    • Plaatsing van een uithangbord;
    • Wijziging van wegenis, wijzigingen inzake toegankelijkheid en toegangswegen.

    Werken “van geringe omvang”

    De zogeheten werken “van geringe omvang” kunnen vrijgesteld zijn van SV of het voorwerp uitmaken van een vereenvoudigde procedure (zonder advies van bepaalde instanties, zonder verplichte inschakeling van een architect), voor zover ze voldoen aan de geldende regelgeving. De volledige lijst werd aangenomen bij regeringsbesluit. In de gids van de belangrijkste stedenbouwkundige en territoriale voorschriften die van toepassing zijn op stadslandbouwprojecten wordt een selectie gegeven van elementen die betrekking kunnen hebben op projecten voor stadslandbouw (p. 28 van de gids). Het Gewest werkt momenteel aan een herziening van deze lijst en van het besluit.

    Welke plannen en verordeningen zijn van toepassing?

    De SV’s moeten in overeenstemming zijn met de geldende plannen (zie infofiche “Waar en welk project kan men ontwikkelen volgens de Brusselse planning?”) en de geldende stedenbouwkundige verordeningen (gewestelijk: GSV, gemeentelijk: GemSV, specifiek: SGemV of zonaal: ZGemV. De huidige GSV dateert van 2006 en omvat geen specifieke regels voor de stadslandbouw. Deze verordening wordt momenteel herzien. In bepaalde gevallen kunnen afwijkingen van de verordeningen toegestaan worden, op voorwaarde dat ze uitdrukkelijk verantwoord worden door de aanvrager, het voorwerp uitmaken van de speciale regelen van openbaarmaking en goedgekeurd worden door de overheid die de vergunning afgeeft.

    In de praktijk zijn de buurtbewoners vaak op hun hoede voor projecten met verhoging en/of inname van dakruimten en binnenterreinen van huizenblokken, vooral als het project gesitueerd is in overwegend residentiële wijken.

    Te volgen procedure

    Het is nuttig te beginnen met een beschrijving en een locatieschema, dat als basis zal dienen voor de analyse van de reglementaire voorwaarden, vereisten en implicaties.  Win goede raad in. De betrokken gemeente is een belangrijke gesprekspartner: ze kan als openbare dienst de kenmerken van het project en de locatie onderzoeken. De gemeente zal u verder wegwijs maken. Op gewestelijk niveau beschikt hub.brussels over een dienst die projectdragers helpt met aanvragen voor stedenbouwkundige en milieuvergunningen. Een SV-aanvraag moet ingediend worden aan de hand van een SV-aanvraagformulier (bijlage 1) dat hier gedownload kan worden. Opgelet: de uitvoering van de werken mag niet aangevat worden voordat de SV is afgegeven en het verkrijgen ervan neemt enkele maanden in beslag.

    Welke vergunning(en) voor welke infrastructuur?

    Belangrijk: er gelden specifieke en strengere regels voor beschermd erfgoed (zie infofiche “Wat zijn de specifieke verplichtingen voor een beschermde site?”).

    Onderstaande tabel geeft een overzicht van de vergunningen die desgevallend nodig zijn voor het installeren van landbouwinfrastructuur. Zoals eerder aangegeven is specifieke infrastructuur voor stadslandbouw een recent gegeven waarvan de stedenbouwkundige implicaties nog niet tot uiting komen in de regelgeving. De onderstaande informatie is dan ook een vrije interpretatie van de bestaande regelgevingen en moet afgetoetst worden met de dienst stedenbouw van uw gemeente.

    Meer details over vrijstellingen (van SV, van het advies van de gemeente of het Gewest, van de verplichting een beroep te doen op een architect) zijn te vinden op pagina 30 van de Gids en stand van zaken van de belangrijkste stedenbouwkundige en territoriale voorschriften die van toepassing zijn op stadslandbouwprojecten.

    Infrastructuur SV? Vrijstelling van SV? Milieuvergunning?
    Bouw van een gebouw Ja   Nee
    Renovatie van een gebouw Ja Als de renovatie beperkt blijft tot het plaatsen of wegnemen van binneninstallaties zoals sanitaire, elektrische, verwarmings-, isolatie-, verluchtings- of telecommunicatie-installaties. Nee
    Serres Ja   Nee
    Stallingen voor dieren, opslagruimten (hut, container, enz.) Ja Enkel voor bijgebouw van max. 9m², max. 3m hoog, vrijstaand van het hoofdgebouw in het gebied voor koeren en tuinen Nee
    Tanks Ja Als grondinname <9m² of indien ingegraven Nee
    Vijvers Ja Indien siervijver van max. 20m² in het gebied van koeren en tuinen op min. 2 m van de naburige eigendommen. Nee
    Boring Ja   Ja
    Ontbossing Ja

    Snoeien van levende takken met een omtrek van minder dan 10 cm

    Uitroeiing van invasieve soorten

    Vellen van dode bomen

    Nee
    Wijziging van wegenis Ja   Nee

    Links en bronnen

Inleiding

Hieronder volgen de in aanmerking te nemen aandachtspunten bij het verkennend bezoek en de uitwerking van uw voorontwerp.

Een dakproject is veeleisender dan een project in volle grond: teelt uit de grond is immers in grotere mate afhankelijk van menselijke handelingen aangezien het een kunstmatige situatie betreft.

Link: Vademecum teeltbakken

Draagvermogen van het dak

Kan het dak de bijkomende belasting door het moestuinproject dragen?

Een bouwkundig ingenieur (in bijzondere technieken) moet het “draagvermogen” van de structuur van het gebouw en van de isolatie berekenen.

Vooraf moet u de nodige documenten voor die berekeningen verzamelen:

  • De plannen van het gebouw waaruit de kenmerken van de structuur en de isolatie blijken;
  • Het postinterventiedossier (PID) als het een nieuw gebouw betreft

 

Waar vind ik die documenten?

  • Bouwheer, eigenaar of huidige huurder van het gebouw
  • Dienst stedenbouw van de gemeente (archief)
  • Architect die de werken heeft uitgevoerd

Algemeen geldt dat vooral de dragende structuren (balken, pijlers en wanden) belast worden. Daarom worden de bakken in sommige dakmoestuinen op de buitenrand van het dak geplaatst.

Lees ook de FAQ: “Wat is het gewicht van moestuinen?”

Welke soort moestuin hebt u op het oog?

Volgens de dikte van het substraat onderscheiden we drie daktypes:

Daktype

Dikte van het substraat

extensief

10-12 cm

semi-intensief

15-30 cm

intensief

vanaf 30 cm

Afbeelding 1. Bron: https://www.guidebatimentdurable.brussels/nl/3-samenstelling.html?IDC=7…

Die keuze hangt af van:

De keuze van de dikte van het substraat hangt af van de gewassen die geplant worden. Bijvoorbeeld:

  • 10-15 cm: aromatische kruiden
  • 15-20 cm: bladgroenten en andere kleine groenten zoals uien, look, radijzen, …
  • 20-30 cm: wortelgroenten, komkommerachtigen en kleine fruitplanten
  • 50-60 cm: kleine fruitstruiken

Bereikbaarheid van het dak

  • Hoe het dak bereiken?
  • Wie moet toegang hebben tot het dak?
  • Welke materialen moeten ernaartoe gebracht worden en hoe vaak?

De brandweer

De brandweer zal u informeren over de veiligheidsvereisten inzake de toegang tot het dak. (DBDMH in Brussel)

Bezoek ter plaatse

Tijdens het verkennend bezoek voorafgaand aan het project kan u al een aantal punten optekenen.

  1. Moet men om het dak te bereiken:
  • een buitentrap nemen?
  • het gebouw binnengaan?
  • passeren door lokalen die gebruikt worden voor activiteiten die geen verband houden met de moestuin?
  • voorzien in verbouwingen om de veiligheid van die onbetrokken lokalen te waarborgen?
  1. Hoe het hand- en mechanisch gereedschap, de teeltbenodigdheden, het substraat, enz. aanvoeren?
  2. Welke weg zal de oogst volgen tussen het dak en de klant?
  3. Hoe het niet ter plaatse bruikbare afval afvoeren dat de activiteit genereert (zieke gewasresten, niet-composteerbare verpakkingen van teeltbenodigdheden, enz.)?
  4. Moet er voorzien worden in een vrachtlift en zo ja van welke afmetingen en waar?

Veiligheid en wetgeving

Bij het opzetten van dakprojecten is een voorafgaande stedenbouwkundige en regelgevingsanalyse onontbeerlijk. Ga na of uw dakproject beantwoordt aan de veiligheidsvoorschriften, de brandnormen en de stedenbouwkundige voorschriften.

U vindt de te volgen stappen in

A.    Brandpreventie

Verhoogt uw moestuinproject het brandrisico voor het gebouw?

De DBDMH controleert elk jaar de brandveiligheid en gaat na of er voldaan is aan de regelgeving er zake (brandpreventie).

Tel.: +32 (0)2 208 81 11

e-mail: info@firebru.brussels

Website: https://pompiers.brussels/fr of https://pompiers.brussels/nl

Daarbij komen verschillende punten aan bod:

  • De evacuatie van personen;
  • De indeling van de teeltzone in compartimenten om de verspreiding van het vuur tegen te gaan;
  • De vuurbestendigheid van de materialen van het omhulsel van het gebouw (Brooth-attesten vereist);
  • De toegankelijkheid voor de brandweer;
  • De blusmiddelen die ter beschikking zijn of geïnstalleerd moeten worden (mobiele brandblusser, haspel, enz.);
  • De methodes of toestellen voor de moestuinactiviteit die risico inhouden (opslag van droog materiaal, van brandstof, enz.).

B.    Preventieve veiligheid: borstwering

Zowel de officiële toegangszone als het dak moeten ingericht worden.

Om verkeer op het dak mogelijk te maken is een borstwering van minstens 1067 mm vereist over de ganse omtrek van het dak.

De zonale verordening legt verplichtingen op inzake:

  • De afstand tussen de borstwering en de dakrand;
  • Het gebruik van de ruimten;
  • De maximale hoogte van het gebouw.

Bij bepaalde projecten wordt een doorlopende rij teeltbakken gebruikt om de borstwering te vormen.

WATER-beheer

Tijdens de voorbereiding van het project kan niet voorbijgegaan worden aan de waterbevoorrading en -afvoer.

Met het gewicht van het water dat nodig is voor de teelt moet ook rekening gehouden worden bij de berekening van de “draagcapaciteit”.

A) Bevoorrading

Welke bevoorradingsbron zal er gebruikt worden voor de bewatering van de gewassen?

  • Leidingwater (aansluiting op een waterleiding);
  • Systeem voor opvang van regenwater (bij voorkeur met vrij verval).

Voor de opvang van regenwater

  • Met vrij verval vanaf de mandelige daken en goten;

B) Opslag van het water

Recipiënten:

  • Tanks van het IBC-type, geplaatst op het dak of lager (in dat geval zijn er pompen nodig);
  • In plastic of in beton;
  • Zijn er al regenwatertanks aanwezig in het gebouw?

De kwaliteit van het opgeslagen water wordt beïnvloed door de blootstelling aan de zon van de kuip en de interne wand waarmee het water in contact staat.

C) Distributie van het water

àFAQ “Hoe mijn stadslandbouwproject van water voorzien?” Link aanbrengen zodra die beschikbaar is!!

D) Kwaliteit van het plantwater

Is er gevaar voor vervuiling van de gewassen via het plantwater?

       I.          Leidingwater van de stad

In Brussel stelt het leidingwater geen problemen dankzij de gezondheidscontroles

     II.          Regenwater

Regenwater is niet geschikt voor menselijke consumptie

Het kan daarentegen wel gebruikt worden voor het bewateren van voedingsgewassen behalve als het in contact geweest is met dak- of gootbedekkingen in zink, asbest of bitumen.

Controleer de opslag van het water om bacteriële besmettingen te vermijden:

  • Het is best om de tank in te graven;
  • Geef de voorkeur aan een betonnen tank boven een plastic tank (kolonisatie door bacteriën).

E) Waterbehoefte van de planten

Een goed aanplantingsplan beperkt de waterbehoefte.

Met bepaalde technieken voor afdekken en bewerken van de grond kunnen waterverliezen in de grond beperkt worden.

Meer informatie is beschikbaar in de fiche “Irrigatie – technieken om water te besparen”

F) Afvoer van overtollig water

Een doorlatend membraan (doorlatende mat) is nodig om het water af te voeren bij zware regenval.

De afvoeropening voor het water moet open blijven om te vermijden dat de afvoerbuizen vollopen (bv. boldraadrooster).

Blootstelling aan de zon

De blootstelling aan de zon is een bepalende factor voor de groei van de gewassen. De hoeveelheid zonlicht bepaalt ook hoeveel water er nodig is voor een goede plantgroei. Een schaduwrijk dak vertoont de neiging vochtig te blijven, wat de groei van mos bevordert. Een dak met veel zoninval zal daarentegen regelmatig bewatering vereisen, afhankelijk van de gekozen plantsoorten.

Tip: om de ideale plaats voor uw teelt te kiezen is het van essentieel belang op verschillende tijdstippen van de dag na te gaan waar zich de schaduw- en lichtzones bevinden en te weten hoelang er zoninval is.

Soort substraat

Het substraat bevat de wortels van de planten.

Er bestaan verschillende soorten: tuinaarde, potgrond, kunstgrond, kleikorrels, enz.

De samenstelling van uw substraat kan afhangen van de productiedoeleinden, het draagvermogen van de recipiënten: bakken, potten, zakken in geotextiel, doorlopende substraatlagen, gerecycleerde voorwerpen (flessen, goten, …).

Een van de grote uitdagingen bij dakteelt bestaat erin te zorgen voor een levende grond.

Structurele afdichting van het gebouw

Om de waterdichtheid van het gebouw te waarborgen en te vermijden dat de wortelvorming van de planten de structuur van het gebouw aantast, moeten er verschillende lagen aangebracht worden tussen het teeltsubstraat en de oorspronkelijke dakbekleding.

 

In Frankrijk bestaan er “documents techniques unifiés” (DTU) voor groendaken. Deze zijn beschikbaar bij het WTCB.

Voor een extensief groendak

Voor een intensief of semi-intensief groendak

Windvang

De wind wordt vaak over het hoofd gezien bij het aanleggen van een dakmoestuin. De verankering van de planten is nochtans een vereiste om de veiligheid van de op het dak aanwezige personen te waarborgen.

De blootstelling aan de wind beïnvloedt:

  • de waterbehoefte van de planten;
  • de wortelvorming van de planten;
  • de groei van de planten.

Er moet voorzien worden in kunstmatige bescherming om te zorgen voor een zo gelijkmatig mogelijke luchtstroom voor de planten.

Serres

Wij verwijzen hiervoor naar de Gids Duurzame Gebouwen: Dakserres

 

Bovengrondse landbouw

Activiteiten, voorzieningen of producten die een effect kunnen hebben op het milieu en op de omgeving, zijn opgenomen in een lijst die werd opgesteld door de gewestelijke administratie. Ze worden in het algemeen "ingedeelde inrichtingen" genoemd.

Indien deze inrichtingen opgenomen zijn in de lijst van de ingedeelde inrichtingen, is een milieuvergunning (of een eenvoudige aangifte) noodzakelijk voor het uitoefenen van de activiteit, voor opslag of voor gebruik van de voorzieningen en de betrokken producten.

Er bestaan 6 klassen van milieuvergunningen (3, 2, 1D, 1C, 1B en 1A) volgens een toenemend milieueffect.

De noodzaak van een milieuvergunning manifesteert zich vooral voor stedelijke landbouwprojecten waarbij dieren worden geteeld of gewasbeschermingsmiddelen worden opgeslagen, of bij diversificatie door integratie van een transformatieprocedé voor plantaardige of dierlijke producten.

Hieronder vindt u voorbeelden met betrekking tot het mogelijke gebruik van de stadslandbouw:

  • Inrichting van klasse 3
  • Inrichting van klasse 2
  • Inrichting van klasse 1B en 1A

Opgelet: de milieuvergunningen hebben een beperkte duur. Ze kunnen evolueren met de tijd. Ze worden meestal afgeleverd voor een duur van 15 jaar, eventueel te verlengen.

De houder van een milieuvergunning kan deze overdragen aan een andere exploitant (overname van een activiteit via een procedure van titulariswijziging). Hij kan ook een aanvraag indienen om de inhoud ervan te wijzigen (verhoging van het activteitenvolume, diversificatie, nieuwe uitrustingen of gebruik van nieuwe producten die wijzigingen teweegbrengen in het risicobeheer…).

 

Links en hulpmiddelen:

Voor meer informatie:

Voor steun bij het opstellen van uw dossier voor de vergunningen, raadpleegt u:

  • Als particulier: uw gemeente.
  • Voor de ondernemingen: hub.brussels.

------------------

Inrichtingen van klasse 3 :

Gezien het beperkte milieueffect gaat het hier louter om een verplichte aangifte.

Deze aangifte kan – afhankelijk van het geval – onderworpen zijn aan eventuele betaling van administratieve kosten aan de gemeente.

Procedure

Het antwoord wordt binnen een termijn van 20 dagen afgeleverd, en de aangifte heeft meestal een onbeperkte duur.

In de praktijk is in de volgende gevallen een aangifte van klasse 3 voor een stedelijk landbouwproject vereist:

  • De kweek, de opvang, het hoeden of het houden van dieren (1 groot of 6 à 30 kleine dieren), met uitzondering van sommige vogels (rubriek 115), bijenkorven (rubriek 133) en vissen.
  • De generatoren, ontvangers (met uitzondering van zonnecelpanelen) met een vermogen tussen 100 en 250 kVA.
  • De koelsystemen van meer dan 10 kW maar minder dan 100 kW.

Deze aangifte kan bijvoorbeeld gelden voor:

  • Particulieren met een kippenhok (van 6 tot 30 kippen) in hun tuin.
  • Een tuinbouwer die niet anders kan dan een generator te installeren om zijn irrigatiepompen te laten werken op een perceel dat te ver van een elektriciteitsaansluiting verwijderd is.
  • De inrichting van een kleine koelruimte voor de opslag van voedsel in een stedelijke microboerderij.

Inrichtingen van klasse 2 :

De inrichtingen van klasse 2 hebben een bescheiden effect op het milieu en op de buurt.

Concreet is de milieuvergunning klasse 2 vereist voor activiteiten die typisch worden beoefend op schaal van een ambachtelijke KMO, in het kader van een diversificatie of een stroomafwaartse integratie van filières van stedelijke landbouwproducten.

Merk op dat de stedelijke landbouwer – voor zover hij geen te grote hoeveelheden risicoproducten opslaat, het vermogen van zijn uitrustingen beperkt tot 20 kW en zijn personeel beperkt tot minder dan 7 personen – zijn activiteiten mag diversifiëren zonder een vergunning klasse 1B of 1A te moeten aanvragen.

Procedure

Behoudens uitzonderingen (exploitatie door een rechtspersoon) wordt de vergunning klasse 2 afgeleverd door de gemeentelijke autoriteiten.

Het dossier bestaat uit een specifiek formulier waarin de plannen en verschillende beschrijvingen van de inrichtingen opgenomen zijn. Dit wordt onderworpen aan een openbaar onderzoek van 15 dagen.

De kosten bedragen 125 euro; de indicatieve leveringstermijn is 60 dagen.

In de praktijk is in de volgende gevallen een milieuvergunning klasse 2 vereist voor een stedelijk landbouwproject (in de ruime zin):

  • De kweek, de opvang, het hoeden of het houden van 2 tot 30 grote dieren of van 31 tot 300 kleine dieren (behalve vissen), het kweken van 30 tot 300 vogels, meer dan 3 bijenkolonies in bijenkorven, evenals accommodaties voor dierenverkoop (behalve vissen).
  • De generatoren, ontvangers (met uitzondering van zonnecelpanelen) met een vermogen tussen 250 en 1000 kVA.
  • Koelsystemen van meer dan 100 kW, evenals ventilatiesystemen met een debiet van 20.000 à 100.000m³/u (bijv. grote serre).
  • Werkplaatsen voor de voedseltransformatie, uitgerust met drijfkracht tussen 2 en 20 kW, en met minder dan 7 mensen in dienst (bereiding, bewerking, conditionering, bewaring van producten van plantaardige of dierlijke oorsprong, met uitzondering van restaurantkeukens), met inbegrip van slagerij, bakkerij, banketbakkerij, zuivelbedrijf, kaasmakerij, vishandel…
  • Elektrische ovens met een nominaal vermogen van 20 à 200 kW.
  • Confectiewerkplaatsen op basis van dierlijke of plantaardige grondstoffen (huiden, haren, veren, resp. vlechtwerk, textiel…).
  • Composteercentra met een vermogen van 10 à 1000 ton per jaar.
  • De opslag van plantaardige of dierlijke grondstoffen (behalve afval), in een grootteorde van meestal 5 tot 50 ton.
  • De opslag van mest, gier, meststoffen (ook louter chemische) van 300 kg tot 50 ton.
  • De opslag van 100 tot 1000 kg aan niet-professionele gewasbeschermingsmiddelen of elke opslag van professionele varianten tot 100 kg.
  • De opslag van beenderen, kadavers en bijproducten van het slachten, van 250 kg tot 1 ton (25 à 500 kg voor bepaalde categorieën van dierlijk afval).
  • De detailverkoopwinkels van meer dan 1000m².

Voor de opslagplaatsen voor plantaardig materiaal, oliën, was en dierlijk vet (5 à 50 ton) en de detailverkoopwinkels van meer dan 1000m² is een gunstig advies van de DBDMH een voorvereiste voor de milieuvergunning.

Inrichtingen van klasse 1B en 1A :

De inrichtingen van klasse 1 hebben een belangrijk (1B) tot zeer belangrijk (1A) effect op de omgeving en de buurtschap. Voor deze inrichtingen is een milieuvergunning vereist, afgeleverd door Leefmilieu Brussel.

Procedure

De aanvraag omvat deze keer een gedetailleerd onderzoek van het effect van deze inrichtingen: een effectenrapport uitgevoerd door de aanvrager (1B) of een effectenstudie door een erkend studiebureau (1A).

De vraag wordt vervolgens voorgelegd aan het advies van technische experts en van de overlegcommissie, na openbaar onderzoek.

In de praktijk is in de volgende gevallen een milieuvergunning klasse 1B vereist voor een stedelijk landbouwproject (in de ruime zin):

  • De activiteiten opgesomd bij de inrichtingen van klasse 2, maar waarvoor de maximumgrens wordt overschreden (bijvoorbeeld: drijfkracht hoger dan 20 kW, of meer dan 300 vogels).
  • De slachthuizen (openbare en particuliere) voor gevogelte en andere kleine dieren, slachtdieren en andere grote dieren.
  • Dierentuinen, dierenparken die openstaan voor het publiek (bijv. kinderboerderij).
  • Bierbrouwerijen, mouterijen en distilleerderijen en werkplaatsen waar bijbehorende activiteiten plaatsvinden.
  • Biomethaniseercentra.
  • Inrichtingen die gebruik maken van genetisch gemodificeerde en/of pathogene organismen of micro-organismen (GGM of GGO).
  • Bietenrasperij, productie en raffinage van suiker.
  • Werkplaatsen voor de bereiding van azijn en azijnderivaten.
  • Intensieve visteelt en aquacultuur van uitheemse en plaatselijk niet-voorkomende soorten.
  • Vismeel- en visoliefabrieken.

Voor het fokken van meer dan 60.000 hennen of 85.000 kippen, of voor meer dan 3.000 plaatsen voor mestvarkens van meer dan 30 kg en 900 plaatsen voor zeugen is dan weer een milieuvergunning van klasse 1A vereist.

Gewasbeschermingsmiddelen zijn pesticiden die specifiek worden gebruikt om gewassen te beschermen tegen schadelijke organismen (o.a. insecticiden en fungiciden) of onkruid te bestrijden (herbiciden). Ze worden zowel in de landbouw als in tuinen gebruikt. Het gebruik van deze producten mag enkel worden overwogen als laatste redmiddel in het kader van de geïntegreerde strijd, d.w.z. wanneer alle niet-chemische (fysieke, manuele, mechanische, teelt-, thermische of biologische) alternatieve methoden ondoeltreffend blijken bij de controle van een schadelijk organisme onder een aanvaardbare drempel.

Keuze van het product

  • Het is verboden gewasbeschermingsmiddelen te houden of te gebruiken die niet toegelaten zijn in België. Alle producten die op de markt mogen worden gebracht in België kan u terugvinden door de federale website Fytoweb te raadplegen.  
    De producten voor amateurgebruik bevatten een "G" in hun toelatingsnummer voor garden (bijv. 9524G/B), terwijl de producten die voorbehouden zijn voor professioneel gebruik een "P" bevatten voor professioneel (bijv. 1044P/B)De toegelaten pesticiden zijn enkel toegestaan voor bepaalde teelten en bepaalde organismen. De dosis, gebruiksfrequentie en eventuele specifieke maatregelen om het risico te beperken (bv. bufferzones van 2 tot 30m, driftreducerend percentage...) die zijn opgenomen op fytoweb en op het etiket zijn bindend.
  • Indien u gecertificeerd bent in biologische landbouw of bezig bent met het certificeringsproces zal u bovendien de lijst van de actieve stoffen die toegelaten zijn in de biologische landbouw, die zijn opgenomen in bijlage II van de verordening (EG) nr. 889/2008 die van toepassing is, moeten naleven. Deze link bevat de lijst van producten die gehomologeerd zijn voor de biologische landbouw in België.

Fytolicentie

Beschikken over een fytolicentie van het type P2 of P3 (certificaat afgeleverd door de federale regering) is verplicht om gewasbeschermingsmiddelen voor professioneel gebruik te kopen, op te slaan en te gebruiken. Een fytolicentie van type P1 volstaat voor de assistenten en arbeiders die de producten gebruiken, maar ze niet zelf kopen, kiezen of de voorraad beheren en die dus werken onder de autoriteit van een houder van een fytolicentie van type P2 of P3.  

Gebruik

Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen wordt geregeld door een reeks van gewestelijke en federale reglementaire bepalingen, die de nadelige gevolgen van pesticiden op de gezondheid van mens en dier en het leefmilieu willen beperken. Opgelet: de producten die kunnen worden gebruikt in de biologische landbouw, de biopesticiden en andere ecologisch gecertificeerde producten zijn ook gewasbeschermingsmiddelen en dus onderworpen aan dezelfde wetgeving als de synthetische moleculen.

Naast het zorgvuldig volgen van de instructies op het etiket van elk product moet u bijgevolg ook rekening houden met:

  • De wetgeving omtrent het gebruik, de opslag en het beheer van afval van pesticiden. Opgelet: sinds 20 augustus 2015 is de opslag van gewasbeschermingsmiddelen onderworpen aan een milieuvergunning (vergunning van klasse II voor de opslag van minder dan 100 kg van producten voor professioneel gebruik).
  • Het algemene verbod op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de openbare ruimte.
  • Het bijhouden van een register met alle gebruikte gewasbeschermingsmiddelen, dat minstens 5 jaar moet worden bewaard.

Opgelet: het gebruik van pesticiden is nooit zonder risico! Onafhankelijk van de aard van het product of het soort van behandeling raden we aan handschoenen van neopreen of nitril, een beschermingsbril of -masker en rubberen laarzen te dragen.  Bij ongevallen met pesticiden moet u contact opnemen met het Antigifcentrum op het nr. 070 245 245 (gratis oproep 24/7). De "aanwijzingen voor de geneesheer" en de "aanwijzingen voor eerste hulpverlening" bevinden zich op het etiket van elk gewasbeschermingsmiddel en moeten aan de contactpersoon worden bezorgd.  

 

Links en hulpmiddelen:

 

Wetgeving:

De inplanting van bijenkorven in de stad moet omzichtig gebeuren. Want het introduceren van honingbijen kan een niet te onderschatten impact hebben op de reeds aanwezige wilde soorten: concurrentie voor het voedsel (pollen en nectar), overdracht van besmettelijke ziekten en wijziging in de samenstelling van de flora. Vooraleer een bijenkorf te installeren dient u dus een raming te maken van de hoeveelheid voedsel in de buurt, de aanwezigheid van tamme soorten en wilde bestuivers, onmisbaar voor de voortplanting van vele soorten.

U dient dus zeker een opleiding te volgen bij professionals vooraleer te beginnen met bijenteelt. Er bestaan verscheidene opleidingen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, onder meer bij SRABE (Société royale d’Apiculture de Bruxelles et ses environs), CARI en Apis Bruoc Sella (zie referentielijst).

In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is de installatie van bijenkasten onderworpen aan verscheidene regels.

Inplanting en constructie: de bijenkorven moeten op een afstand van minstens 20 meter van de woningen of van de openbare weg geplaatst worden. Die afstand kan beperkt worden tot 10 meter als er zich tussen de bijenkorven en de woning of openbare weg een vol obstakel bevindt van twee meter hoog (Veldwetboek, art. 88, 7°).
Verder zijn er sommige zones onderworpen aan specifieke reglementeringen. Dat geldt onder meer voor moestuinen ter beschikking gesteld door het Gewest, waar bijenkorven niet toegestaan zijn. Ook in gewestelijke groene ruimten is een herziening van de toelatingsvoorwaarden aan de gang om de invoering van bijenkorven voor pedagogische en sensibiliseringsprojecten te beperken.

Milieuvergunning: bij meer dan 3 bijenkorven is een milieuvergunning klasse 2 vereist. Een stedenbouwkundige vergunning kan ook nodig zijn bij de constructie van een bijenhotel. In beide gevallen dient u informatie in te winnen en stappen te ondernemen bij de diensten van de gemeente waar u met bijenteelt wilt beginnen.
Gedetailleerde informatie over de milieuvergunning is te vinden in Infofiche "Welke vergunningen zijn nodig voor een stadslandbouw-project?".

Registratie en bijdrage: elke imker moet zich registreren bij het FAVV via een formulier te bezorgen aan de lokale controle-eenheid waar de imker van afhangt. Dit formulier is beschikbaar via volgende link: http://www.afsca.be/erkenningen/modelaanvraagformulier.asp
Het FAVV vraagt ook een bijdrage voor elke bijenkast met meer dan 24 productieve[1] koloniën.

Dierenwelzijn: bij het telen van bijen zijn de follow-up van een dierenarts en de aangifte van bepaalde schadelijke ziekten en organismen verplicht. Als het FAVV bevel geeft tot de vernietiging van koloniën omwille van ziekte, kan de bijenteler een schadevergoeding ontvangen.

Honingproductie: de etikettering, autocontrole en traceerbaarheid van honing zijn gereglementeerd.

Register: alle gegevens over behandelingen van een dierenarts, de aard en de oorsprong van de honing, de controles… moeten vermeld zijn in registers die 5 jaar moeten bewaard worden.
Op de website van het FAVV is meer informatie te vinden over registratie en bijdrage; honingproductie, dierenwelzijn en registers: http://www.afsca.be/bijenteelt/

Verzekering: Een verzekering burgerlijke aansprakelijkheid aangepast aan de bijenteelt is vereist. Die is meestal inbegrepen in het lidmaatschap van sectorverenigingen (SRABE, CARI, enz.)

 

Links en hulpmiddelen:

[1] Kolonie: elke groep bijen met koningin en ongeveer 15.000 werksters of 1,5 kg.

Artikel 5 van de ordonnantie betreffende de co-existentie van genetisch gemodificeerde teelten met gangbare en biologische teelten (3 april 2014) bepaalt dat "elke teelt van genetisch gemodificeerde planten in de open lucht  verboden is".

Dit verbod geldt niet voor serreteelten of andere gesloten teeltsystemen waar "de verspreiding van pollen geen enkele rol speelt".

 

Links en hulpmiddelen:

Wie een plek zoekt voor landbouwuitbating zal in een eerste reflex onderzoeken welke opportuniteiten nog beschikbaar zijn: grond is immers schaars en gezocht in dit Gewest dat steeds dichter bebouwd en meer verstedelijkt is. Welk terrein ligt braak en is bruikbaar? Welk gebouw is niet meer in gebruik en is geschikt voor reconversie?

  • De bestemmingen volgens het Gewestelijk Bodembestemmingsplan GBP
    Elk perceel op het grondgebied heeft een wettelijke bestemming, beslissend voor de toegestane activiteiten. In Brussel definieert het Gewestelijk Bodembestemmingsplan de bestemming van elke ruimte (groene ruimte, landbouwzones, woonzones…). Dit plan staat het hoogst in de hiërarchie: het heeft bindende kracht en reglementaire waarde.
  • De gemeentelijke lokale planning: het BPA
    Wat kleinere delen van het grondgebied aangaat, kunnen de gemeenten Bijzondere Plannen van Aanleg (BPA’s) goedkeuren. Deze plannen met reglementaire waarde en bindende kracht moeten de toekomst van een wijk of (al dan niet bebouwd) huizenblok omkaderen volgens zijn/haar ligging en behoeften. Hierin worden gedefinieerd: het detail van de bestemmingen, de inplanting en volumetrie, de looplijn van wegen en toegangswegen…
  • De gemeentelijke strategische planning: het GemOP
    Sommige gemeenten beschikken over een Gemeentelijk Ontwikkelingsplan (GemOP). Deze plannen hebben een richtwaarde en leggen de strategische lijnen vast inzake aanleg en ontwikkeling van het gemeentelijk grondgebied. Duurzame ontwikkeling, stadslandbouw en ondersteuning voor lokale en geïntegreerde economie zijn krachtlijnen die hierin kunnen passen.
  • Een nieuw gewestelijk strategisch instrument: het RPA of Richtplan van Aanleg
    Het gewijzigde BWRO lanceert het RPA als instrument met het voordeel dat het zowel de strategische als de reglementaire aspecten van ruimtelijke ordening oriënteert. Met dit RPA kunnen voor gronden met specifieke uitdagingen (o.a. waar stadslandbouw mogelijk zou zijn) grote aanlegprincipes vastgelegd worden, en kan een reglementaire waarde eraan gekoppeld worden voor bepaalde voorzieningen. Het herroept de bepalingen van andere plannen die er strijdig mee zijn (GBP, BPA, GSV of GSR, verkavelingsvergunning).
  • De stadslandbouw tegenover een zeker juridisch vacuüm
    Belangrijke precisering: de meeste van deze plannen (behalve het RPA) werden opgesteld vóór de revival van de stadslandbouw. Dit verklaart waarom hun bepalingen helemaal geen rekening houden met deze functie als mogelijke activiteit die haar plaats heeft in de stad.

Om de hiërarchie van de plannen en de recente reglementaire evoluties te begrijpen:

Vademecum over de hervorming van het BWRO (13 december 2017)

Links en hulpmiddelen:

De landschappelijke, historische, erfgoed-, of ecologische kwaliteit van het Brussels Gewest houdt vast aan de bescherming van bepaalde sites of panden die erkenning genieten voor hun uitzonderlijke of opvallende waarde. Dergelijke plekken kunnen op het eerste gezicht geschikt lijken voor stadslandbouw maar evenzeer onderhevig zijn aan wettelijke vereisten.

Vaak is er een combinatie van beschermingsmiddelen voor eenzelfde site.

  • Groene zones met hoge biologische waarde
    Het GBP (zie Infofiche "Waar en welk project kan men ontwikkelen volgens de Brusselse planning?") heeft een dertigtal sites bestemd tot groene zone met hoge biologische waarde. Ze liggen vaak op de gewestrand, waar een belangrijk niveau van behoud en regeneratie van het natuurlijke milieu gerechtvaardigd is. Handelingen en werken zijn er ernstig beperkt en altijd georiënteerd op bescherming van het milieu of van soorten.
  • Natuurreservaten
    Het Gewest telt 14 natuurreservaten (130 ha), veeleer zeldzame milieus in Brussel met hun kwaliteiten op het vlak van landschap en biodiversiteit: valleien, moeras, grasland, bos, bronnen en waterlopen… Stadslandbouw is er niet noodzakelijk uitgesloten, maar elk landbouwproject moet deze natuurlijke rijkdommen beschermen of zelfs versterken. De Ordonnantie betreffende het natuurbehoud is er van toepassing.
  • Zone Natura 2000
    Meerdere sites en natuurreservaten maken deel uit van het Europese netwerk Natura 2000. Het gaat om drie zones in Brussel. De bescherming is er versterkt: het Gewest heeft zich immers ertoe geëngageerd om het behoud op lange termijn van specifieke habitats en hun opmerkelijke soorten te garanderen. Toch sluit dit niet alle vormen van landbouw uit.
  • Beschermde gebouwen, sites of monumenten
    (Semi-)natuurlijke sites, openbare of privégebouwen, monumenten, opmerkelijke bomen worden beschermd wegens hun erfgoedkundig belang en de sleutelrol die ze spelen als getuige en erfenis van een bepaalde tijd. De beschermingsmaatregel is de toevoeging aan de inventaris, of op de lijst voor bescherming. De effecten zijn verschillend, maar voor elk project wordt een specifiek onderzoek gevoerd.

 

Links en hulpmiddelen:

Pour

Een landbouwproject in een stedelijke omgeving inplanten en runnen, veronderstelt dat men alle geldende reglementering naleeft. Om op de hoogte te zijn van de verplichtingen inzake stedenbouw en ruimtelijke ordening moet men de volgende zaken nagaan:

  • De gevolgen van de kenmerken van het project (gebruik van de bodem en het gebouw, eventuele nieuwe constructie, landbouw in volle grond, in bakken of op het dak, soort teelt, enz.)
  • De locatie van het project:
    Men moet zich afvragen welke locatie voor het project wenselijk is (afhankelijk van de nodige ruimte, de mogelijkheden en de eigenschappen van de buurt…) en daarnaast moet men ook nagaan  waar een vestiging mogelijk is.
  • De geldende wetgeving:
    Er zijn verschillende gewestelijke en gemeentelijke plannen, ordonnanties en wetten, van toepassing met een impact die kan verschillen van wijk tot wijk en van perceel tot perceel. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest legt het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening (BWRO) de stedenbouwkundige regels vasten bepaalt het in dit verband de hiërarchie tussen de verschillende bestuursniveaus. Het BWRO werd recent gewijzigd (hervorming: Ordonnantie van 13/10/2017).
  • De geldende plannen:
    GBP (Gewestelijk Bodembestemmingsplan) – BPA (Bijzonder Plan van Aanleg) – RPA (Richtplan van Aanleg):
    Deze plannen organiseren het grondgebied op schaal van zones, gebieden, wijken, huizenblokken. Ze bestaan uit schriftelijke en grafische (kaarten) voorschriften. Zij bepalen de bestemmingen per zone en de activiteiten die er al dan niet ontwikkeld mogen worden (zie Infofiche "Waar en welk project kan men ontwikkelen volgens de Brusselse planning?").
  • De stedenbouwkundige reglementen:
    GSV (Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening) – GemSV (Gemeentelijke Stedenbouwkundige Verordening) – GGemSV (Gezoneerde Gemeentelijke Stedenbouwkundige Verordening): deze reglementeringen bepalen de verplichtingen en normen die gelden op het niveau van het perceel, het gebouw en zijn onmiddellijke omgeving. Ze omkaderen de integratie van een project in de wijk en de bebouwing eromheen (zie Infofiches "Welke vergunning en reglementering voor de inrichting van infrastructuren op het dak?" en "Welke vergunning en reglementering voor indoor stadslandbouw-project?", rubriek Bovengronds – Reglementaire informatie).
  • De stedenbouwkundige vergunning:
    Deze is vaak nodig om stadslandbouwprojecten te realiseren: voor de inplanting van nieuwe infrastructuren of technische lokalen, of gewoon om de bestemming - en het gebruik - van een al dan niet bebouwde plek te wijzigen (zie Infofiches "Welke vergunningen zijn nodig voor een stadslandbouwproject?", "Welke vergunning en reglementering voor de inrichting van infrastructuren op het dak?" en "Welke vergunning en reglementering voor indoor stadslandbouw-project?", rubriek Bovengronds – Reglementaire informatie).
  • De bescherming van het erfgoed en van de biodiversiteit:
    Daarnaast zijn er ook nog specifieke maatregelen voor bescherming van sites met hoge ecologische, historische of erfgoedwaarde. Specifieke regels beogen hun bescherming en kunnen bepaalde projecten beteugelen. Cartografische tools helpen u handig om de betrokken geografische zones te identificeren (zie Infofiche "Wat zijn de specifieke verplichtingen voor een beschermde site?").

Opgelet: afhankelijk van de technische specificiteiten hebben inrichtingen voor stadslandbouw soms ook een milieuvergunning nodig (zie Infofiche "Voor welke inrichtingen is een milieuvergunning noodzakelijk?").

De betrokken projecten moeten zich ook schikken naar de voedselnormen van het FAVV en in voorkomend geval naar de eigen normen voor certificaten en labels (bio, criteria Good Food), enz.

Algemene Info: https://stedenbouw.irisnet.be/spelregels/het-brussels-wetboek-van-ruimtelijke-ordening-bwro

Links en hulpmiddelen:

Eerst is een evaluatie nodig van de inherente behoeften van de activiteit, in termen van ruimte in open lucht en ruimte in hetgeen gebouwd is, de noodzakelijke minimumoppervlakte, de bereikbaarheid, nabijheid of integendeel afstand tot het dichte stadsweefsel.

Het Brussels Gewestelijk grondgebied biedt weliswaar beperkte maar optimaliseerbare mogelijkheden:

  • Een stadslandbouw-project in de volle grond, op grote oppervlakte ontwikkelen
    De excentrisch gelegen wijken in de tweede kroon en naast de ring hebben nog beschikbare terreinen van min of meer grote afmetingen. Sommige werden altijd al geëxploiteerd door een landbouwactiviteit, andere veranderden gedeeltelijk of volledig van bestemming, nog andere liggen nog braak.
    Het is belangrijk zich te richten op enerzijds de bestaande situatie, anderzijds de bestemming die wordt toegestaan volgens de geldende plannen (zie Infofiche "Waar en welk project kan men ontwikkelen volgens de Brusselse planning?").
  • Een stadslandbouw-project in de volle grond, op kleine oppervlakte ontwikkelen
    Overal in het stedelijke weefsel kunnen kleine ruimtes weer ingepalmd worden voor gewassen, groenteteelt en (klein)veeteelt (zie Infofiche "Hoe pas ik mijn landbouwproject aan de beperkte oppervlakte van de productiesites in Brussel aan?", rubriek Technische informatie). Voorwaarde is natuurlijk dat alle vereiste voorwaarden en vergunningen verenigd zijn, en vooral ook een akkoord met de eigenaar van de locatie (zie Infofiche "Welke vergunningen zijn nodig voor een stadslandbouwproject?").
  • Een stadslandbouw-project zonder grond
    In het bebouwde weefsel worden vele locaties momenteel niet uitgebaat: ze zijn klaar voor reconversie, voor een nieuwe bestemming, beschikbaar en potentieel bruikbaar. De typologie is breed: kleinere en grotere kelders, industriële ruimtes, oude werkplaatsen en opslagplaatsen, zichtbaar vanaf de straat of in huizenblokken, op daken, achter muren… en wachtend op een bestemming…

 

Links en hulpmiddelen:

Vermits Brussel erg weinig landbouwgebouwen telt, zal een indoorproject noodzakelijkerwijze een reconversie of een nieuwe constructie impliceren. Om het even of het om hydrocultuur, champignon- of witlofteelt gaat, of eender welke andere productie: hoe dan ook is er de kwestie van nodige vergunningen, bestemmingsplannen en geldende reglementeringen.

Het is een erg complexe materie. Aarzel niet om professionele specialisten te betrekken bij uw zoektocht. U kunt ook terecht bij de stedenbouwkundige dienst van uw gemeente: deze organiseert geregeld permanenties t.a.v. zijn burgers. Overweeg deze reflectiebasis in 3 stappen:

  • Welk gebouw, welke bestemming?
    Productieve activiteiten worden op meer of minder beperkende wijze toegestaan in gebouwen, afhankelijk van de zones van het GBP (zie Infofiche "Waar en welk project kan men ontwikkelen volgens de Brusselse planning?"). Er zijn drempels vastgesteld: in een zone met residentieel overwicht is 250 m² productieactiviteit toegestaan, terwijl in een stedelijke industriezone diezelfde productieactiviteit de eerste activiteit is. Sommige zones beschikken ook over een bijzonder plan van aanleg (BPA) dat een vervollediging kan preciseren omtrent toekomstig toegestaan gebruik.Andere belangrijke kwesties: check goed de stabiliteit van het goed, zijn status als erfgoed en de beschermingsmaatregelen. Anderzijds wordt onderdrukking van woongelegenheid verboden of sterk belemmerd volgens het GBP (voorschrift 0.12).
  • Een stedenbouwkundige vergunning aanvragen, hoe doe je dat?
    Als het om een wijziging van bestemming gaat, of om een nieuwe constructie, dan is een stedenbouwkundige vergunning altijd noodzakelijk. Een project dat structurele wijzigingen impliceert, vergt de interventie van een architect. In het algemeen is deze altijd een goede raadgever: hij kan anticiperen op technische vragen en helpen bij administratieve stappen.Goed om te weten: check ook altijd of een milieuvergunning wordt gevraagd (zie Infofiche "Voor welke inrichtingen is een milieuvergunning noodzakelijk?")
  • Welke regels zijn van toepassing?
    De Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening (GSV) geldt voor elk project met wijziging van een gebouw, dus ook de stadslandbouw-projecten. Ze geldt zowel bij nieuwbouw als bij een transformatie. Het gaat dan vooral om titel 1 van de GSV. Bij de redactie hiervan werd echter geen rekening gehouden met de revival van deze functies in de stad. Sommige gemeenten beschikken over een Gemeentelijke Stedenbouwkundige Verordening (GemSV) of over een Gezoneerde Gemeentelijke Stedenbouwkundige Verordening (GGemSV).

 

Links en hulpmiddelen:

Vooraleer zich te vestigen en handelingen en activiteiten uit te voeren, is het altijd aangewezen te controleren of een stedenbouwkundige vergunning (SV) nodig is. Deze vergunning, uitgereikt door de gemeente of soms door het Gewest, geeft toestemming tot uitvoering van handelingen of werkzaamheden zoals bouw of renovatie van een gebouw, wijziging van bestemming van de site, gevoelige wijziging van het bodemreliëf, ontbossing, plaatsing van uithangbord, wegwijziging, enz.

  • Te volgen procedure
    Ga op zoek naar correct advies. De betrokken gemeente is uw eerste gesprekspartner: op basis van een beschrijving en/of schema kan een openbare dienst de eigenschappen van het project en van de site onderzoeken. Zij maken u wegwijs in modaliteiten en te ondernemen stappen. Opgelet: de SV moet absoluut afgeleverd zijn vóór de uitvoering van werken; dit zal enkele maanden duren.
  • Werken "van geringe omvang"
    Vooraleer ons te verdiepen in de vele facetten van deze procedures bekijken we eerst de zogenaamde "werken van geringe omvang". Deze kunnen vrijgesteld zijn van SV of het voorwerp van een vereenvoudigde procedure zijn, voor zover de geldende wetgeving gerespecteerd wordt. Er werd een uitgebreide lijst goedgekeurd.
  • Indien een stedenbouwkundige vergunning vereist is
    De SV’s moeten in overeenstemming zijn met de geldende stedenbouwkundige plannen en reglementen. In sommige gevallen kunnen afwijkingen op de reglementen worden toegestaan, op voorwaarde dat ze expliciet worden gerechtvaardigd door de aanvrager, en goedgekeurd door de overheid die de vergunning aflevert.

 

Links en hulpmiddelen:

Inleiding

Vooraleer van start te gaan en allerlei werken aan te vatten, is het altijd raadzaam na te gaan of een stedenbouwkundige vergunning (SV) vereist is en welke stedenbouwkundige regels nageleefd moeten worden, zelfs als er geen vergunning nodig is. De vergunning is een door de gemeenten of in sommige gevallen door het Gewest verleende toelating om handelingen of werken uit te voeren die nodig zijn om de locatie in te richten en de landbouwactiviteit mogelijk te maken.

Voor welke handelingen en werken is een vergunning vereist?

Het BWRO (artikel 98, § 1) bepaalt welke handelingen en werken een vergunning vereisen. Het doel bestaat erin de technische conformiteit, de stevigheid, de veiligheid, het esthetische aspect en de integratie in de natuurlijke en bouwomgeving te waarborgen. De lijst die vervat is in het BWRO is niet specifiek afgestemd op de stadslandbouw (die nog zeer beperkt was op het ogenblik dat de voorschriften opgesteld werden). Niettemin kunnen we volgende handelingen en werken vermelden (zonder volledig te willen zijn):

  • Bouw of renovatie van een gebouw (voor landbouw-, woon-, opleidings- of andere doeleinden);
  • Installatie van infrastructuur zoals landbouwserres, stallingen voor dieren, opslaglokalen, tanks;
  • Bestemmingswijziging van een locatie (in het bijzonder voor binnenproductie waarbij een niet voor productie bestemd gebouw aangepast wordt of voor landbouwactiviteiten op het dak);
  • Aanzienlijke wijziging van het bodemreliëf, met inbegrip van bijvoorbeeld het graven van een vijver;
  • Boring van een put;
  • Ontbossing, vellen, verplaatsen en alle andere handelingen die hoogstammige bomen in gevaar brengen, maar meer algemeen ook elke wijziging van de vegetatie in beschermde gebieden;
  • Plaatsing van een uithangbord;
  • Wijziging van wegenis, wijzigingen inzake toegankelijkheid en toegangswegen.

Werken “van geringe omvang”

De zogeheten werken “van geringe omvang” kunnen vrijgesteld zijn van SV of het voorwerp uitmaken van een vereenvoudigde procedure (zonder advies van bepaalde instanties, zonder verplichte inschakeling van een architect), voor zover ze voldoen aan de geldende regelgeving. De volledige lijst werd aangenomen bij regeringsbesluit. In de gids van de belangrijkste stedenbouwkundige en territoriale voorschriften die van toepassing zijn op stadslandbouwprojecten wordt een selectie gegeven van elementen die betrekking kunnen hebben op projecten voor stadslandbouw (p. 28 van de gids). Het Gewest werkt momenteel aan een herziening van deze lijst en van het besluit.

Welke plannen en verordeningen zijn van toepassing?

De SV’s moeten in overeenstemming zijn met de geldende plannen (zie infofiche “Waar en welk project kan men ontwikkelen volgens de Brusselse planning?”) en de geldende stedenbouwkundige verordeningen (gewestelijk: GSV, gemeentelijk: GemSV, specifiek: SGemV of zonaal: ZGemV. De huidige GSV dateert van 2006 en omvat geen specifieke regels voor de stadslandbouw. Deze verordening wordt momenteel herzien. In bepaalde gevallen kunnen afwijkingen van de verordeningen toegestaan worden, op voorwaarde dat ze uitdrukkelijk verantwoord worden door de aanvrager, het voorwerp uitmaken van de speciale regelen van openbaarmaking en goedgekeurd worden door de overheid die de vergunning afgeeft.

In de praktijk zijn de buurtbewoners vaak op hun hoede voor projecten met verhoging en/of inname van dakruimten en binnenterreinen van huizenblokken, vooral als het project gesitueerd is in overwegend residentiële wijken.

Te volgen procedure

Het is nuttig te beginnen met een beschrijving en een locatieschema, dat als basis zal dienen voor de analyse van de reglementaire voorwaarden, vereisten en implicaties.  Win goede raad in. De betrokken gemeente is een belangrijke gesprekspartner: ze kan als openbare dienst de kenmerken van het project en de locatie onderzoeken. De gemeente zal u verder wegwijs maken. Op gewestelijk niveau beschikt hub.brussels over een dienst die projectdragers helpt met aanvragen voor stedenbouwkundige en milieuvergunningen. Een SV-aanvraag moet ingediend worden aan de hand van een SV-aanvraagformulier (bijlage 1) dat hier gedownload kan worden. Opgelet: de uitvoering van de werken mag niet aangevat worden voordat de SV is afgegeven en het verkrijgen ervan neemt enkele maanden in beslag.

Welke vergunning(en) voor welke infrastructuur?

Belangrijk: er gelden specifieke en strengere regels voor beschermd erfgoed (zie infofiche “Wat zijn de specifieke verplichtingen voor een beschermde site?”).

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de vergunningen die desgevallend nodig zijn voor het installeren van landbouwinfrastructuur. Zoals eerder aangegeven is specifieke infrastructuur voor stadslandbouw een recent gegeven waarvan de stedenbouwkundige implicaties nog niet tot uiting komen in de regelgeving. De onderstaande informatie is dan ook een vrije interpretatie van de bestaande regelgevingen en moet afgetoetst worden met de dienst stedenbouw van uw gemeente.

Meer details over vrijstellingen (van SV, van het advies van de gemeente of het Gewest, van de verplichting een beroep te doen op een architect) zijn te vinden op pagina 30 van de Gids en stand van zaken van de belangrijkste stedenbouwkundige en territoriale voorschriften die van toepassing zijn op stadslandbouwprojecten.

Infrastructuur SV? Vrijstelling van SV? Milieuvergunning?
Bouw van een gebouw Ja   Nee
Renovatie van een gebouw Ja Als de renovatie beperkt blijft tot het plaatsen of wegnemen van binneninstallaties zoals sanitaire, elektrische, verwarmings-, isolatie-, verluchtings- of telecommunicatie-installaties. Nee
Serres Ja   Nee
Stallingen voor dieren, opslagruimten (hut, container, enz.) Ja Enkel voor bijgebouw van max. 9m², max. 3m hoog, vrijstaand van het hoofdgebouw in het gebied voor koeren en tuinen Nee
Tanks Ja Als grondinname <9m² of indien ingegraven Nee
Vijvers Ja Indien siervijver van max. 20m² in het gebied van koeren en tuinen op min. 2 m van de naburige eigendommen. Nee
Boring Ja   Ja
Ontbossing Ja

Snoeien van levende takken met een omtrek van minder dan 10 cm

Uitroeiing van invasieve soorten

Vellen van dode bomen

Nee
Wijziging van wegenis Ja   Nee

Links en bronnen

  • Praktische stedenbouwgids (2014)
  • Gewestelijke dienst: https://hub.brussels/nl/services/stedenbouwkundige-vergunning/https://hub.brussels/nl/services/
  • Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 13 november 2008 gekend als besluit “geringe omvang”.
  • Gids van de belangrijkste stedenbouwkundige en territoriale voorschriften die van toepassing zijn op stadslandbouwprojecten

    Inleiding

    Vooraleer van start te gaan en allerlei werken aan te vatten, is het altijd raadzaam na te gaan of een stedenbouwkundige vergunning (SV) vereist is en welke stedenbouwkundige regels nageleefd moeten worden, zelfs als er geen vergunning nodig is. De vergunning is een door de gemeenten of in sommige gevallen door het Gewest verleende toelating om handelingen of werken uit te voeren die nodig zijn om de locatie in te richten en de landbouwactiviteit mogelijk te maken.

    Voor welke handelingen en werken is een vergunning vereist?

    Het BWRO (artikel 98, § 1) bepaalt welke handelingen en werken een vergunning vereisen. Het doel bestaat erin de technische conformiteit, de stevigheid, de veiligheid, het esthetische aspect en de integratie in de natuurlijke en bouwomgeving te waarborgen. De lijst die vervat is in het BWRO is niet specifiek afgestemd op de stadslandbouw (die nog zeer beperkt was op het ogenblik dat de voorschriften opgesteld werden). Niettemin kunnen we volgende handelingen en werken vermelden (zonder volledig te willen zijn):

    • Bouw of renovatie van een gebouw (voor landbouw-, woon-, opleidings- of andere doeleinden);
    • Installatie van infrastructuur zoals landbouwserres, stallingen voor dieren, opslaglokalen, tanks;
    • Bestemmingswijziging van een locatie (in het bijzonder voor binnenproductie waarbij een niet voor productie bestemd gebouw aangepast wordt of voor landbouwactiviteiten op het dak);
    • Aanzienlijke wijziging van het bodemreliëf, met inbegrip van bijvoorbeeld het graven van een vijver;
    • Boring van een put;
    • Ontbossing, vellen, verplaatsen en alle andere handelingen die hoogstammige bomen in gevaar brengen, maar meer algemeen ook elke wijziging van de vegetatie in beschermde gebieden;
    • Plaatsing van een uithangbord;
    • Wijziging van wegenis, wijzigingen inzake toegankelijkheid en toegangswegen.

    Werken “van geringe omvang”

    De zogeheten werken “van geringe omvang” kunnen vrijgesteld zijn van SV of het voorwerp uitmaken van een vereenvoudigde procedure (zonder advies van bepaalde instanties, zonder verplichte inschakeling van een architect), voor zover ze voldoen aan de geldende regelgeving. De volledige lijst werd aangenomen bij regeringsbesluit. In de gids van de belangrijkste stedenbouwkundige en territoriale voorschriften die van toepassing zijn op stadslandbouwprojecten wordt een selectie gegeven van elementen die betrekking kunnen hebben op projecten voor stadslandbouw (p. 28 van de gids). Het Gewest werkt momenteel aan een herziening van deze lijst en van het besluit.

    Welke plannen en verordeningen zijn van toepassing?

    De SV’s moeten in overeenstemming zijn met de geldende plannen (zie infofiche “Waar en welk project kan men ontwikkelen volgens de Brusselse planning?”) en de geldende stedenbouwkundige verordeningen (gewestelijk: GSV, gemeentelijk: GemSV, specifiek: SGemV of zonaal: ZGemV. De huidige GSV dateert van 2006 en omvat geen specifieke regels voor de stadslandbouw. Deze verordening wordt momenteel herzien. In bepaalde gevallen kunnen afwijkingen van de verordeningen toegestaan worden, op voorwaarde dat ze uitdrukkelijk verantwoord worden door de aanvrager, het voorwerp uitmaken van de speciale regelen van openbaarmaking en goedgekeurd worden door de overheid die de vergunning afgeeft.

    In de praktijk zijn de buurtbewoners vaak op hun hoede voor projecten met verhoging en/of inname van dakruimten en binnenterreinen van huizenblokken, vooral als het project gesitueerd is in overwegend residentiële wijken.

    Te volgen procedure

    Het is nuttig te beginnen met een beschrijving en een locatieschema, dat als basis zal dienen voor de analyse van de reglementaire voorwaarden, vereisten en implicaties.  Win goede raad in. De betrokken gemeente is een belangrijke gesprekspartner: ze kan als openbare dienst de kenmerken van het project en de locatie onderzoeken. De gemeente zal u verder wegwijs maken. Op gewestelijk niveau beschikt hub.brussels over een dienst die projectdragers helpt met aanvragen voor stedenbouwkundige en milieuvergunningen. Een SV-aanvraag moet ingediend worden aan de hand van een SV-aanvraagformulier (bijlage 1) dat hier gedownload kan worden. Opgelet: de uitvoering van de werken mag niet aangevat worden voordat de SV is afgegeven en het verkrijgen ervan neemt enkele maanden in beslag.

    Welke vergunning(en) voor welke infrastructuur?

    Belangrijk: er gelden specifieke en strengere regels voor beschermd erfgoed (zie infofiche “Wat zijn de specifieke verplichtingen voor een beschermde site?”).

    Onderstaande tabel geeft een overzicht van de vergunningen die desgevallend nodig zijn voor het installeren van landbouwinfrastructuur. Zoals eerder aangegeven is specifieke infrastructuur voor stadslandbouw een recent gegeven waarvan de stedenbouwkundige implicaties nog niet tot uiting komen in de regelgeving. De onderstaande informatie is dan ook een vrije interpretatie van de bestaande regelgevingen en moet afgetoetst worden met de dienst stedenbouw van uw gemeente.

    Meer details over vrijstellingen (van SV, van het advies van de gemeente of het Gewest, van de verplichting een beroep te doen op een architect) zijn te vinden op pagina 30 van de Gids en stand van zaken van de belangrijkste stedenbouwkundige en territoriale voorschriften die van toepassing zijn op stadslandbouwprojecten.

    Infrastructuur SV? Vrijstelling van SV? Milieuvergunning?
    Bouw van een gebouw Ja   Nee
    Renovatie van een gebouw Ja Als de renovatie beperkt blijft tot het plaatsen of wegnemen van binneninstallaties zoals sanitaire, elektrische, verwarmings-, isolatie-, verluchtings- of telecommunicatie-installaties. Nee
    Serres Ja   Nee
    Stallingen voor dieren, opslagruimten (hut, container, enz.) Ja Enkel voor bijgebouw van max. 9m², max. 3m hoog, vrijstaand van het hoofdgebouw in het gebied voor koeren en tuinen Nee
    Tanks Ja Als grondinname <9m² of indien ingegraven Nee
    Vijvers Ja Indien siervijver van max. 20m² in het gebied van koeren en tuinen op min. 2 m van de naburige eigendommen. Nee
    Boring Ja   Ja
    Ontbossing Ja

    Snoeien van levende takken met een omtrek van minder dan 10 cm

    Uitroeiing van invasieve soorten

    Vellen van dode bomen

    Nee
    Wijziging van wegenis Ja   Nee

    Links en bronnen

Categorie van hulpbron

Doelgroepen

Taal van de hulpbron

Frans
Dutch
Betalend:neeGratis:ja
Datum van de laatste bijwerking: 13/09/2023